Menu

Premium

Geloven en bewijzen

Bij Johannes 20,19-31

Een grote doos

Neem een grote doos mee, met daarin een knuffelkonijn. Leg een theedoek over de doos. Ga met de kinderen in gesprek en pak, héél voorzichtig en geheimzinnig, de doos erbij. Zet hem zachtjes op de grond of op tafel. Als je veel jonge kinderen hebt, laat je het hierbij. Zijn er meer oudere kinderen, speel het dan verder uit: kijk even onder de theedoek, zonder dat de kinderen iets zien. Fluister eventueel lieve woordjes in de doos.

Wat zit erin de doos?

Vertel dan dat je een konijntje in de doos hebt zitten. Meer zeg je niet. Blijf even stil en vraag dan wie van de kinderen dat gelooft. Vraag waarom wel of niet. Wat zou hen helpen om het te geloven? Even kijken bijvoorbeeld? Denk diep na of je dat goedvindt. Laat dan, heel voorzichtig en heel kort, een klein stukje van het konijnenoor zien. Geloven ze het nu?

Of is er méér nodig? Als ze dat niet nodig vinden, omdat ze overtuigd zijn van de aan- of afwezigheid van het konijn, verzin dan samen welke bewijzen ook nog zouden helpen of niet. Met oudere kinderen kun je nog doorpraten over het verschil tussen ‘geloven’ en ‘zeker weten’.

Laat twee kinderen in de doos voelen. Zij mogen de anderen vertellen wat ze voelden. Geloven de kinderen nu dat er al dan niet een konijn in de doos zit?

Kindernevendienst

Tijdens de kindernevendienst kan nu het verhaal van Tomas verteld worden en de link worden gelegd met het konijn. Je kunt het ook nu meteen doen, dan is de link sterker, ook voor de gemeente. Overleg dit van tevoren met de kindernevendienstleiding.

Het verhaal van Tomas

Tomas had van zijn vrienden gehoord dat Jezus op bezoek was geweest, toen hij er net even niet was. Ze zeiden dat het écht waar was, maar Tomas geloofde het eigenlijk niet zo.

Een week later kwam Jezus weer langs en nu was Tomas er ook bij. Jezus zei: ‘Raak Me maar aan, dan weet je zeker dat Ik het echt ben’. Tomas deed dat, en toen geloofde hij. Of eigenlijk: toen wist hij het zeker.

Jezus zei: ‘Je gelooft omdat je Me gezien hebt. Gelukkig zijn de mensen die Me niet zien en toch geloven.’

Johannes 20:19-31, Johannes 20:24-31

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

De zekerheid van het geloof

Hebreeën 11 begint en eindigt met de mededeling dat er van oudsher mensen zijn geweest die om hun geloof geprezen worden (11,2.39). Daartussen wordt eerst een reeks mensen genoemd met een voorbeeld van hun geloof: Abel, Henoch, Noach, Abraham en Sara, Isaak, Jakob en Esau, Mozes, Rachab, Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel. Daarna volgt nog een aantal groepen: profeten die leeuwen de muil toeklemden of vijandelijke legers op de vlucht deden slaan, vrouwen die hun doden terugkregen, martelaren en andere rondzwervende, mishandelde en vernederde geloofsgetuigen.

Premium

Bestaanszekerheid

‘Niet voor schuren die niet duren gaaft Gij vruchtbaarheid, maar opdat op aarde, in uw goede gaarde, niemand honger lijdt’ (LB 718). We zongen het vrijwel ieder jaar in de oogstdienst. Hoewel enigszins stukgezongen is het nog steeds een adequate weergave van Lucas 12,13-21. Jezus waarschuwt voor hebzucht en het oppotten van bezit. Goederen verzamelen zal je niet helpen als je leven in het geding is. Maar erger nog: je ziel loopt gevaar als je alleen voor jezelf leeft en niet deelt met anderen.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Ruimhartig delen

Onze relatie met God is een van de thema’s die de vier lezingen voor deze zondag gemeenschappelijk hebben. In de evangelielezing onderwijst Jezus zijn leerlingen over gebed als vriendschap. In de Genesislezing zien we hoe het gebed van een van Gods intiemste vrienden in de praktijk gestalte krijgt. In Kolossenzen roept Paulus de gemeente op tot wandelen met God in een relatie die gebouwd is op en geworteld is in Christus. De psalm bezingt biddend die hechte relatie en de verlossing die deze brengt.

Nieuwe boeken