Menu

Premium

Hemelvaart: Christus’ macht bevestigd

Bij Psalm 47, Efeziërs 1,17-23 en Lucas 24,49-53

Het is nog niet eenvoudig om goed en begrijpelijk uit te leggen waar het bij de hemelvaart van Christus precies om gaat. Zo simpel als het hemelvaartsverhaal verteld wordt, is het niet. De theologische implicaties zijn groot. God werd mens in Jezus, nu wordt de mens weer God. Alleen door zijn terugkeer naar de hemel kan Hij zijn leerlingen nabij blijven. Christus blijft levend en aanwezig, ook als Hij niet meer als mens op aarde is. Met zijn hemelvaart wordt zijn macht over hemel en aarde beklemtoond.

De bijbelteksten die voor deze dag op het leesrooster staan bevatten dan ook veel machtswoorden, letterlijke krachttermen. Psalm 47 is een psalm die Gods universele macht bezingt. Geducht is Hij (47,3), letterlijk: te vrezen (van Hebr.: jara’), Hij onderwerpt de volkeren aan ‘ons’, aan Israël. Het woord ‘dwingen’ uit vers 4 (NBV: ‘volken dwong Hij voor ons op de knieën’) is interessant genoeg een vervoeging van het bekende werkwoord dabar (= spreken, doen), maar in een tweede betekenis: ‘leiden’ of ‘terugdrijven’.

Heel de wereld Gods volk

Het opstijgen van God (47,6) is natuurlijk vooral op Hemelvaartsdag een spannend gegeven. Het is echter een in het Hebreeuws heel vaak voorkomend woord (‘alah), dat meestal in de betekenis ‘reizen, optrekken’ wordt gebruikt. Deze betekenis lijkt mij in deze psalm ook goed te passen, omdat mij het hele vers vrij oorlogszuchtig voorkomt. God trekt ten strijde onder gejuich en hoorngeschal van zijn volk om de andere volken te onderwerpen.

Dat in één vers (47,7) vier keer het woord zamar (= ‘zingen, prijzen, psalmzingen’) voorkomt, is uniek in de Hebreeuwse Bijbel. Het onderstreept op poëtische wijze de trots en de vreugde die het volk voelt omdat het zo’n machtige koning heeft. God is koning over zijn volk, Israël, maar ook over alle volken van de hele aarde (47,8-9). (De koningen van) alle andere volken worden ingelijfd bij Israël en fungeren als Gods schildwachten (vs. 10). Zo is heel de wereld Gods volk.

De kerk: uitvoeringsorgaan van Gods macht

Deze zelfde gedachte, dat Gods macht universeel is en alle andere volken en vorsten aan Hem onderworpen zijn, wordt ook in Efeziërs uitgesproken. In de vorm van een dankgebed of zegenbede wordt verteld hoe machtig God is en hoe die goddelijke macht op de gelovigen uitwerkt. Dat wordt ook tekstueel zichtbaar gemaakt. In vers 19 komen wel vier ‘krachttermen’ voor: dunamis, energeia, kratos en ischus. En vers 21 somt een hele rij van andere machten op, waarboven Christus hoog verheven is. De vorsten (archè) kunnen zowel aards als bovenaards zijn. Verder valt in de tekst op, dat er veel overtreffende trappen worden gebruikt (to huperballon megethos = ‘de overweldigende grootte’, 1,19; huperanoo = ‘hoog boven’, 1,21) en woorden als ‘alles’, ‘elke’ (1,21.22.23).

Inhoudelijk wordt het volgende gezegd: God heeft Christus opgewekt uit de dood en Hem een plaats gegeven aan zijn rechterhand, in de ‘hemelsferen’ (en tois epouraniois, 1,20). Nu is Christus het hoofd over alles, en zijn lichaam is de kerk. Hierom gaat het vooral. De kerk wordt hier gezien als het uitvoeringsorgaan van Gods macht en heeft zelf ook kosmologische dimensies. Deze kosmologische kerk kan dan ook niet samenvallen met een kerkgenootschap, toen niet en ook nu niet. Het is een theologisch concept. Gelovigen mogen erop vertrouwen dat Christus, nu Hij niet meer mens op aarde is, in de hemel verder werkt aan het heil van alle mensen. De gelovigen zelf hebben de verantwoordelijkheid om als zijn lichaam Hem te vertegenwoordigen en zichtbaar te maken. Zo heeft zijn hemelvaart Christus alleen maar sterker en machtiger gemaakt.

Bekleed met kracht uit de hoogte

Er zijn maar enkele verzen nodig voor de eigenlijke beschrijving van de hemelvaart in het Lucasevangelie. Het zijn de laatste verzen, die de afronding van het boek vormen. De perikoop valt midden in het paasverhaal (Hemelvaart vindt hier dus op Pasen zelf of op de dag na Pasen plaats): nadat Jezus is verschenen aan de Emmaüsgangers, verschijnt Hij aan zijn leerlingen. Hij eet met hen en vertelt hoe zijn lijden, sterven en opstanding al in de Schriften werden aangekondigd (24,46-47). Dan geeft Hij hun de opdracht om het evangelie te gaan verkondigen, te beginnen in Jeruzalem. Hij wijst al vooruit op de komst van de heilige Geest: ze zullen worden ‘bekleed met kracht uit de hoogte’ (24,49). Ze gaan de stad uit, en Jezus zegent zijn leerlingen op de wijze waarop de priester in de tempel het volk zegent, met geheven handen. Verwijst Lucas hiermee naar die eerste priester uit zijn evangelie, Zacharias, die niet kon zegenen omdat hij zijn vermogen tot spreken verloren had (Luc. 1,22)?

Het verdwijnen van Jezus wordt maar heel vaag beschreven: ‘Hij ging van hen heen en werd opgenomen in de hemel’ (24,51). De wijze waarop dit gebeurt is onduidelijk. Voor het eerst in het Lucasevangelie brengt iemand Jezus hulde (proskuneoo). Dit aanbidden komt namelijk alleen God toe. Pas nu Hij niet meer menselijk is, maar zijn goddelijke gestalte weer heeft aangenomen, wordt Hij aanbeden.

Het definitieve afscheid van Jezus brengt geen verdriet, maar vreugde. De leerlingen weten dat ze niet alleen zijn, zijn vol vertrouwen en loven God. Het einde van het evangelie is tegelijk het begin van het boek Handelingen. Het evangelie opent al het zicht op Pinksteren, zoals Handelingen terugblikt op de dagen na Pasen.

De nadruk ligt dus in alle genoemde teksten op de goddelijke macht, van God zelf en van Jezus Christus. De gelovigen weten zich door deze macht beschermd, en worden uitgedaagd de boodschap over deze God in de hele wereld te verkondigen. Zo is het nog maar een heel kleine stap naar Pinksteren.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

De zekerheid van het geloof

Hebreeën 11 begint en eindigt met de mededeling dat er van oudsher mensen zijn geweest die om hun geloof geprezen worden (11,2.39). Daartussen wordt eerst een reeks mensen genoemd met een voorbeeld van hun geloof: Abel, Henoch, Noach, Abraham en Sara, Isaak, Jakob en Esau, Mozes, Rachab, Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel. Daarna volgt nog een aantal groepen: profeten die leeuwen de muil toeklemden of vijandelijke legers op de vlucht deden slaan, vrouwen die hun doden terugkregen, martelaren en andere rondzwervende, mishandelde en vernederde geloofsgetuigen.

Premium

Bestaanszekerheid

‘Niet voor schuren die niet duren gaaft Gij vruchtbaarheid, maar opdat op aarde, in uw goede gaarde, niemand honger lijdt’ (LB 718). We zongen het vrijwel ieder jaar in de oogstdienst. Hoewel enigszins stukgezongen is het nog steeds een adequate weergave van Lucas 12,13-21. Jezus waarschuwt voor hebzucht en het oppotten van bezit. Goederen verzamelen zal je niet helpen als je leven in het geding is. Maar erger nog: je ziel loopt gevaar als je alleen voor jezelf leeft en niet deelt met anderen.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Premium

Ruimhartig delen

Onze relatie met God is een van de thema’s die de vier lezingen voor deze zondag gemeenschappelijk hebben. In de evangelielezing onderwijst Jezus zijn leerlingen over gebed als vriendschap. In de Genesislezing zien we hoe het gebed van een van Gods intiemste vrienden in de praktijk gestalte krijgt. In Kolossenzen roept Paulus de gemeente op tot wandelen met God in een relatie die gebouwd is op en geworteld is in Christus. De psalm bezingt biddend die hechte relatie en de verlossing die deze brengt.

Nieuwe boeken