In gesprek met mensen met dementie
Aanwijzingen en een praktijkvoorbeeld
Mw. A. Bruijkers-Koel is geestelijk verzorger in De Blije Borgh in Hendrik-Ido-Ambacht en bij de Argos Zorggroep in Rhoon en Poortugaal. Voorheen gemeenteadviseur bij de Protestantse Kerk in Nederland. Mw. drs. H.R. Buitenwerf is socioloog, auteur en illustrator, en werkte tot haar pensionering als gemeenteadviseur bij de Protestantse Kerk in Nederland.
Het is een taak die veel ouderlingen, predikanten en bezoekmedewerkers ingewikkeld vinden: op bezoek gaan bij gelovige mensen die vergeetachtig zijn geworden. Deze mensen zijn stukje bij beetje in een verwarrende wereld terechtgekomen. Ze worden door hun ziekte gedwongen om vertrouwde zekerheden los te laten. Ze verliezen de controle over hun bestaan. Deze ingrijpende verlieservaring kan angst, paniek, boosheid en onrust veroorzaken, en veel verdriet, ook bij dierbaren.
Een vreemde wereld
Als je op bezoek gaat bij iemand die lijdt aan dementie, ga je een vreemde wereld binnen, een wereld van verwarring en heftige gevoelens. Je komt met de beste bedoelingen, je wilt de bezochte respecteren en erkennen in wie hij of zij is en was. Je wilt iemand liefdevolle aandacht geven en troost bieden. Als je ziet dat iemand angstig is, wil je dat benoemen. En je wilt iemand helpen om zijn of haar gedachten te ordenen. Je hoopt dat door jouw bezoek deze mensen iets van Gods liefde voor ons mensen kunnen ervaren. Maar hoe pak je dat aan? Is het zinvol om over gelo-ven te praten? Over God en over Jezus? Kun je putten uit Bijbelverhalen? Wat werkt wel en wat niet bij iemand met geheugenproblemen? Het is dan behulpzaam om je te kunnen voorstellen wat er gebeurt met het geheugen van iemand die dementeert. Daarom schetsen we eerst met behulp van een eenvoudig beeld wat er met het geheugen van dementerenden gebeurt.
Een kast met legplanken
We kunnen ons het geheugen voorstellen als een kast met legplanken, een beeld uit Niemand is minder van Janny Vree-van Dongen en ds.Henk van Laren. Tijdens het leven worden alle legplanken gevuld met herinneringen aan gebeurtenissen, vaak gekleurd door emoties. Op de onderste plank liggen de vroegste herinneringen, die uit de kindertijd. Op de bovenste plank liggen de herinneringen aan de laatste gebeurtenissen, die van gisteren en vandaag. Bij iemand die lijdt aan dementie worden alle planken één voor één leeggeruimd. Dat proces begint bij de bovenste plank. De dagelijkse informatie wordt niet meer opgeslagen. Het resultaat is niet alleen dat mensen heel snel recente gebeurtenissen vergeten, maar ook dat heden en verleden voor hen vaak door elkaar lopen.

Bij dementerenden blijven de vroegste herinneringen het langst bewaard. Bij de vroegste herinneringen hoort het ‘oude thuis’, de gezinssituatie, de opvoeding, de school en de kerk. Het bijbellezen hoort daarbij, het gebed, net zoals het geloof in God. En als er in de kindertijd geen veiligheid en geborgenheid waren, speelt dat ook in dit stadium van het leven een rol.
Van dit alles moet je je goed bewust zijn als je op bezoek gaat, het zal je helpen bij het voeren van een gesprek, of in elk geval bij het begrijpen van wat er gebeurt.
Je gaat op bezoek
Hieronder geven we een aantal handreikingen om een zo goed mogelijke setting te creëren voor een gesprek met een dementerende.
• Introduceer jezelf: ‘Ik ben (naam) …. , ik kom bij u op bezoek.’
• Zoek, als je naar een instelling gaat, een rustig plekje op voor het gesprek.
• Ga schuin naast je gesprekspartner zitten; zo nu en dan aanraken vindt iemand doorgaans fijn.
• Praat vriendelijk en duidelijk. Niet te snel. Wees geduldig. Dementerenden hebben meer tijd nodig om te reageren.
• Probeer mee te zoeken naar woorden en herhaal belangrijke woorden.
• Neem de tijd, dan vang je meer signalen op. Blijf zoveel mogelijk oogcontact houden.
• Probeer gevoelens van de ander te benoemen.
• Onthoud geloofsuitspraken. Schrijf ze thuis op en kom er bij een volgend bezoek nog eens op terug.
• Wees troostend nabij. Bidden kan ook.
Hoe breng je het gesprek op gang?
Er zijn diverse goede manieren om een gesprek op gang te brengen. Dat geldt ook voor gesprekken met dementerenden. Belangrijk is dat je jezelf hierin niet forceert. Bedenk dus van tevoren wat goed bij jou past.
Je kunt een gesprek starten door juist niets te zeggen. Je kijkt de ander vriendelijk aan, glimlacht en wacht zwijgend af. De ander krijgt zo alle gelegenheid om zelf te komen met wat hem of haar bezighoudt. Je kunt ook directer zijn en beginnen door iets over jezelf te vertellen en te vragen: ‘Hebt u dat ook?’ Of door te zeggen: ‘Zal ik een lied voor u zingen?’ Er kunnen dan heel directe en eerlijke antwoorden komen!
Of je kunt iets concreets meenemen om heel bewust herinneringen op te roepen. Een foto, een afbeelding of een voorwerp. Je kunt ook van tevoren een thema bedenken dat je tijdens het gesprek als leidraad probeert te nemen.
Een voorbeeld: een thema als leidraad
Thema’s vormen de kern van het boek Dwalen door verhalen van Hadewey Buitenwerf, een boek speciaal voor gesprekken met dementerenden aan de hand van twintig thema’s, bijbelfragmenten en dagelijkse situaties. Voordat het boek verscheen werd een aantal thema’s uitgetest. Zo ging een pastor(P) op bezoek bij mevrouw Vink(V), 83 jaar oud en dementerend.
De pastor introduceerde het thema ‘aanraken’ door haar een illustratie van een teddybeer te laten zien. Mevrouw Vink herkende de beer. Maar de associatie dat de beer iets met aanraken of knuffelen te maken had, ontstond niet. Daarna las de pastor een gedichtje over aanraken en een bijbelfragment, waarin Jezus een blinde genas (Marcus 8: 22-25). Hieronder volgt een klein deel van het woordelijk uitgeschreven gesprek, waarin de pastor vasthoudt aan het van tevoren gekozen thema. Lukt haar dat? En zal dit leiden tot een geloofsgesprek?
‘Mijn moeder was een luxevrouw’
P : ‘Wordt u nog wel eens aangeraakt?’
V: ‘Ja, door mijn man natuurlijk.’
P: ‘Door uw man? Ja, die heeft u in het verleden aangeraakt natuurlijk en een knuffel gegeven.’
V: ‘Ja.’ P: ‘En een streling.’
V: ‘Maar niet dat je zegt van: tjonge jonge. Hij is ook eigenlijk mijn man niet. Mijn man is overleden. Maar het is niet echt zoals vroeger. Meneer Bos is eigenlijk mijn man niet. Mijn man is overleden en zodoende ben ik met meneer Smit, geloof ik, nee meneer Bos en die vroeg me of ik met hem mee ging naar die kerkdienst. Daar heb ik geen problemen mee, want of ik nou in een Gereformeerde kerk of een andere kerk ben, dat maakt mij niets uit.’
P: ‘En zo gaat u dus samen met meneer Bos naar de viering toe. Vroeger werd u door uw man aangeraakt, maar nu beschouwt hij u een beetje als … of niet? Bedoelt u dat?’
V: ‘Nee, dat niet. Dat wil ik ook niet, want ik ga niet mijn eigen man wegduwen. Want ik heb heel veel dingen meegemaakt en dat vind ik niet prettig.’
P: ‘Nee?’
V: ‘En dat is ook verdrietig, hè? Want we hadden een groot gezin, maar ja, ik was eerst het knechtje van mijn vader, dat zijn allemaal moeilijke dingen. Ik heb het soms moeilijk met zulk soort dingen. En mijn moeder eh .. ik vind het vervelend om te zeggen, want daar snapte ik dan niks van en mijn vader moest kei-en keihard werken. En dat was een heel klein mannetje, dus daar had ik het altijd mee te doen. Mijn moeder was een luxevrouw, laat ik het zo zeggen.’
P: ‘Wat bedoelt u met een luxevrouw?’
V: ‘Dan ging ze met een vriendin mee weg, weet u wel, ja zoiets. Het is zo lang geleden.’
P: ‘Dat vond u wel eens pijnlijk?’
V: ‘Mijn vader moest keihard werken en het was ook nog oorlog. Die heb ik ook meegemaakt. Er zijn zoveel dingen, waar je soms nog verdriet van kunt hebben. Snapt u wat ik bedoel?’
P: ‘En als u nu dit bijbelverhaal hoort, dat Jezus iemand geneest – eigenlijk troost door zijn aanraking – zou u dat dan ook willen?’
V: ‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik geloof natuurlijk wel in God en ik weet dat de Here God ons altijd zal helpen. Daar heb ik een vast vertrouwen in, want dat hebben mijn zussen ook allemaal. Want we hebben tien kinderen gehad, maar mijn moeder was een luxevrouw.’
Aan het einde van het gesprek, dat nog verder ging, sloeg de pastor een arm om de schouder van mevrouw Vink. Zo bleven ze een poosje stil zitten. Daarna legde de pastor liefdevol een hand op haar hoofd en zei: ‘De Heer zegene en behoede u. Hij geve u vrede.’ Ze bedankte mevrouw voor het gesprek en nam afscheid.
We zien in het gespreksverslag dat de pastor vasthield aan het gekozen thema. Ze stelde vragen en toonde begrip. Waar verleden en heden door elkaar gingen lopen, hielp ze met het ordenen van gedachten. Het thema ‘aanraken’ sloeg bij mevrouw niet echt aan. Toch legde het wel de kern van haar verdriet bloot: het gemis aan geborgenheid, dat zij nu steeds herbeleeft.
Tot slot
In dit artikel hebben we enige achtergrondinformatie gegeven over het voeren van een pastoraal gesprek met een dementerende. We hebben ook laten zien hoe het vasthouden aan een thema kan zorgen voor het bereiken van een diepere gesprekslaag. We hopen dat onze bevindingen bijdragen aan het verrijken van gesprekken met dementerenden – die onze aandacht en liefde zo hard nodig hebben.