In geloofsgesprek buiten de kerk
Mw. drs. C. Kruijff is psycholoog en theoloog en werkzaam als predikant in de oecumenische Dominicuskerk in Amsterdam. Daarnaast heeft ze haar eigen praktijk als ritueel begeleider en coach voor mensen met levensvragen. Zij is momenteel ‘Theoloog des Vaderlands’
Geloven is iets persoonlijks
Geloven is iets persoonlijks. Ik hoorde het mijzelf laatst nog zeggen toen mij in een interview moeilijke vragen werden gesteld over God en leven en dood en zinloosheid. Maar dat persoonlijks is een handige uitvlucht. Dus het is privé. Laat mij maar. Kom er vooral niet aan. Als ik bespreek wat ik echt ervaar en voel, dan kun je mij afbranden. Dan krijg je geen prachtige one-liners maar dan voel en ervaar je mijn worsteling, en dan schaam ik mij misschien voor mijn verlegenheid. En wellicht durf ik de geloofstaal, die zieletaal die mijn hart beroert, niet uit te spreken, dan valt het dood of klinkt het plotseling raar vroom. Eigenlijk durf ik dan niet. Of is het misschien uit gemakzucht? Onverschilligheid? Jij je ding, ik de mijne. Jij zondagochtend naar de kerk, ik naar het Rijksmuseum. Duidelijke scheidslijnen, even goede vrienden. Maar geen gesprek en nauwelijks verbinding. Ieder torst alleen de eigen zoektocht mee. Want het is privé, het is maar iets persoonlijks.
Als het persoonlijk is, kan ik mij daarachter verschuilen en hoef mijzelf niet te laten zien
Een maand geleden mocht ik een studiedag begeleiden van honderd vrouwen rondom het Onze Vader. Na mijn inleiding op het gebed werden de vrouwen in groepjes van tien aan het werk gezet. Iedere tafel kreeg een gebedsregel uit het Onze Vader voorgeschoteld. Ik liep de tafels een voor een af. In het eerste kwartier hoorde ik aan alle tafels steeds weer de opmerking: het is natuurlijk heel persoonlijk! Hoe je denkt over een mooiere wereld, of het beeld van een Vader, Uw Wil, daar kijkt ieder natuurlijk anders tegenaan. En zo was iedereen het met iedereen hartgrondig eens. Het was allemaal maar persoonlijk. Ik voelde een gezamenlijke afweer. Dus als het persoonlijk is dan kan ik mij daarachter verschuilen. Dan hoef ik mijzelf niet te laten zien.
Ik stelde wat extra vragen hier en daar, stelde mij kwetsbaar op, want dat helpt heb ik geleerd. U herkent het vast, je geeft een opening en een ander volgt. Of opeens krijg jijzelf van een ander een handreiking, een ander zet jou op vrije voeten en je hoort jezelf opeens tevoorschijn komen. Aan de tafel die de regel had over ‘leid ons niet in verzoeking’ vertelde een mevrouw een heel kwetsbaar liefdesverhaal. Hoe haar huwelijk stuk was gelopen. Het was toen heel eenzaam, zei ze. Toen ik haar beluisterde, vroeg ik mij af of die eenzaamheid niet nog duurde. Toen vertelde een jongere vrouw over haar chronisch zieke kinderen en haar teleurstelling en boosheid. Was je boos op God?, vroeg de een. Leidt God ons richting dit soort beproevingen of helpt die God je juist om je in die moeilijkheden staande te houden?, vroeg een ander. De vrouw antwoordde: toen was ik boos op God, maar dat was mijn diepe teleurstelling en rouw, nu ben ik veranderd. Ik kijk nu weer anders tegen het leven aan. Dit gesprek brengt mij verder, ik zal er eens over denken. Het gesprek was begonnen en kreeg verdieping.
Mijn eigen zoeken en vinden: Sporen van God
Vijftien jaar geleden ging ik theologie studeren aan de VU. Ik kom uit een buitenkerkelijk, academisch, liberaal milieu en heb na een studie psychologie acht jaar als consultant gewerkt voor een Amerikaans organisatieadviesbureau, waarvan de laatste vier jaar in Londen.
Na een lange zoektocht en een ontmoeting met een priester kwam van het een het ander en ging ik theologie studeren.
Tijdens mijn studie aan de VU voelde ik dat ik niet meer bij diegenen hoorde die zich ongelovig noemden, maar bij de gelovigen zocht ik steeds weer naar een voor mij geloofwaardige plek.
Ik werd samen met andere studenten bij een docent thuis uitgenodigd om te spreken over ons geloofsleven. Tussen de andere studenten voelde ik mij opnieuw soms wat verloren, zij waren vaak nogal overtuigd gelovig en konden dat met woorden uit de christelijke traditie onderstrepen en bekrachtigen -en ik? Ik viel stil. Had ik voldoende wisselgeld? Of paste ik ook hier niet? Ik heb mijn twijfels met mijn docent gedeeld. En die zei mij toen: ‘dus je bent van buiten de kerk hier gekomen nu, je bent student theologie en hier nu met medestudenten bij een predikant thuis om te spreken over je geloofsleven? Je zit hier goed, je bent op zoek naar sporen van God, vervolg je weg.’ Dat opende voor mij noodzakelijke nieuwe ruimte. Het hoefde kennelijk niet massief of vaststaand, sporen van God, van menselijkheid, of misschien was die God wel op zoek naar mij.
