God de Vader en onze schepping (vraag 26 t/m 28)
Onderdeel van de Heidelbergse Catechismus
ZONDAG 9
Vraag 26: Wat gelooft u als u zegt: Ik geloof in God de Vader, de almachtige Schepper van hemel en aarde?
Antwoord: Dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat erin is, uit niets geschapen heeft en ze ook door zijn eeuwige raad en voorzienigheid nog onderhoudt en regeert, omwille van zijn Zoon Christus mijn God en mijn Vader is. Ik vertrouw daarom zo op Hem, dat ik niet twijfel of Hij zal voor mij zorgen met alles wat mijn lichaam en ziel nodig hebben, en ook al het kwaad dat Hij mij in dit tranendal doet overkomen, voor mij ten beste keren. Immers, Hij kan dit doen als een almachtig God en wil het ook doen als een getrouw Vader.
ZONDAG 10
Vraag 27: Wat verstaat u onder de voorzienigheid van God?
Antwoord: De almachtige en alomtegenwoordige kracht van God, waarmee Hij hemel en aarde met alle schepselen als door zijn hand nog onderhoudt en zo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede, ja alle dingen ons niet bij toeval, maar uit zijn vaderlijke hand toekomen.
Vraag 28: Waarom is het voor ons van nut te weten, dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid onderhoudt?
Antwoord: Opdat wij in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar mogen zijn en in alles wat ons nog overkomen kan ons verlaten op onze getrouwe God en Vader, in de zekerheid dat geen schepsel ons van zijn liefde scheiden zal, omdat alle schepselen zo in zijn hand zijn, dat zij zich tegen zijn wil niet kunnen roeren of bewegen.
Onderdeel van de Heidelbergse Catechismus.
Ook onderdeel van een uitgave van de Nederlandse Belijdenisgeschriften (KokBoekencentrum, 2020).