De spanning laten zien tussen christendom en slavernijverleden
Blikvanger
‘Als je de tentoonstelling hebt bezocht, hoop ik dat je je beter in een ander kan verplaatsen,’ zegt Madelon Grant. Hester Smits ging in gesprek met een jonge conservator, met klassieke look en passie voor historie, over de tentoonstelling ‘Christendom en slavernij’.
In een regenachtig Utrecht zwaaien de vrolijke vlaggen van Museum Catharijneconvent mij toe. Even afgeleid door al het bouwmateriaal voor de kathedraal naast het museum loop ik de lange gang van het voormalig klooster door naar het museum. Madelon Grant staat mij al op te wachten.
Hoe ben je bij het museum betrokken geraakt?
Grant: ‘Vanuit mijn werk bij Samen Kerk in Nederland (SKIN), een koepelorganisatie voor en door internationale en migrantenkerken in Nederland, ben ik uitgeleend vanwege de nauwe samenwerkingsband tussen SKIN en het museum.
Samen met gastconservator Vincent van Velsen, die betrokken was bij het Luther Museum Amsterdam rondom een slavernijtentoonstelling in 2020, en de conservator protestantisme van het museum, Rianneke van der Houwen, hebben wij deze expositie samengesteld.’
In één adem vertelt Grant dat ze hebben getwijfeld over de titel van de expositie. Eerst was ‘Kerk en slavernij’ bedacht maar dat dekte niet de lading.
In persoonlijke levens zie je de complexiteit van de keuzes
Grant: ‘Wie is dan dé kerk, vroegen we ons af. Uiteindelijk zijn het individuele mensen die kerk en geloof belichamen. In persoonlijke levens zie je ook meer de complexiteit van de keuzes. Datzelfde geldt natuurlijk voor slavernij. Het maakt uit of je bijvoorbeeld naar Indonesië of Curaçao kijkt. En de zeventiende eeuw is anders dan de negentiende eeuw. Hoofdlijnen worden geschetst maar levens maken het zichtbaarder.
Zo is in de tentoonstelling een heel aantal predikanten te zien, zoals de Utrechtse Gisbertus Voetius, met hun bijbelse argumenten voor of tegen slavernij. Voetius baseerde zich onder andere op het verbod op mensendiefstal in de Bijbel inzake slavernij. En vanwege het gebrek aan historisch materiaal is aan biculturele kunstenaars die reflecteren op identiteit en kleur, gevraagd om gezicht te geven aan slaafgemaakten.’
Kun je een voorbeeld noemen?
Grant: ‘Het portret van de Curaçaose vrijheidsstrijder Tula. Hij leidde de opstand van 17 augustus 1795 voor betere leefomstandigheden.
Uit zijn mond werd opgetekend door pater Schinck die moest bemiddelen rondom de opstand tussen bestuur en slaafgemaakten: “Heer Pater, koomen alle menschen niet voort uit een vader Adam, en Eva?”
We weten niet hoe Tula eruit heeft gezien. Het enige verslag dat we hebben, is van de katholieke pater Schinck. Met de creativiteit van een hedendaagse kunstenaar lukte het om Tula een gezicht te geven.’
Waar ben je tevreden over ten aanzien van de tentoonstelling?
Grant begint meteen te vertellen over het hoekje in de expositie over de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC): ‘Een handelsmaatschappij zoals de Verenigde Oost-Indische Compagnie maar minder bekend en wat kleiner. We laten daar zien hoe een predikant geld investeerde in de slavenhandel.
Ook is er een gebed te zien waaruit blijkt dat geloof en slavenhandel bij elkaar hoorden. Het bestuur van de MCC bad: “Laeten onse Schepen die Wij Van Tijdt, tot Tijdt Uijtzenden, dog in Zegening Uytgaan.” De kapitein moest bovendien zorgen voor fatsoen aan boord en tot God bidden. En uit zakelijke leverantiebriefjes blijkt dat er boeien maar ook bijbels aan boord waren. Dat alles maakt inzichtelijk hoe christenen in de hele economische keten betrokken waren.’