Dit is precies wat ik probeer te doen in mijn gesprekken met mensen. Sporen van God zoeken. En vaak is er in hun gesprek geen expliciet spoor aanwezig en soms benoemen we de sporen niet eens. En mensen zoeken sporen van God via mij, omdat ik verbonden ben met de christelijke traditie. Voor hen draag ik een echo mee uit het verleden, al is het soms maar een hele vage echo.
In pastoraal gesprek buiten de kerk
De pastorale gesprekken die ik voer zijn voor negentig procent rand-of buitenkerkelijk. Ik krijg veel verzoeken om een gesprek van mensen die de kerk van hun jeugd hebben verlaten maar toch een groot verlangen hebben. Ook kom ik in volstrekt buitenkerkelijke omgevingen, waar mensen met lege handen staan wanneer het gaat om verwarring, crisis, ziekte, dood. Er is dan geen taal, er zijn geen rituelen en mensen staan dan met lege handen.
Ik noem graag twee voorbeelden:
Een vrouw van begin vijftig met vier kinderen heeft een zeldzame vorm van kanker met een slechte prognose. Ze krijgt heel veel liefde en steun vanuit de omgeving. Maar de steun is allemaal in de trant van: jij bent sterk! Als iemand het kan, dan ben jij het! En mensen raden haar vrijwel meteen na dit schokkende nieuws aan om voor haar kinderen psychologische hulp te zoeken en eventueel voor zichzelf ook.
Ze belt dat ze een afspraak wil maken. Ik open de deur van de pastorie en ze barst op de drempel al in tranen uit. Ik neem haar mee de kerk in, we steken een kaarsje aan en ze loopt eerst een kwartier rond, om de ruimte te proeven. We zitten in de kerk en ze kan niet ophouden met vertellen en huilen. ‘Ik ben sterk, maar niet altijd. Ik ben ook bang en ik heb zorgen en vragen’, vertelde ze. Als pastor sta ik dan naast haar en open ik een ruimte die ze om zich heen niet krijgt. Het kerkgebouw en de ruimte voor gesprek alleen al doen haar veel.
De telefoon ging. Een vrouw belde of zij mij iets mocht vertellen wat zwaar op haar hart lag. Ik nodigde haar uit om dat te doen. Ik hing op en dacht: vroeger had je hier de biecht voor.
Dit zijn maar twee voorbeelden van de vele. Mensen hebben weinig taal meer voor de binnenkant van hun leven, voor zaken die zij niet in de hand hebben, die voor verwarring zorgen of verwondering, waar geen snelle antwoorden of oplossingen voor te vinden zijn. Ik zie het als mijn taak om ruimte te maken voor de binnenkant van ons leven, waar zo moeizaam over gesproken wordt.
Spanningsvelden en vragen in mijn werk
Mijn werk brengt ook spanningsvelden en vragen met zich mee. Ik noem er hieronder een aantal.
• Ik word op basis van wie ik ben en wat ik doe gevraagd als gesprekspartner. Maar zelden vanuit een geloofsvraag. Meestal is het meer impliciet of geheel afwezig. Het is voor mij belangrijk om mijn positie te blijven onderzoeken: met welke Godsbeelden leef ík, wat zeggen de bijbelverhalen míj, hoe verhoud ík mij tot andere tradities en uitingen van spiritualiteit, en tegelijkertijd is mijn openheid van belang om in gesprek te komen en te blijven.
• ‘Cherry picking’ is mij door collega’s weleens verweten: het hier en daar inzetten van een bijbelverhaal of een verhaal uit een andere traditie, omdat het goed uitkomt. Maar ik zie het als gespreksingangen en kansen. Mij wordt ook vaker gevraagd of ik niet teveel water bij de wijn doe. Terwijl ik juist probeer ruimte te maken en daarmee gespreks-ruimte te openen.
• Wil ik God ter sprake brengen, omdat ik denk dat het van mijn traditie moet, en hoe waarachtig is dat dan? Kan God misschien alleen al aanwezig zijn, doordat ik mijn diepste zielenroerselen met mij meedraag?
• Onderwerpen rondom belangrijke momenten die in het leven voorbij komen, hoogte en diepte-punten, komen veel op mijn pad, dan weten mensen mij makkelijk te vinden. En steeds een beetje meer ook over het voelen van leegte of tekort, falen, schaamte, schuld, verantwoordelijkheid. Het is buiten de kerk een uitdaging om dergelijke existentiële onderwerpen te thematiseren.
• Ik voel ook wel eens frustratie want ik ben uiteindelijk maar een passant. Ik word ingeroepen op zo’n hoogte-of dieptepunt of in een acute crisis, maar deze mensen horen niet bij een geloofsgemeenschap en ik hoor niet bij hen. En die mensen zelf zijn ook passanten in het à la carte gebruiken van rituelen.
• Vaker kamp ik na gesprekken ook met vragen: Heb ik het nu goed gedaan? Had ik een andere interventie moeten plegen? Explicieter moeten zijn? Wanneer is het verhelderend om over God en over of vanuit de christelijke traditie te spreken en wanneer vervreemdend?
Belang van taal
Maar hoe het ook zij, ik blijf in mijn schrijven, spreken en ontmoetingen zoeken naar nieuwe taal en ruimte: een soort derde weg. Tussen de traditionele geloofstaal en de te naar binnen gekeerde feelgood, vaak oplossingsgerichte, spiritualiteit. En die taal blijft een uitdaging. Het gaat mij niet alleen maar om de menselijke maat, maar het gaat mij wel om een inclusieve manier van spreken die dichtbij de ervaringen van mensen staat, want als ik die toon, die snaar bij mensen weet te raken, dan opent zich een nieuwe, andere, vruchtbare ruimte.