Komen huisdieren ook in de hemel?
![Bijbelwetenschappen [2;1]](https://www.theologie.nl/wp-content/uploads/2021/10/Bijbelwetenschappen-21-1140x570.png)
Is met de dood alles uit? Kunnen we over die grens heen iets zeggen of weten we er niets van? Kees en Margriet van der Kooi verkennen in hun nieuwe boek Midden in het leven de christelijke toekomstverwachting in al haar facetten. En daar horen ook de dieren bij. ‘Maar dan wil ik ook niet naar de hemel,’ zei een meisje verontwaardigd, ‘als daar zelfs geen caviaatjes zijn!’ De auteurs gaan hieronder in op de vraag of dieren ook mee doen bij de voltooiing.
Doen de dieren ook mee?
Heel lang hebben dieren in de verbeelding geen plaats gehad in de hemel, hoewel de oudtestamentische visioenen vol zijn van dieren: de wolf die samen met het lam verkeert, een panter met een bokje, een leeuw met een rund. De os en de ezel hebben ook niet zomaar een plek in het kerstverhaal. Zou God in zijn liefde voor zijn schepping bij de voltooiing daarvan geen ruimte maken voor de dieren? ‘Maar dan wil ik ook niet naar de hemel,’ zei een meisje verontwaardigd, ‘als daar zelfs geen caviaatjes zijn!’
Ik stuit op een gebed van Stanley Hauerwas en stuur het aan een vriendin die me zeer verdrietig laat weten dat haar hond gestorven is. Het is een dankgebed voor zijn poes Tuck, die 22 jaar zijn huisgenoot geweest was:
Heer, U bent hartstochtelijk op ons betrokken. Door een van ons te worden hebt U ons uw onverbiddelijk verlangen dat wij U liefhebben getoond. Nu U ons geschapen hebt om zo lief te hebben, hebt U ons zo gemaakt dat wij uw schepping liefhebben en door deze liefde, dit verlangen leren U lief te hebben. Wij geloven dat U het bent die ons elk soort liefde leerde. Tucks liefde voor ons, en de onze voor hem is een baken, een deelname aan uw liefde voor heel uw schepping. Wij danken U, wij loven U om het prachtige leven van deze poes. Zijn kalmte, zijn waardigheid, zijn moed, zijn humor, zijn noden, zijn geduld, zijn gedurige aanwezigheid maakte ons beter, maakte onze liefde voor elkaar beter, maakte dat wij U beter liefhadden. Wij zullen hem missen. Help ons dat we niet bang zijn om aan hem herinnerd te worden, in het vertrouwen dat de droefheid die die herinnering brengt, verbonden is met de vreugde dat Tuck bestaan heeft en, met ons, deel is van uw verrukkelijke schepping, een voorbode van uw koninkrijk van vrede. Amen.
Bij het sterven van de mens verdwijnt het lichaam, de ziel blijft over en vormt de brug naar de eeuwigheid. Waar? En hoe? Mensen hebben daar hun eigen voorstellingen bij:
Het is vol in de kamer waar ik binnenkom. Vol met mensen en vol met meubels en snuisterijen. En met sigarettenrook, ik waan me dertig jaar terug in de tijd. De reden van mijn bezoek is een meneer die patiënt bij ons was. Zijn vrouw had me gebeld met het verzoek of ik een huisbezoek kon brengen: ‘Hij is te kortademig om nog zelf naar het ziekenhuis te komen.’ Er wordt gezegd dat dat niet bij mijn werk hoort, maar er zijn dingen die je niet niet kunt doen. Ik moet even wachten voor ik naar boven kan, de verpleegkundige van buurtzorg is me net voor. Ik ken haar, ze zal rust in de kamer boven achterlaten. Mijn oog valt op een opvallend schilderij, vier paarden, een spotje op het grote witte paard. Dat is van mijn man,’ zegt zijn vrouw. ‘Hij wil het nu boven hebben hangen. Ik vind het niet mooi, maar mijn zoon zal het vanmiddag bij hem ophangen.’ Als ik me naast het bed van mijnheer heb gezet vertelt hij me de reden van het telefoontje van zijn vrouw. ‘Ik kom al heel lang niet meer in de kerk, er zijn wat onaangenaamheden geweest, het is zoals het is. Maar ik wil wel graag dat er een dominee op mijn begrafenis spreekt.’ Hij voelt mijn aarzeling – ik loop niet graag een collega voor de voeten. Het is zo veel beter als er een eigen dominee en gemeente zijn, dat daarvandaan de begrafenis wordt gedaan, om hem, om zijn vrouw die verder moet, om de heelheid van de gemeente. ‘Ik ken niemand anders, we zijn uitgeschreven, al lang geleden. Maar ik heb het geloof niet afgeschreven.’
Ik knik. ‘Ik zag beneden een intrigerend schilderij; de paarden…’ ‘Openbaring,’ zegt hij onmiddellijk. ‘Christus zal het witte paard berijden. Ik wil het schilderij hier hebben. Hij zal me op dat paard trekken, dat vertrouw ik, dat vertrouw ik al mijn leven lang. De Prins van Vrede komt op een wit paard… Ik heb zelf altijd paarden gehad, ik hoop dat in de hemel ook dieren zijn. Wat denkt u?’ ‘Er is een psalm waarin gezongen wordt “De aarde en haar volheid zijn…”’
Hij vult aan: ‘“…des Heren koninklijk domein, de wereld en die daarin wonen”.’
‘Psalm 24. Als we dat serieus nemen zal God zijn nieuwe aarde vullen met alles wat bij zijn schepping behoort. Noach ging niet alleen met vrouw en kinderen aan boord van zijn ark. En als ik het boek Jona lees gaan niet alleen mensen maar ook dieren God de Schepper aan het hart.’
‘“Benevens veel vee”, zo is het,’ zegt hij tevreden. ‘Ik heb altijd een kerststal gehad met een kleine os en ezel. Jullie horen er ook bij, dacht ik altijd als ik ze rond de krib zette. En de schapen. Dat boek Openbaring heb ik zo fascinerend gevonden, de angstaanjagende beelden, steeds dieren die er een rol spelen. Maar Christus op het witte paard maakt dat de dreiging wegviel. Ik wil eraan herinnerd worden als het erger wordt met mijn ziekte.’ Ik beloofde hem dat ik beschikbaar zou zijn voor zijn begrafenis.
Dieren in Gods goede schepping, ze waren er eerder dan de mensen. Ik zet de os en de ezel in mijn kerststal, en denk altijd aan de paardenman. De schepping is niet alleen maar mooi en ontroerend, er is ook vreten en gevreten worden. In Openbaring is het niet alleen het witte paard, maar ook de andere paarden, die de verschrikkelijkheid stem geven. Maar er zijn ook de beelden van de Prins op het witte paard – of het Lam dat winnen zal. Mét de paardenman wil ik erop vertrouwen dat de voltooiing en herschepping van de aarde niet alleen om mensen gaat.
Lees verder in:
Midden in het leven van Kees en Margriet van der Kooi is een theologische verkenning van de christelijke toekomstverwachting. Is met de dood alles uit? Kunnen we over die grens heen iets zeggen, of weten we er niets van en is het beter te zwijgen? Als God het geheim van de wereld is, dan biedt zijn trouw een perspectief van hoop. Dat zet de levens van mensen in al hun glorie en misère in het licht van Christus, en zet de geschiedenis van onze kosmos in al zijn radicale eindigheid in het licht van een even radicale nieuwheid.