Menu

Basis

In het ziekenhuis

Mw. drs. G. Kramer-Hasselaar is bezoekmedewerkster in de kerk en psychologe. Zij is lid van de redactie van Ouderlingenblad

Mevrouw Joke Vos (92 jaar) is begin deze week opgenomen in het ziekenhuis. Ze voelde zich al een paar dagen niet lekker. Toen een bezorgde buurvrouw op een gegeven moment poolshoogte kwam nemen, trof ze Joke ziek en verzwakt aan. De buurvrouw heeft meteen de huisarts ingeschakeld. Deze heeft Joke in het ziekenhuis laten opnemen.

Vandaag wil ik tijdens het middag-bezoekuur, tussen 12 en 13 uur, graag even bij Joke op bezoek. Het ziekenhuis ligt op een half uurtje reisafstand; een kwartiertje lopen, een kwartiertje bus. Van de dominee, die al op bezoek is geweest, heb ik begrepen dat Joke zich erg alleen voelt. Ik weet niet of mijn bezoekje vanmiddag uitkomt. Er is niemand die het bezoek aan Joke coördineert. In ieder geval neem ik ook een mooie kaart mee. Daar heb ik enkele regels uit Psalm 121 op geschreven, over God die de wacht over haar houdt.

Als ik in het ziekenhuis bij Joke’s kamer kom, zie ik dat er al twee mensen bij haar op bezoek zijn. Ik ken hen niet. Omdat zij aandachtig met Joke in gesprek zijn, besluit ik niet te storen. Ik loop naar een zithoekje op de gang en neem daar plaats. Ik blader een tijdschrift door en ben blij dat ik ruim de tijd voor het bezoek heb genomen.

Tien minuten voor het bezoekuur afgelopen is, ga ik weer naar Joke’s kamer. Haar bezoek neemt net afscheid. Bij de zaaldeur maak ik kort kennis met hen. Het zijn Joke’s zus en zwager. Daarna loop ik door naar Joke. ‘Fijn je te zien!’, zeg ik, ‘Kan ik nog eventjes bij je komen zitten?’ Joke knikt. ‘Hoe gaat het met je?’, vraag ik. Joke vertelt iets over de onderzoeken. Ook spreekt ze haar zorg uit: ‘Kan ik hierna wel weer naar mijn eigen huis?’ Na een paar minuten merk ik dat ze moe wordt. Ze rilt en heeft het koud. Ik help Joke om lekker te gaan liggen en dek haar toe met de deken. ‘Ik heb een kaartje voor je meegenomen’, zeg ik. ‘Bekijk straks maar op je gemak.’ Ik zet de kaart op het tafeltje naast haar bed. Daarna raak ik haar hand aan en wens haar een voorspoedig herstel. ‘De groeten thuis en in de kerk’, zegt ze. Als ik bij de deur omkijk, zijn haar ogen al dichtgevallen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken