Menu

None

Joods denken over het ego

Een boom met vruchten in een tuin
De aarde onderwerpen of de tuin bewaren. Debosree Das, Gemaakt met AI. Playground.com

Welke visies zijn er vanuit het jodendom op het ego? De Bijbel spreekt over de neiging tot het kwaad, maar ook, schrijft Hannah Nathans, kunnen we niet zonder.

Rabbijn Joseph Soloveitchik (1903–1993) ontleent aan de twee scheppingsverhalen in Genesis twee aspecten in ieder mens. De eerste Adam krijgt de opdracht zich te vermeerderen, de aarde te vullen en haar te onderwerpen. De tweede Adam krijgt de taak de tuin te onderhouden en die te bewaren.

De eerste Adam is geschapen naar het beeld van G’d. Hij heeft een drang om te scheppen, om dingen tot stand te brengen. Hij onderwerpt en exploiteert de natuur om in zijn behoeften te voorzien. Zijn gevoel van eigenwaarde is afhankelijk van wat hij tot stand brengt. Hij is assertief, creatief en wil winnen.

De tweede Adam is gevormd uit het stof der aarde. Hij is een met de schepping. Deze Adam imiteert zijn Schepper niet maar leeft in harmonie met Hem, in een verbondsrelatie. Zijn doel is niet te heersen, maar te dienen en te zijn.

Ik-het en ik-jij

De twee Adams komen ruwweg overeen met de twee soorten relaties van Martin Buber (1878–1965). Buber onderscheidde ik-het-relaties (eerste Adam) en ik-jij-relaties (tweede Adam), waarbij ‘jij’ een ander mens kon zijn, of G’d, of de natuur.

In een ik-het-relatie begeren we iets en proberen dat te veroveren. In een ik-jij-relatie zijn we alleen aanwezig en hebben we geen behoefte de ander te veranderen, te controleren of te onderwerpen. We zouden ook kunnen zeggen: het kleine ik, Adam een, het ego, is op mijzelf gericht. De tweede Adam heeft een eenheidsbewustzijn en voelt zich deel van een groter geheel.

Strijd tegen de eerste Adam

Waar Deuteronomium zegt: ‘Ik stond tussen hem en u’ (Deut. 5:5), daar lezen sommige rabbijnen dat als: ‘Het ik staat tussen hem (G’d) en u (de mens).’ Iemands gevoel voor eigen belangrijkheid dient als scherm tussen zichzelf en de Eeuwige.

Dit brengt een scheiding aan tussen onszelf en de Eeuwige

Rabbijn Kalonymus Kalman Epstein (1753–1825) zei bijvoorbeeld dat iemand die belangrijk is in eigen ogen, en trots voelt, in feite een scheiding bouwt tussen zichzelf en de Eeuwige. Daarom is die niet in staat om ook maar enig gevoel voor het weldadige van de Eeuwige te ervaren.

Waar de eerste Adam op de voorgrond treedt, kan de tweede Adam niet zijn. Veel rabbijnen vinden daarom dat we ons ego moeten overstijgen om ons te kunnen hechten aan de Eeuwige. Zo zegt de Slonimer rebbe, Sholom Noach Berezovsky (1911–2000), dat we onze ik-heid met wortel en tak moeten uitroeien.

Veelal wordt dit ik gelijkgesteld met de neiging tot het kwaad van de mens. De Eeuwige zei immers na de zondvloed: ‘Want de neiging van het hart van de mens is slecht vanaf zijn jeugd’ (Gen. 8:21). Volgens rabbijn Schneur Zalman van Liadi (1745–1812), de grondlegger van Chabad (een chassidische beweging), is dit nu juist de opdracht aan de mens, om dagelijks deze strijd te voeren tegen de eigen neiging tot het kwaad, het eigen ego.

Onmisbaar op aarde

Maar dit is niet de enige visie. Rabbijn Hillel de Oudere (ongeveer 50 voor – 10 na gangbare jaartelling) zei: ‘Als ik er niet voor mezelf ben, wie zal er dan voor mij zijn? Als ik er niet voor anderen ben, wie ben ik dan?’ (Pirké Avot 1:14) Beide opstellingen zijn nodig, het gericht zijn op zichzelf, en het gericht zijn op de ander.

We hebben een gezond ego nodig om in de wereld te kunnen functioneren. De eerste Adam is onmisbaar om op aarde te functioneren. Dit ik is ook onze wil te overleven, onze levenskracht, de motor die ons in beweging brengt. Het volgende verhaal illustreert dat:

Een dorp smeekte hun rabbijn om tot de Eeuwige te bidden om de neiging tot het kwaad uit hun dorp weg te nemen. De rabbijn wees dit verontwaardigd van de hand. De Eeuwige had immers het kwaad geschapen met een reden. Maar de dorpelingen bleven aandringen.

Ten slotte stemde de rabbijn toe. Hij vastte en bad, en bad en vastte, en uiteindelijk kwam er een Stem uit de hemel die toezei de neiging tot het kwaad uit het dorp weg te nemen.

De volgende dag legden de kippen geen eieren. De bakker bakte geen brood. De vuilnis werd niet opgehaald. Het leven kwam tot stilstand. Na een week smeekten de dorpelingen de rabbijn om de Eeuwige te vragen hun de neiging tot het kwaad weer terug te geven.

Om te voorkomen dat het ik een barrière zou worden tussen de mens en G’d adviseerde de Piasetzner rebbe (1889–1943) om wederzijds voedende relaties met andere mensen te cultiveren. De ik-jij-relatie dus, de tweede Adam.

Het ego onder regie brengen van ons hogere bewustzijn

Het is niet gewenst het ego uit te roeien want een goed ontwikkeld ego stelt ons in staat in de wereld te leven, te overleven en tot stand te brengen wat we nodig hebben om te leven. We kunnen niet zonder de eerste Adam.

Contact met de tweede Adam

Maar het kan vreselijk uit de hand lopen. Wanneer er niet ook ruimte is voor de tweede Adam, verliezen we onze menselijkheid. Met te veel ego verliezen we de wil van de Schepper uit het oog en dienen we alleen ons vermeende eigenbelang.

Vermeend: want hoe hard we ook werken en hoe trots we ook zijn op onze prestaties, we blijven ons leeg voelen. We voelen ons altijd eenzaam en de depressie slaat toe.

Onze taak is dan ook niet het ego uit te roeien maar het onder regie te brengen van ons hogere bewustzijn. Net zoals een kind dat zindelijk wordt, niet zijn darmen verliest maar ze onder controle brengt, zo kunnen we ook onze op zich gezonde ego verlangens en -strevingen onder controle brengen.

Wanneer we regelmatig contact maken met onze tweede Adam en onze ik-jij-relaties koesteren, voelen we ons verbonden met de Eeuwige.

Hannah Nathans is rabbijn van de Open Joodse Gemeente Klal Yisrael in Delft en leidt HaMakor, Centrum voor Joodse Spiritualiteit. Zij schreef onder andere Werken met het enneagram (2000) en Joods worden in Nederland (2021). www.hamakor.nl


Ego
Woord & Dienst 2024, nr. 8

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken