Het experiment van broeder Juniper. Opstellen over geloof en wetenschap – Gijsbert van den Brink

De verhouding tussen geloof en wetenschap staat onder spanning. ‘Ze gaan niet samen’, zo wordt nog altijd beweerd. De werkelijkheid is echter anders – veelzijdiger vooral. Dit boek laat vanuit een keur aan invalshoeken zien hoe de twee wel degelijk samengaan. Vaak probleemloos, soms elkaar versterkend, soms ook op elkaar botsend – maar juist dat leidt doorgaans tot nieuwe inzichten.
De auteur werkt dit uit aan de hand van een aantal thema’s, waaronder het al dan niet ‘normaal’ zijn van geloven, het ontstaan van biologisch leven, de aard van de menselijke dood, de technologische ‘mensverbetering’ en de wetenschappelijke rol van de theologie.
Dit boek biedt verheldering aan ieder die nadenkt over de spannende vragen rond geloof en wetenschap.
Woord vooraf
Toen ik ergens vertelde wat de titel van dit boek zou gaan worden, reageerde iemand met de uitroep: ‘Gevaarlijk!’. Eerst begreep ik niet goed wat hij bedoelde, omdat ik niet zag waarom het experiment waar broeder Juniper zich aan waagde bij voorbaat riskant zou zijn. De AI-gegenereerde afbeelding op de omslag doet dat misschien wel vermoeden, maar deze was op dat moment nog niet bekend. Pas in tweede instantie begreep ik dat het gevaar volgens mijn gesprekspartner hierin school, dat de titel Het experiment van broeder Juniper niet direct duidelijk maakt waar het boek over gaat. Dat zou naar zijn inschatting de verspreiding ervan niet ten goede komen.
De gemiddelde boekzoeker heeft niet veel geduld en zal bij een titel die hem niet meteen aanspreekt de blik dus snel verder laten glijden. Inderdaad kan het bij non-fictie een nadeel zijn wanneer een titel niet onverbloemd duidelijk maakt wat men van het desbetreffende boek kan verwachten. Toch heb ik ervoor gekozen om dat eerst wat verhuld aan te duiden, en pas in de ondertitel de zo wenselijke duidelijkheid te verschaffen.
Hoewel iedereen in het dagelijks leven experimenten van allerlei soort kan uitvoeren, associëren we deze term toch vooral met de wereld van de wetenschap. Het experiment is in zekere zin immers het paradepaardje geworden is van de hedendaagse natuurwetenschap. Wat in de vroegmoderne tijd tot de doorbraak ervan leidde, was niet in de laatste plaats de enorme betekenis die men ging toekennen aan experimenteel onderzoek. Niet dat zulk onderzoek daarvóór niet plaatsvond, of dat in alle takken van wetenschap experimenten cruciaal zijn.
Toen ik ergens vertelde wat de titel van dit boek zou gaan worden, reageerde iemand met de uitroep: ‘Gevaarlijk!’
Maar de methodische manier waarop men vanaf de late zestiende eeuw veronderstellingen (hypothesen) structureel ging testen om na te gaan of ze kloppen – Galilei’s experiment met de valbeweging op de toren van Pisa is een mooi voorbeeld – werd wel iconisch voor het moderne wetenschappelijke project dat de wereld op allerlei manieren drastisch van aanzien zou doen veranderen.
De naam ‘broeder Juniper’ verwijst naar de wereld van het christelijk geloof. Daarin spreekt men elkaar vaak aan als broeders en zusters en staat ‘broeder’ met name voor de kloosterling die zijn leven aan God gewijd heeft. Het lijkt een totaal andere wereld dan die van de hedendaagse wetenschap – één die zich niet kenmerkt door de jacht naar voortdurende vooruitgang en versnelling maar juist door verstilling en levenslange bezinning op de grote levensvragen. De titel Het experiment van broeder Juniper brengt deze twee werelden echter in vijf woorden bijeen, met dank aan de roman van Thornton Wilder die draait om het opmerkelijke experiment waarmee broeder Juniper wilde aantonen dat de theologie in robuustheid en betrouwbaarheid niet onderdeed voor de overige wetenschappen (zie daarover meer in het laatste hoofdstuk).
Daarmee zijn de belangrijkste trefwoorden van dit boek gevallen: geloof, wetenschap, en theologie. In de diverse hoofdstukken rijg ik een ketting die op diverse manieren laat zien hoe die drie bijeen horen en samen gedacht kunnen worden. Soms blijken ze elkaar te ondersteunen en bevestigen, soms ook vullen ze elkaar aan. Natuurlijk zijn er ook situaties waarin ze met elkaar schuren of op elkaar botsen. Maar juist dat leidt vaak tot nieuwe inzichten, die lang niet altijd (zoals het vooroordeel wil) ten koste gaan van het geloof maar de aard en strekking van dat geloof vaak juist helderder laten uitkomen.
Men spreekt in dit verband wel van consonantie, of resonantie, tussen geloof en wetenschap – niet als iets wat er per definitie is of moet zijn, wel als iets wat zich regelmatig voordoet. Het geloof blijkt dan, met een term die ik af en toe zal gebruiken, ‘empirical fit’ te hebben: zoals een jas goed afkleedt of een schoen goed past, past het geloof dan een omvattend en inkaderend geheel bij wetenschappelijke data en theorievorming.
De diverse hoofdstukken in dit boek laten deze consonantie, en vaak ook de zoektocht ernaar, van allerlei kanten zien. De meeste hebben een achtergrond in gelegenheidsartikelen die ik de afgelopen tien jaar schreef, en die met het oog op deze bundel waar nodig vertaald en in alle gevallen herzien en aangevuld werden. De hoofdstukken kunnen elk afzonderlijk gelezen worden, maar laten zich indelen in drie thematische clusters.
De belangrijkste trefwoorden van dit boek zijn: geloof, wetenschap, en theologie
In het eerste deel schets ik om te beginnen in een meer programmatisch opstel het bredere kader van ‘modellen’ van geloof en wetenschap van waaruit het denken over consonantie tussen geloof en wetenschap begrepen kan worden. Daarna ga ik in een historisch hoofdstuk in op de vraag hoe protestanten en rooms-katholieken zich destijds vanuit hun eigenheid verhielden tot de zogeheten wetenschappelijke revolutie. Het begrip natuur lijkt eenvoudig, maar die schijn bedriegt want het is notoir gelaagd en complex. In de twee laatste opstellen verken ik hoe een specifiek christelijke visie op de natuur eruit ziet, en ga ik vervolgens na in hoeverre het geloof zélf als iets natuurlijks gezien kan worden.
Het tweede deel zoomt specifiek in op geloofsvraagstukken die opgeroepen worden door de evolutietheorie. Ook dat gebeurt eerst met een historisch opstel, dit keer over de wijze waarop in het rooms-katholicisme vanaf 1860 op de evolutietheorie is gereageerd. Over protestantse reacties schreef ik al in mijn boek En de aarde bracht voort (2017), maar de rooms-katholieke receptie was voor mij toen nog onontgonnen terrein. Daarna volgt een opstel over een thema dat in deze eerdere studie weliswaar zijdelings aan de orde kwam, maar achteraf gezien te beknopt en niet helemaal bevredigd: de menselijke dood, bezien vanuit zowel de biologie als de theologie.
In het volgende hoofdstuk richt ik me daarentegen juist op het léven, en op de vraag waar dat vandaan komt – ook een aan evolutie gerelateerde vraag die ik destijds liet liggen. Het laatste opstel in dit deel is op verzoek van de uitgever speciaal voor dit boek geschreven, en gaat in op wat wellicht de toekomst van menselijke evolutie gaat worden, door een beschrijving en beoordeling te geven van het zogeheten transhumanisme.
Het derde deel drie ten slotte focust specifiek op het terrein waar geloof en wetenschap traditioneel samenkomen: dat van de theologie. Ik begin weer met een historisch opstel, waarin in houtskoollijnen de geschiedenis van de theologie als discipline door de eeuwen heen getekend wordt. Voor hoe je het goed recht van theologie als discipline vandáág zou kunnen laten zien ga ik vervolgens te rade bij werk van de Amerikaanse filosoof en (crypto-)theoloog Nicholas Wolterstorff. Daarna volgt een hoofdstuk over de vraag of theologie eigenlijk wel, net als de overige wetenschappen, verklaringen biedt van bepaalde verschijnselen, en hoe die zich dan tot die andere verklaringen verhouden.
Het laatste opstel ten slotte vergelijkt de theologie eveneens met andere disciplines, maar dan vanuit de intrigerende vraag of er daarin net als in die andere disciplines sprake is van vooruitgang.
Nog een woord ter toelichting over mijn ‘positionaliteit’ (zoals het tegenwoordig genoemd wordt). Ik schrijf dit boek als kerkelijk betrokken theoloog in de gereformeerde traditie. Dat betekent dat ik in de diverse hoofdstukken veel zal teruggrijpen op de Bijbel en het daaraan ontsprongen geloof van de kerk der eeuwen, omdat dat leidend voor mij is geworden. Tegelijk kan dat geloof zijn vitaliteit alleen maar bewijzen wanneer we – waar mogelijk constructief en waar nodig kritisch – ingaan op de specifieke uitdagingen van de eigen tijd. Dat betekent dat ook die eigen tijd serieus genomen wordt, inclusief wat zich daarin afspeelt aan wetenschappelijke ontwikkelingen.
Ik wil die ontwikkelingen, fascinerend maar soms ook angstaanjagend als ze zijn, zoveel mogelijk met een open mind tegemoet treden (het hoofdstuk over transhumanisme is daar misschien het duidelijkste voorbeeld van). Niemand is er immers mee geholpen als de kerk een echokamer wordt van het eigen gelijk, waarin we ons weinig meer aantrekken van wat zich intellectueel en cultureel buiten de eigen muren afspeelt.
Gijsbert van den Brink is als hoogleraar Theologie & Wetenschap werkzaam aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Gijsbert van den Brink, Het experiment van broeder Juniper. Opstellen over geloof en wetenschap. Uitgeverij: Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2025. 320 pp. € 29,99. ISBN 9789043542456