Menu

Premium

Jezus in de esoterie

In het midden van de negentiende eeuw vieren het rationalisme en het materialisme hun triomfen met bijvoorbeeld Darwin en Karl Marx. De historisch-kritische bijbelexegese ontstaat met godsdienstwetenschappers als David Friedrich Straus (1808-1874) en Ernst Renan (1823-1892). Zij beogen een historisch Jezusbeeld te ontwikkelen. Van meet af aan is er kritiek op deze historische benadering van de bijbel en Jezus. Een deel van deze kritiek bundelt zich in wat genoemd wordt het ‘esoterische christendom’. In dit artikel volg ik een aantal representatieve ontwerpen van Jezus die een rol spelen in het esoterische discours in Nederland vanaf het midden van de negentiende eeuw tot op heden.

Helena Petrovna Blavatsky

Een van de eerste criticasters die zich met gezag laten horen is Helena Petrovna Blavatsky (1831-1891), medeoprichteres van de Theosophical Society in 1875. Vooral in haar eerste vuistdikke boek Isis Unveiled (Isis Ontsluierd) uit 1877 behandelt zij het (vroege) christendom. Van de theologie van haar tijd moet zij niet veel hebben. Ze schrijft:

Sedert den dag, dat de moderne wetenschap aan de dogmatische godgeleerdheid gaf wat men den doodsteek zou kunnen noemen, door aan te nemen dat de godsdienst vol mysterie is, en mysteriën onwetenschappelijk zijn ,…[1]

Blavatsky daarentegen legt juist de nadruk op het mysterie. Het alternatief van Blavatsky is ‘de universele wijsheids-godsdienst’[2]. Uit deze wijsheids-godsdienst heeft het vroege christendom geput, maar dat is later verdonkeremaand door de kerk. Jezus onderwees een geheime leer die bestond uit de oude gnostiek, het neo-platonisme en de ‘transcendentale wijsbegeerte der Oostersche gnosis’. Met dit laatste wordt de oerbron van wijsheid bedoeld afkomstig van de mahatma’s (meesters) van de Himalaya waaruit ook andere godsdiensten hebben geput. Jezus werd bij de doop in de Jordaan een ingewijde. Jezus is niet dé Zoon van God, maar ‘een zoon van God’, een ‘Christos’. Dat is een technische term voor een ingewijde.[3] Een ingewijde kon op een manier ‘met de natuurkrachten omgaan waar de natuurwetenschappen geen weet van hebben’ – zo kon Jezus wonderen en tekenen verrichten. Volgens Blavatsky waren er in het oorspronkelijke christendom ‘graden van inwijding’[4], waarin onder meer geleerd werd dat de vader van Jezus niét JHWH is, maar de Allerhoogste God.[5] Over de verzoeningsleer is Blavatsky categorisch: de verzoeningsleer is bedoeld om het ‘kerkelijke juk nog vaster op den nek van het volk te leggen’.[6] De kruisdood en opstanding moeten niet historisch worden gelezen maar allegorisch. Het was het ‘Kamic-loka’ of Hogere Ego van Jezus dat leed:

Het is in werkelijkheid dit Hogere Ego dat, om het zo te zeggen, gestraft is, dat lijdt. Dit is de werkelijke kruisiging van de Christos, het meest diepzinnige en ook het meest belangrijke mysterie van het occultisme.[7]

De navolging van Jezus is een innerlijk mystiek proces, waarin men sterft aan het lagere ego en tot verlichting komt: het boeddhistische Nirvana. Dan is men ‘een zoon van God’ die eeuwig leeft en heeft men het ‘Christusbewustzijn’ in zichzelf gerealiseerd. De historische Jezus is volgens Blavatsky een reïncarnerende boddhisattva. Hij behoort tot de ‘Grote Broederschap der Mahatma’s van Shamballa’ en staat in de lijn van Krishna, Boeddha en andere grote leraren van de mensheid. (Shamballa is Sanskriet voor ‘bron van geluk’. Volgens Blavatsky zou dit paradijs zich ergens in de Himalaya’s bevinden en de verblijfplaats van de Mahatma’s zijn. Zij zouden de oerbron van alle wijsheid aldaar behoeden.) De volgende incarnatie van deze boddhisattva is de Maitreya Boeddha: de nieuwe wereldleraar. Vlak voor haar dood in 1891 zegt Blavatsky dat het eigenlijke doel van de Theosophical Society is om de komst van de nieuwe wereldleraar voor te bereiden.[8]

Christus de Maitreya

De opvolgster van Blavatsky is Annie Besant (1847-1933) die samen met de voormalige anglicaanse priester Charles Leadbeater (1847-1934) het programma van de wederkomst van de Maitreya uitwerkt. Leadbeater vindt op het strand in Adyar (India) een mooie jongeling met een fantastische aura: het is de jonge Krishnamurti (1895-1986). In hem herkent Leadbeater de Maitreya. Er volgt een bijzonder boeiende en ook wel omstreden periode in de geschiedenis van de Theosophical Society. Krishnamurti wordt door Besant en Leadbeater gevormd en ingewijd tot de nieuwe wereldleraar. In Krishnamurti zien zij de wederkomende Christus. Vanaf 1911 verkondigt Besant openlijk dat Christus door Krishnamurti zal verschijnen. Rond Krishnamurti wordt een geheel nieuwe organisatie opgericht: de Orde van de Ster van het Oosten. Tussen 1911 en 1929 komen er in ‘Kamp Ommen’ (Nederland) soms wel 3000 volgelingen tezamen rond de nieuwe Christus. Er wordt een apart spoorlijntje aangelegd. Spoorwegbeambten kijken hun ogen uit wanneer zij het internationale gezelschap in kleurige reformkleding uit de treinen zien dwarrelen. Maar het geluk blijft niet duren: in 1929 houdt Krishnamurti het voor gezien. Tot de verbijsterde menigte verklaart hij dat hij niet de nieuwe Christus is; hij doet afstand van zijn Messiasschap. Sindsdien wijst hij ieder spiritueel leiderschap af. Tot aan zijn dood is de kern van zijn boodschap dat iedereen zijn eigen spirituele guru is.[9]

De christologie van Rudolf Steiner

In 1902 wordt in Duitsland de landelijke afdeling van de Theosophical Society opgericht. De eerste voorzitter is Rudolf Steiner (1861-1925). Van meet af aan is Steiner georiënteerd op de westerse esoterische traditie. In 1913 breekt hij met de theosofie vanwege de ‘Krishnamurti-kwestie’ en wordt de Anthroposophische Gesellschaft opgericht. In reactie op de ‘Krishnamurti-kwestie’ ontwikkelt Steiner zijn eigen christologie. Maar Steiner verstaat zich ook met de theologische ontwikkelingen van zijn tijd, waar hij veel kritiek op heeft. Het boek La vie de Jésus van Renan noemt hij een ‘keukenmeidenroman’ waarin Jezus wordt afgeschilderd als een soort psychopaat. De moderne theologie nivelleert Jezus Christus tot de ‘eenvoudige timmerman uit Nazareth’. Steiner daarentegen houdt onverkort vast aan de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel – al geeft hij daar uiteraard zijn eigen esoterische interpretatie aan.

Kruisdood en opstanding volgens Steiner

Rond zijn veertigste levensjaar heeft Steiner – naar eigen zeggen in zijn autobiografie – een ‘Christuservaring’: een authentieke mystieke ontmoeting met de Opgestane in een etherische hoedanigheid. Volgens Steiner is Jezus Christus na de kruisdood opgestaan in een etherisch of ‘geestelijk lichaam’ (zie 1 Kor.15:35-58) en verblijft de Opgestane sindsdien in de etherlaag rond de aarde. Steiner voorspelt dat steeds meer mensen in de twintigste eeuw dit zullen ervaren. In feite is deze mystieke ervaring van de Opgestane een aankondiging van de ‘wederkomst’. De antroposofie is onder meer bedoeld om deze voor te bereiden. Tegenwoordig zijn Christuservaringen een bekend fenomeen waar veel boeken over verschijnen.[10] Christus, de Zoon van God, heeft zich bij de doop in de Jordaan verenigd met de mens Jezus en is werkelijk gestorven en opgestaan:

De Christus leerde de dood op aarde kennen, niet omdat hij als een verschijning van tijd tot tijd belichaamd was zoals het geval was bij de oude leringen, maar Christus leerde de dood daardoor kennen, dat hij als God … in een mensenlichaam op aarde leefde. Hij leerde de dood werkelijk kennen.[11]

Op het moment dat bij de kruisdood het bloed van Jezus Christus in de aarde sijpelt (zie Joh. 19:34) is niet alleen de dood van het fysieke lichaam van de mens overwonnen, maar ook de doodskrachten van de gehele kosmos. Steiner plaatst zijn verlossingsleer in een kosmologisch (paulinisch) perspectief. In zijn voordrachten over het Johannesevangelie zegt Steiner:

Laten wij ons in gedachten verplaatsen buiten de aarde, naar een andere ster, en ons voorstellen dat iemand die helderziend is vanaf die ster naar onze aarde kijkt . dan zou hij de aura van de aarde geheel zien veranderen . toen op Golgotha het bloed uit de wonden van Christus Jezus vloeide. Op dat moment veranderden alle geestelijke verhoudingen op aarde.[12]

In grote lijnen zegt Steiner: In de loop van de mens- en wereldontwikkeling heeft het goddelijke zich van de aarde en de mens teruggetrokken met als gevolg dat de goddelijke krachten niet meer voldoende werkzaam zijn op aarde en in het fysieke lichaam. Daarom zijn de kosmos en het fysieke lichaam aan de dood overgeleverd. Die doodskrachten moesten overwonnen worden door God zelf. Dat kon alleen wanneer God mens werd en zo de dood kon ervaren en overwinnen. Dat is het grote liefdesoffer van Christus. Daarmee is de liefde in de kosmos en de mens gevloeid en kan het fysieke lichaam van de kosmos en de mens langzaamaan worden tot een geestelijk lichaam – respectievelijk het Nieuwe Jeruzalem en het opstandingslichaam.[13]

Het Lectorium Rosicrucianum

In 1924 komen de gebroeders Jan (1896-1968) en Wim Leene (1891-1938) uit Haarlem in contact met het Rosicrucian Fellowship. Het Rosicrucian Fellowship is een Amerikaanse rozenkruiserbeweging opgericht door Max Heindel (1875-1919).[14] Heindel was sterk beïnvloed door Rudolf Steiner.[15] De gebroeders Leene scheiden zich in 1935 af van het Fellowship en beginnen een eigen beweging met de naam Nederlandse Rozenkruiser Genootschap. In 1938 sterft Wim Leene, zijn plaats wordt min of meer ingenomen door Catharosa di Petri (pseudoniem van Hennie Stok-Huizer). Jan Leene gaat publiceren onder het pseudoniem Jan van Rijckenborgh. Na de oorlog wordt dit genootschap omgedoopt tot het Lectorium Rosicrucianum of de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. In zijn beginselverklaring schrijft het Lectorium dat de leden: ‘Jezus Christus tot een levende factor in ons leven willen maken, en zijn weg praktisch willen bewandelen’. Ook het Lectorium heeft als doel om de wederkomst voor te bereiden. De wederkomende Christus is geen persoon of gestalte, maar een transcendente toestand. Die toestand noemt men het ‘broederschappelijke stralingsveld’. Het Lectorium gaat uit van twee levensvelden, het zogenaamde ‘dialectische levensveld’ en het ‘broederschappelijke stralingsveld’. Het dialectische levensveld is de aarde en haar zichtbare sferen terwijl het broederschappelijke levensveld de geestelijke wereld is. De aarde wordt door Jan Leene dan ook beschreven als een tranendal waaraan je je moet trachten te onttrekken. Het Lectorium geeft daartoe een meditatieve of inwijdingsweg. Door de inwijding krijgt men aansluiting met het innerlijke ‘geestvonkatoom’, het sprankje goddelijke licht in ieder mens. Door het wakker roepen van dit geestvonkatoom wordt het broederschappelijke stralingsveld versterkt. In onze tijd staat het broederschappelijke stralingsveld op het punt definitief door te breken – dat is de wederkomst van Christus. Door de geschiedenis heen hebben vele occulte bewegingen gewerkt aan het broederschappelijke stralingsveld, zoals de Egyptische, Indische, Chinese broederschappen, de essenen, de manicheeërs, de katharen en de klassieke rozenkruisers:

Ieder van deze groepen leverde een bijdrage tot het grote werk. Ieder weefde een deel van het gewaad … van Jezus Christus. Iedere groep prepareerde mee, arbeidde mee aan het grootse magnetische veld … dit stralingsveld is nu zo machtig geworden, de gloed van de nieuwe aera is zo intens geworden, dat wanneer ge maar uw micro-kosmos voor deze aanraking gaat openen, de stralingskracht onmiddellijk door u zal worden bemerkt en ervaren.[16]

De theosofie, de antroposofie en het Rosicrucian Fellowship zijn ontstaan in een tijd dat het ‘esoterische levensveld (nog) chaotisch en complex’ is, ook al hebben zij grote inspanningen verricht om de mens op een hoger plan te brengen en de greep van het materialisme te doorbreken.[17] Dat is nu achter de rug en dus kan het Lectorium uit een zuiverder bron putten dan de voorgangers dat konden.[18]

De Aloude Mystieke Orde van het Rozenkruis

De Aloude Mystieke Orde van het Rozenkruis – bekend onder de afkorting AMORC – heeft weer een eigen ontstaansgeschiedenis die terug te voeren is op de Franse Martinistenorde. In 1915 wordt de AMORC in Amerika opgericht door de parapsycholoog H. Spencer Lewis (1883-1936). Naar eigen zeggen is hij in Toulouse (Frankrijk) ingewijd in een rozenkruiserorde. Volgens de ontstaansmythe van de AMORC is de AMORC terug te voeren tot de Egyptische inwijdingsmysteriën uit de tijd van Tutmosis III (rond 1500 voor Christus), een gedachte die men in meer occulte bewegingen in die tijd tegenkomt. Lewis ontwerpt in zijn boek The Mystical Life of Jesus uit 1929 weer een geheel eigen variant van het ‘Christusverhaal’. Volgens Lewis is Jezus niet echt gestorven aan het kruis. Invloedrijke volgelingen van Jezus hebben net op tijd bij de Romeinse keizer met succes een gratieverzoek ingediend, waardoor Jezus net voor het sterven van het kruis af wordt gehaald. Hij heeft dan al ‘de geest gegeven’, maar daar wordt niet de levensgeest mee bedoeld maar de Heilige Geest. In het graf van Jozef van Arimathea vindt een mystieke dood plaats van Jezus, maar omdat hij de grootste avatar aller tijden is, kan hij snel zijn gezondheid herkrijgen. Bij de Hemelvaart is zijn uiterlijke werkzaamheid volbracht en trekt hij zich met een aantal volgelingen in het geheim terug in het klooster van de ‘Grote Witte Broederschap’ op de berg Karmel. Op de berg Karmel gaat Jezus dan nog zo’n dertig jaar voort met het onderwijzen van zijn leerlingen. Jezus sticht een nieuwe ‘geheime school’ als loot van de Grote Witte Broederschap.[19] In The Secret Doctrines of Jesus uit 1937 werkt Lewis de leringen van de geheime school van Jezus verder uit. De esoterische leringen zijn volgens Lewis in het Vaticaan nog steeds bekend, maar worden daar geheim gehouden. Gelukkig zijn die oude leringen ook aanwezig in de bibliotheken van de Grote Witte Broederschap in Tibet, India en Egypte. Dat zijn de bronnen waar Lewis uit zegt te putten. In de Secret Doctrine houdt Lewis een pleidooi voor het openbaar maken van de geheime leringen, want dat is in het belang van de kerk en van het christendom in het algemeen.[20] Dat is een belangrijk motief van de AMORC: een bijdrage leveren aan de toekomst van het christendom. Daarom is de AMORC een directe opvolging van de ‘geheime school’ van Jezus, als een moderne loot van de Grote Witte Broederschap.[21]

Alice Bailey en Benjamin Creme

De Amerikaanse Alice Bailey (1900-1949) en de Schot Benjamin Creme (geb. 1922) zijn weer andere herauten van de nieuwe tijd. Beiden zijn theosofisch beïnvloed. Alice Bailey ontleent haar voorspellingen aan haar channel de ‘Tibetaan’, een mahatma die vaak samenwerkt met de (theosofische) mahatma’s. Ook voor Bailey speelt de wederkomst van Christus een grote rol. Christus is ‘een God in het vlees’. Maar niet de enige zoals bij Steiner. Bailey volgt de theosofische voorstellingen van wederkerende avatars of wereldverlossers. Naast Christus zijn bijvoorbeeld ook Hercules en Boeddha geïncarneerde ‘dragers van het licht’. Christus is het hoofd van Shamballa en hij zal aan het eind van de twintigste eeuw wederkeren. Dat is in het nieuwe tijdperk van Waterman, waarin het accent wordt verlegd van de ‘Kind-Verlosser’ naar de religie van de ‘Herrezen Christus’:

In het Waterman-Tijdperk is de Herrezen Christus de Waterdrager. Hij zal deze keer niet het vervolmaakt geworden leven van een Zoon Gods uitbeelden, zoals Zijn voornaamste roeping 2000 jaar geleden was. Hij zal verschijnen als het verheven Hoofd der geestelijke Hiërarchie en Hij zal aan de nood van dorstige volkeren der wereld tegemoet komen . Hij zal deze keer door allen erkend worden en in Zijn Eigen Persoon zal Hij getuigen van het feit van de wederopstanding, met als gevolg daarvan gelijklopend het feit van de onsterfelijkheid der ziel, van de geestelijke mens.[22]

Bailey ziet de nieuwe mens en de komst van Christus zeer concreet voor zich. De Tibetaan voorspelt dat Christus de Verenigde Naties tot rijpheid zal brengen. De leiding zal in handen zijn van de ‘Hiërarchie van de Heren van Mededogen’ en van de ‘Meesters van Wijsheid’. De wereld zal in de twintigste eeuw toegroeien naar ‘uiteindelijke vrede en uiteindelijk begrip’.[23]

Benjamin Creme is een leerling van Bailey. Ook hij voorspelt de fysieke wederkomst van Christus, die hij identificeert met de Maitreya. Dat zou gebeuren via de televisie op ‘Verklaringsdag’ 1982. Plots zouden alle televisiezenders overschakelen op de Maitreya. Dat is niet gebeurd, althans niet op de televisie. Want Creme houdt vol dat de Maitreya – dat is Christus – Tibet heeft verlaten en sindsdien woont in een Aziatische gemeenschap in Londen. Van daaruit werkt hij, ogenschijnlijk als een gewone man, achter de schermen en stuurt hij zijn transformerende energie naar alle uiteinden van de wereld. Soms openbaart hij zich in zijn werkelijke gestalte, zoals in Nairobi in Kenia. Daar zijn foto’s van. Hij is de aankondiging van de nieuwe Aquarius tijd. Vele tekenen wijzen daarop, zoals de toenemende wonderen in de wereld, de vredesbeweging, de milieubeweging etc. Er zal een wereldregering komen die opgezet is door de nieuwe wereldreligie. Aan het hoofd staat de Maitreya-Christus. Er zal een algehele vrede heersen. Het zal een radicale verandering zijn als Hij eenmaal ‘echt’ verschijnt[24]:

Zijn energie van Liefde zal het hart van iedereen binnenstromen en de mensheid opwekken om de wereld te redden. En er zullen honderdduizenden spontane genezingen plaats vinden. Zo zullen we weten dat Hij werkelijk de Wereldleraar is voor de gehele mensheid.[25]

Nieuwe openbaringen van Jezus en Maria

Recent vindt in het New Age-circuit een opmerkelijk heroriëntatie op Jezus plaats. En op Maria Magdalena. Dat is onder meer het geval bij twee echtparen: Karel en Caroline van Huffelen en Reint en Gabriele Gaastra-Levin. De Gaastra’s zijn in het nieuws geweest omdat zij zeiden de spirituele betekenis van de aanslag op het koninklijke familie in Apeldoorn te kennen. Bij beide dames komen Jezus, Maria Magdalena en Maria door. In hun lezingen en boeken rekenen ze allereerst af met het traditionele christendom om vervolgens de ‘ware leer’, bij monde van de doorgevingen van Jezus en Maria Magdalena, te verkondigen. Zo schrijven de Van Huffelens in hun boek Maria Magdalena en de Schijnheiligen dat de vroege kerkvaders Jezus tot een ‘zondeloze vrijgezel’ hebben gemaakt en hem ‘tot God gepromoveerd hebben, terwijl Maria Magdalena werd gedegradeerd tot een zondares en hoer die het met Jan en alleman deed’.[26] In waarheid zijn zij getrouwd en hebben kinderen. Kerkvaders als Augustinus en Hieronyus zijn ‘seksuele frustraten en vrouwenhaters’ en gestoord.[27] De kerk heeft de bijbel gemasseerd zodat ‘de mythologische Christus is vervangen door een historische Jezus’.[28] De waarheid is echter geheel anders, meldt Jezus:

Mijn naam was niet Christus maar Jezus en ik ben op een bepaald moment in het Christusbewustzijn gekomen, net zoals dat u nu staat te gebeuren. U en ik volgen hetzelfde pad. Wat er echter van mij is gemaakt, wat de Kerk uit mij heeft gevormd, heeft nooit bestaan. Dat is een ernstige misvorming van de werkelijkheid. Door rituelen en ceremoniën heeft men de krachten die verbonden zijn met het Christusbewustzijn weggenomen. De Kerk heeft zich deze krachten toegeëigend als controlemechanisme en gepresenteerd als de enige waarheid . Neen, er was nooit een christendom en dat kon ook niet want slechts weinigen waren in het Christusbewustzijn. Begrijpt u? Christus is niet een naam’.[29]

‘Christus’ is het ‘Christusbewustzijn’. De historische Jezus en Maria Magdalena hebben dit Christusbewustzijn in zichzelf gewekt. Dat kunnen wij eenvoudige mensen ook. Door middel van hun openbaringen leren Jezus en Maria ons hoe we dat kunnen doen.

Hans Stolp

Het esoterische Jezusbeeld van Hans Stolp verschilt geheel van dat van de Van Huffelens. Voor Stolp is de mens Jezus uniek, omdat hij ‘zijn eigen lichaam aan de goddelijke Geest der Liefde ter beschikking mocht stellen’, om ‘als voertuig te dienen voor de Allerhoogste goddelijke Geest’.[30] De engelen (of geestelijke wezens) hebben al sinds eeuwigheid gewerkt aan de mens Jezus in een ‘goddelijk plan’. Jezus wordt geboren temidden van de essenen waartoe zijn ouders Maria en Jozef behoren evenals Maria Magdalena, waarmee Jezus ‘in liefde heel nauw verbonden’ was.[31] De betrokkenheid van de Heilige Geest bij de verwekking van Jezus slaat niet op zijn fysieke geboorte, maar op de geest die in hem werkt. Bij de doop in de Jordaan is de mens Jezus zodanig voorbereid dat hij de Goddelijke Geest van Liefde kan ontvangen. De Goddelijke Geest en de mens worden ‘als het ware één met elkaar’.[32] Jezus is de ‘levende manifestatie van de Christus(geest) op aarde geworden’.[33] Het is dan ook Christus Jezus die aan het kruis sterft. Bij zijn beschrijving van kruisdood en opstanding volgt Stolp in grote lijnen Rudolf Steiner. Stolp schrijft:

Zo wordt Jezus Christus aan het kruis de eerste mens die zowel in zijn geest en in zijn astraallichaam (zeg maar, zijn ego), als in zijn etherische en fysieke lichaam (zeg maar, zijn lichaam) tot Christus wordt omgevormd. En daarmee maakt hij het mogelijk dat ook wij eens in de verre toekomst, zowel naar onze geest en naar ons ego, als naar ons fysiek lichaam, tot pure Christusgeest zullen worden omgevormd.[34]

De Christusgeest wordt pas in een verre toekomst in ons gerealiseerd. Maar de kruisdood en opstanding zijn het begin. Dan begint de herschepping van mens en kosmos. De val in de materie is een halt toegeroepen en het begin van de vergeestelijking is aangebroken.[35]

Fennie Kruize

Een recent licht aan de ‘esoterische horizon’ is de Groningse dominee Fennie Kruize met haar boek Goddelijke Vrijheid (Deventer 2008). In niet mis te verstane woorden rekent Kruize af met de – haar eigen – kerk: die is dogmatisch, hiërarchisch, onvrij en nog veel meer lelijks dat men ook bij de Van Huffelens tegenkomt. Daar tegenover stelt Kruize haar alternatief van het ‘esoterische geloven’ dat dan juist vrij, ondogmatisch en niet-hiërarchisch is want gebaseerd op de gnostische godsvonk in ons. Dat is de ‘Christusgeest die in je zit’ en de enige religieuze zekerheid is.[36] Jezus is hét voorbeeld van iemand die de Christusgeest in zichzelf gerealiseerd heeft, maar ook anderen hebben dat gedaan. Uniek is Jezus in deze zin niet. Met het lijden van Christus voor onze zonden heeft Kruize niet veel en ook niet met de opstanding in het vlees. Het is de Christusgeest die is opgestaan en die kan werkzaam zijn in ieder mens. De Christusgeest is voor Kruize de geest van God – ze verwijst naar Genesis 1 – die door ‘esoterische gelovigen de vonk van God in het wezen van de mens genoemd wordt’.[37]

Tot slot nog een woord over – wat ik maar noem – het ‘ongebonden esoterisch christendom’. Daarmee bedoel ik de vele (rand)kerk(elijke) mensen die op zoek zijn naar geloofsverdieping vaak buiten de kerk of dominee en priester om. Zeker sinds de vertaling van de Nag Hammadi-geschriften in het Nederlands in 1994/5 is de belangstelling voor het vroege gnostische christendom explosief groeiende. Vanuit de kerkelijke instituties wordt deze ‘onderstroom’ onvoldoende waargenomen en er wordt niet op geanticipeerd. Deze mensen hebben de kerkleer met zonde en verdoemenis achter zich gelaten, maar hebben geen welomschreven theologisch alternatief ontwikkeld, behalve dan een wat vage gnostieke voorstelling. Fennie Kruize verwoordt in haar boek goed waar veel van deze ‘zoekende christenen’ in religieus opzicht staan.

Besluit

In dit artikel hebben we exemplarisch een aantal ‘Jezusbeelden’ besproken zoals deze in het ‘esoterisch christendom’ voorkomen. Een paar elementen vallen op.

  • In historische zin is het moderne ‘esoterische christendom’ een reactie op de opkomst van de kritische theologie vanaf het midden van de negentiende eeuw.

  • In kentheoretische zin is het esoterische christendom een reactie op de theologie: waar de theologie vooral rationeel is en wetenschappelijk, claimt het esoterische discours gnosis of bovenzinnelijk inzicht.

  • In theologische zin kunnen we het volgende opmerken. In feite kunnen we niet spreken van hét esoterische christendom. Daarvoor wijken de Jezusbeelden van de verschillende besproken bewegingen te veel van elkaar af. Zo gaan Steiner, Heindel en Stolp uit van de feitelijke menswording, kruisdood en opstanding terwijl andere vertegenwoordigers van het esoterische christendom van mening zijn dat a) de kruisdood en opstanding een allegorie is voor de innerlijke ontwikkeling van ieder mens (Blavatsky), b) Jezus net niet is gestorven en na de kruisafname nog voortleeft om zijn gnostische of geheime leer te verkondigen aan enkelingen(Spencer Lewis en de Van Huffelens), of c) ‘Christus’ een technische uitdrukking is voor het geestelijke bewustzijn dat Jezus verworven heeft en door ieder mens verworven kan worden (Blavatsky en Kruize).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken