Hoe worden de doden opgewekt? Een genegeerde vraag met verrassende antwoorden – door dr. Harmen de Vries
Het mag op zijn minst opmerkelijk worden genoemd dat in protestantse kerken in Nederland de opstanding niet zelden wordt vergeestelijkt. Wanneer Nico ter Linden rond Pasen2011 ineen vraaggesprek in het NRC zijn visie op de opstanding van Jezus geeft, dan horen we (opnieuw) dat Jezus niet is opgestaan, in ieder geval niet lichamelijk. Zo uitgesproken als Ter Linden het zegt, zal menig voorganger het niet zeggen, maar op heel wat kansels wordt met Ter Linden de opstanding teruggebracht tot de wetenschap dat het verhaal van Jezus doorgaat of dat de geest van Jezus ons blijft bezielen. Met een lichamelijke opstanding kunnen we weinig meer.
Dat de opstanding wordt vergeestelijkt is daarom opmerkelijk, omdat in het klassieke joodse spraakgebruik opstanding altijd een lichamelijke aangelegenheid is (in het heidense spraakgebruik rond het begin van onze jaartelling was het niet anders). De voormalige joodse farizeeër Saulus wijdt niet voor niets als de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de Korinthiërs een uitgebreide paragraaf aan de opstanding van het lichaam. Liefst twintig verzen besteedt hij aan de vraag hoe (lees: met wat voor lichaam) de doden worden opgewekt. Ik heb de vraag die Paulus in 1 Korinthiërs 15 beantwoordt tot titel van mijn boek gemaakt en onderzocht hoe met name Paulus en de bijbelse evangelisten tegen de achtergrond van het Oude Testament en de intertestamentaire literatuur over het opstandingsbestaan spreken.
Dat leverde verrassende inzichten op. Niet alleen dat opstanding in de joodse literatuur per definitie lichamelijke opstanding is, maar bijvoorbeeld ook dat het Nieuwe Testament in vergelijking met de genoemde literatuur op unieke wijze over de opstanding van Christus en zijn gemeente spreekt door zowel continue als discontinue karakteristieken van hun opstandingsbestaan te schetsen: de herkenbare Jezus verschijnt door gesloten deuren heen, de gestorven gelovige ontvangt een bij zijn of haar unieke identiteit passend lichaam dat tegelijkertijd grondig veranderd is. Een van de meest verrassende inzichten deed ik op bij de bestudering van het paulinische gedachtengoed, toen ik ontdekte dat voor Paulus het hedendaagse transformerende werk van de Geest in het innerlijk van de gelovigen niets minder is dan een voorstadium van het transformerende werk van diezelfde Geest bij de wederopstanding der doden. Wanneer de hier en nu begonnen inwendige verandering naar het beeld van Christus wordt voltooid bij de wederopstanding, gaat het om een beeld van de exegeet Harris te gebruiken van de vernieuwde innerlijke mens plotseling over in de vlinder van de uiteindelijk ook lichamelijk herschapen gelovige. Spannend blijft de vraag wanneer naar Paulus besef deze laatste transformatie plaatsvindt: de ontvangst van het opstandingslichaam lijkt hij niet exclusief te koppelen aan de wederkomst van Christus, maar tevens aan het moment van iemands heengaan. In dat geval zou het dikwijls veronderstelde interimtussen iemands dood en Christus wederkomst welbeschouwd geen tussentijd meer zijn, en zeker niet een ”ont-lichaamde” tussentijd!
Volgend op een bespreking van het bijbelse en parabijbelse materiaal schets ik in het laatste hoofdstuk op grond van de gegevens uit de Bijbelse kenbronnen de contouren van het opstandingsbestaan. Dat blijkt te worden gekenmerkt niet alleen door lichamelijkheid, maar bijvoorbeeld ook door de plaats die de schepping in dat bestaan inneemt en door een onverdeelde toewijding aan God (waardoor, Godzijdank, het risico van een herhaling van de ”zondeval” ongedaan wordt gemaakt).
Ik bespreek in het slothoofdstuk ook het hogerdimensionaliteitsmodel van Van den Brom, een intrigerend eigentijds model dat kan helpen het opstandingsbestaan inzichtelijk te maken en dat ik verder uitbouw.
Vanuit de gedachte dat het Bijbelse spreken over de opstanding niet alleen discontinue maar ook continue elementen bevat, komt ten slotte de vraag aan de orde wat met het oog op de toekomst de waarde is van verantwoord ethisch handelen in het heden, evenals de vraag of wij onze geliefden bij de wederopstanding zullen herkennen. De laatste vraag dient mijns inziens positief beantwoord te worden.
Tijdens een recente ontmoeting met een groep mensen die onder leiding van hun predikant mijn boek bestudeerd hadden, zei een van de deelnemers aan het einde van de avond: ”U hebt het allemaal wel mooi beschreven, maar er is nog nooit iemand teruggekeerd.” Ik keek haar aan en zei: ”Is ons geloof niet gebouwd op het feit dat er één is die de anderen vooruit  al uit de dood is teruggekomen? ”Wanneer we het Nieuwe Testament dat laatste serieus nemen, dient de vraag zich aan wat we bij alles wat we nog niet weten reeds kunnen zeggen over het bestaan dat ons in het spoor van Christus opstanding wacht. Het is die vraag die ik in mijn boek heb willen beantwoorden.
Harmen U. de Vries
—
Van dr. Harmen U. de Vries verscheen bij Uitgeverij Boekencentrum onlangs het boek Hoe worden de doden opgewekt? Leven na de dood. Maar hoe dan? Een spannende bijbels-theologische doordenking.
Radio-interview
Beluister het gesprek tussen Andries Knevel en dr. Harmen de Vries naar aanleiding van Hoe worden de doden opgewekt? Om het radio-interview te beluisteren, klik hier.