Menu

Premium

Het tweede hoofdstuk van de leer Over de dood van Christus en de verlossing van de mensen daardoor

Ook onderdeel van een uitgave van de Nederlandse Belijdenisgeschriften

(KokBoekencentrum, 2020).

Artikel 1

God is niet alleen hoogst barmhartig, maar ook hoogst rechtvaardig. En zijn gerechtigheid (zoals Hij zich in zijn Woord geopenbaard heeft) vereist dat onze zonden, tegen zijn oneindige majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, naar ziel en lichaam gestraft worden. Deze straffen kunnen wij niet ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid van God genoegdoening geschiedt.

Artikel 2

Maar omdat wij zelf geen genoegdoening kunnen geven en ons van de toorn van God bevrijden, heeft God uit oneindige barmhartigheid ons zijn eniggeboren Zoon tot een borg gegeven. Om voor ons genoegdoening te geven is Hij voor ons, of in onze plaats, tot zonde en vervloeking aan het kruis geworden.

Artikel 3

Deze dood van de Zoon van God is het enige en volmaakte offer en de genoegdoening voor de zonden, van oneindige kracht en waarde, rijkelijk voldoende tot verzoening van de zonden van de gehele wereld.

Artikel 4

En deze dood is daarom van een zo grote kracht en waarde, omdat de persoon die haar heeft ondergaan, niet alleen een waarachtig en volkomen heilig mens is, maar ook de eniggeboren Zoon van God, van hetzelfde eeuwige en oneindige wezen met de Vader en de Heilige Geest, zoals onze Zaligmaker moest zijn. Bovendien, omdat zijn dood gepaard ging met het ervaren van de toorn van God en de vloek die wij door onze zonden verdiend hadden.

Artikel 5

De belofte van het Evangelie is voorts dat een ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft. Deze belofte moet aan alle volken en mensen tot wie God in zijn welbehagen zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid verkondigd en voorgehouden worden, met bevel van bekering en geloof.

Artikel 6

Maar dat velen die door het Evangelie geroepen zijn, zich niet bekeren, noch in Christus geloven, maar in ongeloof vergaan, komt niet door een gebrek of ongenoegzaamheid van het offer dat Christus aan het kruis gebracht heeft, maar door hun eigen schuld.

Artikel 7

Echter, zovelen als er waarachtig geloven en door de dood van Christus van de zonden en het verderf verlost en behouden worden, genieten deze weldaad alleen uit Gods genade, die hen van eeuwigheid in Christus is gegeven. Deze genade is Hij aan niemand verschuldigd.

Artikel 8

Want dit is het geheel vrije raadsbesluit, de genadige wil en het voornemen van God de Vader geweest, dat de levendmakende en zaligmakende kracht van de kostbare dood van zijn Zoon zich zou uitstrekken tot alle uitverkorenen, om hun alleen het rechtvaardigend geloof te schenken en hen daardoor onfeilbaar tot de zaligheid te leiden. Dat is: God heeft gewild dat Christus door het bloed, vergoten aan het kruis (waarmee Hij het nieuwe verbond bevestigd heeft) uit alle volken, stammen, geslachten en talen al diegenen en hen alleen, op krachtige wijze zou verlossen, die van eeuwigheid tot de zaligheid verkoren en Hem door de Vader gegeven zijn; hun het geloof te schenken, dat Hij voor hen, evenals andere zaligmakende gaven van de Heilige Geest door zijn dood heeft verworven; en hen van al hun zonden – zowel de aangeboren als daadwerkelijke, begaan zowel ná als vóór het geloof – door zijn bloed te reinigen, tot het einde toe trouw te bewaren en ten laatste zonder enige vlek en rimpel heerlijk voor zich te stellen.

Artikel 9

Dit raadsbesluit, dat voortkomt uit de eeuwige liefde van God tot de uitverkorenen, is van het begin van de wereld tot nu toe, terwijl de poorten van de hel zich vergeefs daartegen verzetten, op krachtige wijze vervuld en zal ook verder vervuld worden, zodat de uitverkorenen te zijner tijd tot één vergaderd zullen worden en dat er een kerk van gelovigen zal zijn, gefundeerd in het bloed van Christus, die haar Zaligmaker – die voor haar, als een bruidegom voor zijn bruid, aan het kruis zijn leven gegeven heeft – standvastig bemint, onafgebroken dient en hier en in alle eeuwigheid prijst.

Verwerping van de dwalingen [behorend bij het tweede hoofdstuk van de leer]

Na de rechtzinnige leer te hebben verklaard, verwerpt de synode de dwalingen van hen,

1. Die leren: DAT GOD DE VADER ZIJN ZOON TOT DE DOOD AAN HET KRUIS BESTEMD HEEFT ZONDER ZEKER EN BEPAALD RAADSBESLUIT OM IEMAND MET NAME ZALIG TE MAKEN; ZODAT DE NOODZAAK, HET NUT EN DE WAARDE VAN HETGEEN DOOR DE DOOD VAN CHRISTUS VERWORVEN IS, ZOUDEN HEBBEN KUNNEN BESTAAN EN IN IEDER OPZICHT VOLMAAKT, VOLKOMEN EN VOLLEDIG BLIJVEN, OOK AL ZOU DE VERWORVEN VERLOSSING NOOIT AAN ÉÉN ENKEL MENS DAADWERKELIJK ZIJN TOEGEËIGEND.

Want deze leer is een smaad voor de wijsheid van de Vader en de verdienste van Jezus Christus en is in strijd met de Schrift. Onze Zaligmaker zegt immers: Ik stel mijn leven voor mijn schapen en Ik ken ze (Johannes 10:15,27). En de profeet Jesaja zegt van de Zaligmaker: Wanneer Hij zijn leven tot een schuldoffer gegeven heeft, zal Hij nakomelingen zien en lang leven, en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgaan (Jesaja 53:10). Ten slotte werpt zij het geloofsartikel betreffende ‘de algemene christelijke kerk’ omver.

2. Die leren: DAT HET DOEL VAN DE DOOD VAN CHRISTUS NIET IS GEWEEST, DAT HIJ METTERDAAD HET NIEUWE VERBOND DER GENADE DOOR ZIJN BLOED ZOU BEVESTIGEN, MAAR DAT HIJ VOOR DE VADER SLECHTS EEN RECHT ZOU VERWERVEN, OM NAAR ZIJN BELIEVEN MET DE MENSEN OPNIEUW EEN VERBOND – HETZIJ DER GENADE, HETZIJ DER WERKEN – TE KUNNEN OPRICHTEN.
Want dit is in strijd met de Schrift, die leert dat Christus Borg en Middelaar van een beter, dat is van het nieuwe verbond geworden is. En dat het testament bij iemands dood pas van kracht wordt.

3. Die leren: DAT CHRISTUS DOOR ZIJN GENOEGDOENING VOOR NIEMAND MET ZEKERHEID DE ZALIGHEID ZELF EN HET GELOOF, WAARDOOR DEZE GENOEGDOENING VAN CHRISTUS TOT ZALIGHEID METTERDAAD WORDT TOEGEËIGEND, VERDIEND HEEFT; MAAR DAT HIJ ALLEEN VOOR DE VADER DE MACHT OF VOLKOMEN WIL VERWORVEN HEEFT, OM OPNIEUW MET DE MENSEN TE HANDELEN EN NIEUWE VOORWAARDEN, ZOALS HIJ DIE ZOU WILLEN, VOOR TE SCHRIJVEN, WAARVAN DE VOLBRENGING VAN DE VRIJE WIL VAN DE MENS ZOU AFHANGEN; EN DAT HET DAAROM MOGELIJK GEWEEST ZOU ZIJN, DAT ÓF NIEMAND ÓF ALLE MENSEN ZE ZOUDEN VERVULLEN.
Want dezen denken al te gering over de dood van Christus, erkennen geenszins de voornaamste vrucht of weldaad die daardoor is verkregen en brengen de pelagiaanse dwaling weer uit de hel te voorschijn.

4. Die leren: DAT HET NIEUWE VERBOND DER GENADE DAT GOD DE VADER DOOR TUSSENKOMST VAN DE DOOD VAN CHRISTUS MET DE MENSEN GESLOTEN HEEFT, NIET DAARIN BESTAAT, DAT WIJ DOOR HET GELOOF, VOOR ZOVER HET DE VERDIENSTEN VAN CHRISTUS AANNEEMT, VOOR GOD GERECHTVAARDIGD EN ZALIG GEMAAKT WORDEN; MAAR DAARIN DAT GOD, MET AFZIEN VAN ZIJN EIS VAN VOLMAAKTE GEHOORZAAMHEID AAN DE WET, HET GELOOF ZELF EN DE GEHOORZAAMHEID VAN HET GELOOF, HOEWEL DEZE ONVOLMAAKT IS, ALS DE VOLMAAKTE GEHOORZAAMHEID VAN DE WET BESCHOUWT EN UIT GENADE DE BELONING MET HET EEUWIGE LEVEN WAARDIG ACHT.
Want dezen spreken de Schrift tegen: Wij worden om niet gerechtvaardigd, door zijn genade, door de verlossing die is geschied in Christus Jezus, die God heeft voorgesteld tot verzoening door het geloof in zijn bloed (Romeinen 3:24,25). En zij brengen met de goddeloze Socinus een nieuwe en vreemde rechtvaardiging van de mens voor God voort, in strijd met de eendrachtige overeenstemming van de hele kerk
[1]
.

5. Die leren: DAT ALLE MENSEN IN DE STAAT VAN VERZOENING EN GENADE VAN HET VERBOND ZIJN AANGENOMEN, ZODAT NIEMAND OM DE ERFZONDE

In het Latijn staat ‘peccatum originale’: oorspronkelijke zonde; ‘original sin’ in de Engelse vertalingen. Zie ook de Augsburgse Confessie, art. 2, noot 8.
[2]

6. DIE HET ONDERSCHEID TUSSEN VERWERVING EN TOE-EIGENING GEBRUIKEN OM BIJ ARGELOZE EN ONERVAREN MENSEN DIT GEVOELEN INGANG TE DOEN VINDEN, DAT GOD, VOOR ZOVEEL HET HEM AANGAAT, ALLE MENSEN DE WELDADEN DIE DOOR DE DOOD VAN CHRISTUS VERKREGEN WORDEN, IN GELIJKE MATE HEEFT WILLEN MEEDELEN; MAAR DAT HET ONDERSCHEID, DAT SOMMIGEN AAN DE VERGEVING VAN DE ZONDEN EN HET EEUWIGE LEVEN DEEL KRIJGEN EN ANDEREN NIET, AFHANGT VAN HUN VRIJE WIL, DIE ZICH AANSLUIT BIJ DE GENADE DIE ZONDER ONDERSCHEID WORDT AANGEBODEN; EN DAT HET NIET AFHANGT VAN DE BIJZONDERE GAVE VAN DE BARMHARTIGHEID, DIE KRACHTIG IN HEN WERKT, OPDAT ZE ZICH BOVEN ANDEREN DIE GENADE ZOUDEN TOE-EIGENEN.
Want terwijl zij doen alsof zij dit onderscheid als een gezonde opvatting voorstellen, trachten zij het volk het verderfelijk vergif van de pelagiaanse dwalingen toe te dienen.

7. Die leren: DAT CHRISTUS VOOR HEN DIE GOD TEN ZEERSTE LIEFHEEFT EN TOT HET EEUWIGE LEVEN HEEFT VERKOREN, NIET HEEFT KUNNEN OF MOETEN STERVEN EN OOK NIET GESTORVEN IS, OMDAT ZULKE MENSEN DE DOOD VAN CHRISTUS NIET NODIG HEBBEN.

Want zij spreken de apostel tegen, die zegt: Christus heeft mij liefgehad en heeft zichzelf voor mij overgegeven (Galaten 2:20). Eveneens: Wie zal de uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardig maakt. Wie is het die veroordeelt? Christus is gestorven, (Romeinen 8:33-34), namelijk voor hen. En de Zaligmaker, als Hij zegt: Ik zet mijn leven in voor mijn schapen (Johannes 10:15). En: Dit is mijn gebod, dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb. Niemand heeft meer liefde dan dat iemand zijn leven inzet voor zijn vrienden (Johannes 15:12-13).

Terug naar de inhoudsopgave van de Dordtse Leerregels

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken