Menu

None

Interview met Reneé van Riessen

Van Renée van Riessen verscheen onlangs haar boek Van zichzelf bevrijd. Levinas over transcendentie en nabijheid. Uitgever Elsbeth Greven (Uitgeverij Sjibbolet) stelde haar daarover de volgende vragen voor Theoblogie.

Wat was u aanleiding en reden om dit boek te schrijven?

De aanleiding om dit boek te schrijven was een ontdekking die ik deed in mijn onderzoek naar Levinas’ denken over God. Die ontdekking hield in dat Levinas veel positiever staat tegenover de mystiek dan doorgaans wordt gedacht. De meeste publicaties over Levinas leggen de nadruk op zijn kritische houding ten opzichte van de mystiek. Een kritische verhouding tot de mystiek is er zeker, bijvoorbeeld in zijn kritiek op het participatiedenken waarin het verlangen naar eenwording van de mens met God of het universum naar voren komt, en in zijn kritiek op Martin Buber. Zelfs bij Buber, die hij als dialogisch denker hoog heeft, is toch nog teveel aanwezig van dit eenwordingsideaal, waarvan Levinas afstand neemt.

En toch is in Levinas’ denken wel degelijk iets aanwezig dat je in elke mystieke beweging herkent, namelijk de gedachte van zelfverlies, die samenhangt met de idee dat het ik een bevrijding nodig heeft en dat die kan worden gevonden in het loslaten of opgeven van  zichzelf. Op dat element in Levinas’ denken heb ik mij geconcentreerd in dit boek, omdat het me intrigeerde en omdat het vragen opriep over zijn opvatting van het zelf en zijn verhouding tot de mystiek en de negatieve theologie. Ik ontdekte dat de gedachte van zelfverlies zich bij Levinas niet beperkt tot het menselijke zelf, maar dat ze ook aanwezig is in mijn denken over God. Niet alleen de mens, ook God heeft er behoefte aan om van zichzelf bevrijd te worden.

In feite wordt de verhouding tussen mens en God bij Levinas bepaald door deze karakteristiek van een wederzijdse bevrijding, waar de figuur van de Ander ook deel van uitmaakt. God bevrijdt zich van de directe aanbidding door mensen door hem naar de Ander (de naaste) te verwijzen. Levinas noemt dit de ‘goddelijke Komedie’ (met een verwijzing naar Dante). Het menselijk zelf wordt van zichzelf bevrijd door naar de Ander te gaan, en het wordt bevrijd van de één op één relatie met de ander door het gegeven dat het God is die hem naar de naaste verwijst. God, of het goddelijke gebod, speelt als een derde een belangrijke rol in de ethische verhouding tot de ander. Hoe dat zit en wat de implicaties van deze gedachte zijn heb ik doordacht in de zes hoofdstukken van mijn boek.

Wat betekent Levinas en zijn werk voor u als auteur en wetenschapper?

Door het filosofisch werk van Levinas ben ik al gegrepen in mijn studietijd, ik raakte gefascineerd door zijn thematiek (het denken van de Ander) en door de subtiele manier waarop hij die uitwerkt. Het is een filosofie die dicht op de huid zit en die dicht bij de beleving komt, maar tegelijkertijd methodisch trouw is aan de uitgangspunten van de fenomenologie. Levinas is altijd in gesprek gebleven met Husserl en Heidegger; met name zijn gesprek met Heidegger is filosofisch gezien belangrijk en erg spannend. Ooit was hij een bewonderaar van Heidegger, toen begon hij afstand te nemen en dat viel samen met de opkomst van het nazisme en Heideggers keuze om lid te worden van Hitlers NSDAP. De kritiek van Levinas legt de wortels van deze keuze bloot: ze gaan terug op een keuze voor ‘bloed en bodem’ en een biologisch georiënteerde visie op de mens, die uiteindelijk uitlopen op een verdediging van het autochtoon zijn. Om die reden is het debat van Levinas met Heidegger momenteel weer springlevend. Ik had niet gedacht dat dit nog zou gebeuren, maar toch is dat zo. 

Wat is het belang van het begrip kenosis en kun je in dit verband de titel van uw boek uitleggen?

Om die vraag te kunnen beantwoorden moet ik eerst iets zeggen over het begrip kenosis in het algemeen. Het is afgeleid van een Grieks werkwoord (kenóō) dat leegmaken betekent. Dat woord komt voor in een bekende passage uit het Nieuwe Testament, uit de brief van Paulus aan de Filippenzen. Paulus citeert daar een vroegchristelijke hymne, de ‘Christuspsalm’ waarin gezegd wordt dat Christus zich ‘ontledigd’ heeft. Wat betekent het leegmaken of de ontlediging hier? Het lied zegt dat hij zich heeft ontledigd of losgemaakt van zijn goddelijkheid om een menselijke gestalte aan te nemen, die in de tekst wordt geassocieerd met het bestaan van een dienstknecht (sommige vertalingen zeggen ‘slaaf’) en de dood aan het kruis (Filippenzen 2, 6-11). Het is een indrukwekkende tekst die de christelijke theologie altijd veel te denken heeft gegeven.  Het woord ‘kenosis’ werd op die manier een aanduiding voor Christus als incarnatie van God, iets dat vooral tot de christelijke theologie behoorde.

