‘Human tears, divine tears’
De relatie tussen lijden en liturgie—een samenvatting
In de wisselrubriek ‘De scriptie – De promotie’ deze keer aandacht voor het proefschrift van León van Ommen dat eind 2016 is uitgegeven bij Routledge (Londen) onder de titel Suffering in Worship: Anglican Liturgy in Relation to Stories of Suffering People, in de reeks Liturgy, Worship and Society Series. In 2016 verscheen bij Kok (Utrecht): Ruimte voor gebrokenheid. Plaats voor lijden in de eredienst, gebaseerd op ditzelfde onderzoek.
Opzet
Net als alle andere zondagen zit Tim ook vandaag in de kerk. Hij komt wel steeds vaker met lood in zijn schoenen. Tim is al enkele maanden neerslachtig, hij vraagt zich af of hij depressief is. Sommige mensen zien wel dat Tim er wat somber uitziet de laatste tijd, maar toch heeft Tim het gevoel dat hij zijn zorgen met niemand kan delen. Maar wat Tim nog meer steekt, is dat er tijdens de eredienst zo weinig ruimte is voor zijn gevoel van neerslachtigheid.
Wat is de plaats van gebrokenheid in de eredienst? Hoe zitten lijdende mensen in de kerk? Maakt de liturgie ruimte voor de gefragmenteerde verhalen van hen die door een donker dal gaan?
Deze vragen vormen het hart van het promotieonderzoek dat ik afgelopen jaren uitvoerde aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven. De vragen werden getriggerd door de literatuur die ik over dit onderwerp las. In literatuur geschreven vanuit diverse christelijke stromingen wordt geklaagd over het gebrek aan ruimte voor gebrokenheid en de uiting daarvan in de kerkdiensten. Ook in de praktijk hoorde ik heel wat verhalen van mensen die het gevoel hadden vooral blij en opgetogen te moeten zijn in de kerk, ook als ze zich eerder depressief, teleurgesteld, opstandig of wanhopig voelden. Reden genoeg om ons zorgen te maken over lijden en liturgie.
Al pratende met kerkgangers hoorde ik echter ook een andere kant. Lijden wordt wel degelijk benoemd in heel wat liturgische tradities, denk maar aan het Kyrië-gebed en de voorbeden. De relatie tussen lijden en liturgie blijkt dus complex te zijn.
In mijn proefschrift heb ik de plaats van gebrokenheid in de eredienst allereerst empirisch onderzocht en daarna verbonden met liturgische theologie. Hiervoor heb ik de narratieve theorie en het model van Ruard Ganzevoort als kader gebruikt, waarbij ik tevens het narratiefrituele gedachtegoed van Herbert Anderson en Edward Foley heb geïntegreerd (Ganzevoort 1998a, 1998b; Ganzevoort & Visser 2007; Anderson & Foley 1998). Na een inleidend hoofdstuk geef ik een uitgebreide verantwoording van dit narratief-rituele kader. Narratieve theorieën zijn in de liturgiewetenschap niet algemeen geaccepteerd en de gedetailleerde toepassing daarvan op empirische data is vrijwel uniek. Daarmee levert dit proefschrift naast een bijdrage aan de thematische doordenking van lijden in relatie tot liturgie, ook een methodologische bijdrage aan de liturgiewetenschap.
Het empirisch onderzoek vond plaats in een viertal Anglicaanse kerken (Church of England) in de Benelux. De keuze voor de Anglicaanse liturgie is ingegeven door het feit dat deze enerzijds veel verschillende liturgische stijlen omvat en anderzijds toch duidelijk in een bepaalde traditie staat. Hoe verschillend diverse Anglicaanse erediensten ook zijn, alle zijn gebaseerd op dezelfde liturgische boeken, tegenwoordig meestal Common Worship. Dat maakt het mogelijk de plaats van lijden in de eredienst te onderzoeken in meer liturgisch stijlen en toch binnen dezelfde traditie.
Het onderzoek maakt gebruik van vier databronnen: de liturgische tekst die vrijwel overal wordt gebruikt (Common Worship); interviews met deelnemers aan de liturgie die met lijden te maken hebben of hebben gehad; interviews met voorgangers; en participerende observatie. Na elk van deze bronnen te hebben onderzocht worden ze samengebracht en met elkaar vergeleken. In het vergelijkende hoofdstuk bewijst de narratieve methode zich ten volle, omdat daar de verschillende elementen die samen het hele verhaal vormen, samenkomen.
Resultaten
Door de liturgie narratief-ritueel te benaderen blijkt eens te meer dat het nodig is diverse bronnen in acht te nemen, wil men de liturgie begrijpen. De narratieve analyse van de liturgische tekst laat de verhaallijnen van de liturgie zien. Ik heb die verwoord als (het proces naar) heelheid, glorie aan en van God, en levensstijl. De analyse neemt verder het perspectief en de ervaring van de verschillende ‘spelers’ in ogenschouw en laat zien hoe de rollen verdeeld zijn.
Toch blijken er meer gezichtspunten nodig. Om te weten hoe participanten de liturgie ervaren, volstaat het niet alleen de tekst te analyseren. Bovendien heeft Ganzevoorts methode ook aandacht voor hoe het verhaal gebruikt wordt in de sociale context. Ook daarvoor is het nodig in gesprek te gaan met de participanten en voorgangers en om de liturgische act zelf te analyseren.
De deelnemers aan de liturgie weten heel wat punten op te noemen waarop zij met hun lijdensverhalen kunnen aansluiten bij het verhaal dat in de eredienst verteld wordt. Het eerste is dat alle deelnemers de gemeenschap ervaren als belangrijk. In het proefschrift toon ik aan dat als de ervaring van de gemeenschap positief is, (in de meeste gevallen) de ervaring van de liturgie positief is. Andersom geldt ook dat wanneer de gemeenschap als negatief wordt ervaren, de liturgie negatief ervaren wordt (zie ook Van Ommen 2015).
Het tweede aanknopingspunt voor lijden en liturgie is de eucharistie. De manier waarop dit een aanknopingspunt is, verschilt wel sterk van persoon tot persoon. Liturgiewetenschappers zullen wellicht meteen naar de eucharistie verwijzen als het element waar gebrokenheid tot uiting komt, omdat het lijden van Christus daarin centraal staat. Inderdaad wordt dat punt genoemd door de deelnemers, maar dat is beslist niet het enige. Voor sommigen is de specifieke manier waarop het ritueel van de eucharistie voltrokken wordt het voornaamste, bijvoorbeeld het naar voren gaan, knielen aan de altaarreling of het zichtbaar worden van de diversiteit van de gemeenschap als de deelnemers aan de eucharistie naar voren gaan. Enkele deelnemers noemden ook het feit dat de Anglicaanse kerk heel open is wat betreft wie welkom is om brood en wijn te ontvangen, waardoor er ook voor hen plaats was.
Een andere belangrijk resultaat is dat heel wat deelnemers en voorgangers de eredienst bestempelen als een veilige plaats. De liturgie biedt een bepaalde structuur, terwijl periodes van lijden juist vaak gekenmerkt worden door chaos. Voor een heel aantal deelnemers is enkel en alleen al het feit dat de eredienst er is van zondag tot zondag een troostrijke gedachte. Verder blijkt ook hoe belangrijk de rol van de voorganger is om de connectie tussen het verhaal van de liturgie en de verhalen van gebrokenheid mogelijk te maken.
Vanuit narratief oogpunt is vast te stellen dat God en de deelnemers de hoofdrolspelers zijn. Toch hebben zij het minst zeggenschap over wat er gebeurt in de liturgie, wat er gezongen en gezegd wordt. Veel ligt immers al vast door de liturgische tekst, en waar er vrije ruimte is om in te vullen, wordt dat meestal door de voorganger gedaan. Naast deze thema’s kwamen nog heel wat andere thema’s naar boven, die in het proefschrift uitgebreid besproken worden.
Theologische doordenking
Het laatste deel van het proefschrift bevat een theologische doordenking van een aantal thema’s en verbindt de empirische resultaten met liturgische theologie, binnen een narratief kader. Hierin staat het concept gedenken centraal en toon ik aan hoe het lijden van God en van mensen gedacht en herdacht kan worden. Daarbij is er uitgebreid aandacht voor de plaats van klagen in de liturgie. Het proefschrift loopt uit op een pleidooi voor liturgische gemeenschappen die gekenmerkt worden door een spiritualiteit van verzoening als plaatsen waar gebrokenheid alle ruimte krijgt en waar zelfs gedacht kan worden aan heling.
Léon (dr. A.L.) van Ommen promoveerde in 2015 aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven. Promotor was dr. René Erwich, co-promotor prof.dr. Paul F. Bradshaw (University of Notre Dame). Sinds augustus 2016 werkt hij aan de Universiteit van Aberdeen als Christ’s College Teaching Fellow in Practical Theology.
Literatuur
Anderson, H. & Foley, E. (1998). Mighty Stories, Dangerous Rituals: Weaving Together the Human and Divine. San Francisco: Jossey-Bass.
Ganzevoort, R.R. (1998a). Reading by the Lines: Proposal for a Narrative Analytical Technique in Empirical Theology. Journal of Empirical Theology 11 (2), 23-40.
Ganzevoort, R.R. (1998b). De praxis als verhaal. Narrativiteit en praktische theologie. Kampen Studies. Kampen: Kok.
Ganzevoort, R.R. & Visser, J. (2007). Zorg voor het verhaal. Achtergrond, methode en inhoud van pastorale begeleiding. Zoetermeer: Meinema.
Ommen, A.L. van (2015). Anglican Liturgy and Community: The Influence of the Experience of Community on the Experience of Liturgy as a Challenge for Liturgical Renewal and Formation. Studia Liturgica 2 (45), 221-234.