Ook noemt Grant de brief van slaafgemaakten van het eiland Sint-Thomas aan de Deense koning (1739). De brief is opgesteld in ‘Negerhollands’ en uitzonderlijk omdat deze geschreven is namens 650 slaafgemaakten die konden lezen en schrijven en ook gedoopt waren. Zendelingen van de Evangelische Broedergemeente (EBG) waren in het begin van de achttiende eeuw al in het Caribisch gebied, onder andere op het eiland Sint-Thomas.
In eerste instantie stond het eiland onder Nederlands bewind, later ging Sint-Thomas over in Deense handen.
De brief aan de koning was een smeekbede: stuur de zendelingen van de EBG niet weg want zij beschermen ons tegen plantage-eigenaren. Een beest werd beter behandeld dan een slaafgemaakte, zo is te lezen in de brief.
Sommige christenen gebruiken dezelfde argumenten als driehonderd jaar geleden
Grant: ‘Het laat de spanning zien tussen bestuur van een handelscompagnie, de zending die probeerde missionair actief te zijn onder de slaafgemaakten en de slaafgemaakten zelf. De brief toont ook de mate van zelfbewustzijn onder de slaafgemaakten, die bijzonder is voor die tijd.’
Wat was de reden van deze tentoonstelling?
Grant: ‘Onze hoop is dat de tentoonstelling een waardige afsluiting is van het herdenkingsjaar, 150 jaar afschaffing slavernij, waarmee we ook wilden laten zien dat de kerk via het Nederlands koloniale rijk wereldwijd verspreid raakte en met slavernij te maken kreeg.
Daarnaast spelen andere dingen mee, zoals een lopend onderzoek van de Protestantse Theologische Universiteit naar kerk en slavernij van onder anderen Martijn Stoutjesdijk. De Protestantse Kerk Nederland heeft rond KetiKoti ook een nieuwsbrief verstuurd met daarin een gesprekshandleiding “Kerk en slavernij” zodat er een goed gesprek in de gemeente over te voeren is.’
Wat valt je op aan het huidige gesprek over slavernij?
Grant: ‘Als we hierover in gesprek gaan, dan gebruiken sommige christenen nog steeds dezelfde argumenten als driehonderd jaar geleden.
Nog steeds dezelfde bijbelteksten worden aangehaald, bijvoorbeeld dat Cham, zoon van Noach, vervloekt is. Of dat het lichaam gevangen kan zijn maar er wel geestelijke bevrijding is. Het citaat van bisschop Karel Choennie van Suriname dekt aardig de lading: “De Bijbel is geen makkelijke bondgenoot voor de slaaf.”
Omdat er nog steeds slavernij is, blijft het relevant om de Bijbel te bestuderen en kennis te nemen van de historische argumentatie. Als religiewetenschapper klink ik dan misschien een beetje academisch,’ lacht Grant, ‘maar deze expo heeft me geleerd dat reflectie op de geschiedenis zo belangrijk is. En zelf na blijven denken en je verdiepen in dingen en studeren.’
Grant hoopt dat de tentoonstelling helpt om iets te begrijpen van de geschiedenis en kan bijdragen aan de ontmoetingen die je hebt: ‘We leven in dit land ook met mensen die nazaten zijn van slaafgemaakten. De bewustwording groeit maar het is nog steeds een relatief nieuw onderwerp. Als je de tentoonstelling hebt bezocht, dan hoop ik dat je je beter in een ander kan verplaatsen.
Dat lijkt misschien wensdenken maar ik merk zelf dat het gesprek erover wat oplevert. Naarmate je meer weet van wat er gebeurd is, ga je elkaar beter begrijpen. En het breekt soms ook iets open van wat lang niet bespreekbaar was.
Maar wat ik ook merk, is dat sommige mensen het gevoel hebben dat zij zich schuldig moeten voelen en dan krijg je een defensieve reactie. Jammer, want er zijn weinig mensen die jou of mij daar de schuld van geven omdat het in het verleden is gebeurd. Maar dat betekent niet dat wij er niks mee hoeven te doen.’
Op welke manier kunnen we er iets mee?
Grant: ‘Kijk, vroeger was het overzees zo dat de gereformeerde gemeenschap werd gevormd door kolonisten en daar in het systeem met slavernij te maken had. Aanvankelijk was men niet geïnteresseerd in zending onder slaafgemaakten. Men vond het raar om opeens naast elkaar in de kerk te zitten en bovendien waren slaafgemaakten niet productief tijdens een viering. Ook in de kerk werd die ongelijkheid in stand gehouden.
Ik hoop in een multiculturele samenleving van vandaag dat we de vaak onzichtbare barrières kunnen slechten en meer verbinding kunnen zoeken met elkaar. Want het verleden werkt nog steeds door in het heden.’
Kun je een voorbeeld geven?
Grant: ‘In mijn werk bij SKIN hoor ik van mensen van kleur dat ze bij een autochtone kerk binnenkomen en dan worden ontvangen met de woorden: welkom, de Afrikaanse kerk is een straat verderop. Mensen bij de deur denken behulpzaam te zijn maar Afrikaanse christenen vinden dat niet fijn want in hun beleving worden ze weggestuurd. Dat soort onbewuste patronen zouden doorbroken moeten worden.’
Hoe zijn jullie in de tentoonstelling omgegaan met de afschaffing van de slavernij, en meer recentelijk de excuses van de Koning en de kerken?
Grant: ‘De afschaffing wordt in de expositie redelijk bescheiden behandeld met een herdenkingspenning (18 juli 1863). Het verhaal was niet af in 1863: in Suriname moesten slaafgemaakten nog tien jaar doorwerken en in Indonesië nog langer.
Weinig mensen die jou of mij de schuld geven van wat in het verleden is gebeurd
De doorwerking van het verleden, de gevolgen daarvan zijn nog steeds zichtbaar. Daarom is het niet logisch om 1863 als eindpunt heel erg te markeren.
In de tentoonstelling zijn ook de beelden te zien van de herdenkingsdienst van 2023 waarin de kerken excuus hebben gemaakt. In 2013 heeft de Raad van Kerken al excuus gemaakt. Zij liepen voor de troepen uit.’
En alsof de duvel ermee speelt, komen we de toenmalig secretaris van de Raad van Kerken, Klaas van der Kamp, tegen in de hal van het museum. Al pratend haalt hij herinneringen op aan de excuses van 2013: ‘Ik mocht naar aanleiding daarvan in gesprek met televisiemakers Knevel en Van den Brink, die zich hardop afvroegen wat de kerken nu weer hadden gevonden om zich schuldig over te voelen.’ Hij begint te lachen: ‘Met de kennis en de excuses van nu, is dat wel grappig.’
Van der Kamp refereert ook nog even aan de dames Insinger die geportretteerd worden in de tentoonstelling. Het zijn leden van de familie Insinger die haar vermogen dat was opgebouwd met slavernij, investeerden in liefdadigheid in Nederland. De Insinger Stichting bestaat nog steeds en heeft nog steeds hetzelfde doel, in Nederland en in de voormalige Nederlandse koloniën.
Insinger & Co ontving rond de afschaffing van de slavernij voor hun bedrijf in Suriname een fenomenaal bedrag ter compensatie van de slaafgemaakten. Dat geld maakt deel uit van het huidige fonds. Van der Kamp schudt een beetje meewarig het hoofd: ‘Tsja, zo ingewikkeld is het dus.’
Hester Smits is predikant van de Grote Kerk te Apeldoorn.
Christendom en slavernij. Een Nederlands verhaal
De tentoonstelling is te zien tot en met 22 september 2024. Er is een aanvullend programma met lezingen, concerten etc.
Openingstijden: dinsdag t/m vrijdag, 10.00-17.00 uur; zaterdag, zondag en feestdagen, 11.00-17.00 uur.
Entree: € 15
Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38, 3512 PH Utrecht
www.catharijneconvent.nl