In mijn boek heb ik willen laten zien dat de betekenis van de kenosis een bredere strekking heeft, die niet vastzit aan de betekenis die de christelijke traditie eraan geeft. Levinas herkent elementen in het christelijke verhaal over kenosis, en laat zien dat de gedachte van Gods zelfovergave ook in het joodse denken aanwezig is. Hij wijst dan op de Psalmen en op passages uit de profetie van Jesaja waar tot uitdrukking komt dat Gods verhevenheid gepaard gaat met nabijheid bij mensen in verdrukking, de ‘gebrokenen van hart’(Jesaja 57: 15). Dat begint volgens de Talmoed al in het paradijsverhaal waarin wordt gezegd dat het God is die Adam en Eva dierenvellen geeft om zich te kleden: God bekommert zich om hen! Een typisch joodse betekenis van kenosis ontdekt Levinas in de geschriften van de Litouwse rabbijn Chaïm van Volozin, die zich onder andere op de kabbala beriep. Het gaat hier om het inzicht dat God zich voor mijn verbinding met de werkelijkheid afhankelijk maakt van de mens. God heeft de mensen een levenswet gegeven, zegt deze rabbijn, en deze wet is de uitdrukking van Gods wil. Maar het hangt van mensen af of de wet word geleerd, geïnterpreteerd en opgevolgd; op dat punt heeft God de macht uit handen gegeven aan de mensen en hen met een grote verantwoordelijkheid bekleed. Ook op het menselijke vlak is er sprake van een ontlediging, die zou je hier kunnen vertalen met het vermogen om jezelf los te laten, en niet langer de voorrang te geven aan eigenbelang. Zoiets komt niet spontaan in ons op, geprogrammeerd als we zijn om dit eigenbelang de prioriteit te geven. Spinoza spreekt van een natuurlijke drang die we hebben om onszelf te handhaven. Levinas ontkent niet dat deze natuurlijke drang een heel belangrijke plaats in het leven heeft: we moeten op onszelf letten, onszelf verzorgen, grenzen stellen. De vraag wordt dan hoe het mogelijk is om ook de belangen en concrete noden van anderen te zien en er rekening mee te houden. Volgens Levinas komt deze gedachte niet in ons op voor zover we in onze eigen sfeer, de sfeer van het zelf en het zelfde blijven. Daar hoort bijvoorbeeld ook de gezinssfeer bij, en wellicht de familie en de vriendenkring. Maar hoe staat het met anderen die zich niet direct in deze intieme sfeer bevinden? Waarom zouden we ons hun lot aantrekken? Waarom kan je en mag je de ander niet doden, zoals het gebod zegt? Toch zien we dat het gebeurt en dat het mogelijk is dat mensen zich het lot aantrekken van anderen, ook als ze die niet of nauwelijks kennen. Het natuurlijke verhaal van het zoeken van eigenbelang is kennelijk niet helemaal sluitend, er zit een zwakke plek in; en dat is, zou ik zeggen, een gelukkige plek: de plek waar de een zich door de ander kan laten raken, met hem of haar verbonden kan raken. De ander komt mij dan tegemoet ‘als gelaat’, en dat wil volgens Levinas zeggen: als opdracht om verantwoordelijkheid te nemen. In deze opdracht raken wij van onszelf los, worden we van onszelf bevrijd. Het universum draait uiteindelijk niet om ons als enkeling en dat is een bevrijdende ervaring.


Over de auteur

Renée van Riessen is filosoof en dichter. Zij doceert godsdienstfilosofie aan de PThU Groningen en is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Universiteit Leiden. Eerder publiceerde zij onder meer het succesvolle Oratio-essay De ziel opnieuw (4de druk).


Van zichzelf bevrijd

Reneé van Riessen - Van zichzelf bevrijd

Menselijk leven is leven in relaties. De Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas richtte zich vooral op de bevrijdende kracht van relaties. Hij ontdekte dat ze behulpzaam kunnen zijn om onszelf los te laten en om compassie te oefenen.

Renée van Riessen onderzoekt Levinas’ denken over nabijheid, ontlediging (kenosis) en naastenliefde. Ze brengt het in discussie met hedendaagse denkers (Heidegger, Ricoeur, Derrida) en legt verbanden met het werk van schrijvers en beeldend kunstenaars als Natalia Ginzburg en Barnett Newman. Met haar Levinas-interpretaties beweegt Van Riessen zich op het grensvlak van ethiek, mystiek en religie. Ze onderzoekt de vruchtbaarheid van Levinas’ denken over ontlediging en bevrijding via reflecties over religieuze taal, identiteit, sterfelijkheid en belangeloosheid. Transcendentie blijkt hier telkens verbonden te zijn met het raadsel van de nabijheid van de ander. 

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken