Menu

Basis

Kunst & cultuur

Film

Martin Scorcese

Silence

2017

Ondraaglijke stilte

Ik raad u aan om de film Silence over verborgen christenen in Japan, die sinds begin februari in de bioscoop te zien is, niet zonder meer te gaan kijken. Het is een indrukwekkende, maar ook een uiterst ongemakkelijke film. De Amerikaanse filmblog RogerEbert.com schreef erover dat je door een hel gaat zonder de belofte van enige verlichting. Silence wordt wel het passieproject van de gevierde katholieke regisseur Martin Scorcese genoemd: het kostte hem zesentwintig jaar om de roman Chinmoku van Shusaka Endo te verfilmen.

Silence vertelt het verhaal van twee jonge jezuïetenpriesters die op zoek gaan naar hun vermiste mentor in Japan, een plek waar hun geloof en alleen al hun aanwezigheid ten strengste verboden zijn.

In de zeventiende eeuw komen Japanse christenen in het diepst van de nacht bijeen om uit handen te blijven van de wrede inquisiteur. De jonge Portugese priesters voelen zich geroepen om de gelovigen tot steun te zijn. Ze zijn zich ervan bewust dat hun uithoudingsvermogen én overtuiging er wel een zware beproeving wacht. Het is zenuwslopend om te zien, omdat je als kijker wéét dat ze tot het uiterste getest worden en dat hun lijden zeer expliciet zal zijn.

Het is in de stilte dat Gods stem wordt gehoord, zo legt de film de titel zelf uit. Maar wat als de stilte zo ondraaglijk wordt, dat je Hem zelfs niet meer hoort fluisteren? Die vraag stelt de film rechtstreeks aan jou als kijker. Hoeveel lijden moet er plaatsvinden (lees: hoeveel mensen moeten de marteldood sterven) om jouw standvastigheid in het geloof te rechtvaardigen? Op welk moment is het beter om het zwijgen te verbreken en is het juist om je geloof te verzaken? Een buitengewoon moeilijk te beantwoorden vraag.

— Joël Friso, theoloog en initiatiefnemer van Het Filmgesprek – www.hetfilmgesprek.nl

Muziek

Languit op de vloer

Omdat de Finse fotograaf Kimmo Virtanen het jammer vond dat veel kerken leeglopen of in onbruik raken, bedacht hij een manier om de buitenwereld naar binnen te halen. Hij vroeg mensen om op willekeurige plekken een camera naar boven te richten en een foto te maken. Deze foto’s verzamelde hij op zijn website en verwerkte hij in het kader van zijn afstuderen aan de Kunstacademie in Den Haag tot een projectie waarin de foto’s langzaam draaiend in elkaar overlopen.

Deze collage projecteerde hij eind vorig jaar op het plafond van de Evangelisch-Lutherse Kerk in Den Haag. De kerk was voor het overige in donker gehuld. Het enige licht kwam – naast wat flarden straatlicht – van de fotoprojector in het midden van de kerk. Om de juiste sfeer te creëren, vroeg Kimmo mij om de foto-expositie te begeleiden met orgelmuziek. Samen kwamen we uit op sacrale muziek van de hedendaagse componist Arvo Pärt, rustige intermezzo’s van Felix Mendelssohn en sprankelende trio’s van Johann Sebastian Bach.

De mensen die binnen kwamen lopen, werden geraakt door de bijzondere sfeer die de kerk, foto’s en muziek samen teweeg brachten. Sommigen gingen languit op kussens op de vloer liggen om meegenomen te worden door het effect van de langzaam veranderende foto’s van luchten, bomen, lampen en andere ‘gezichten’ die je tegenkomt als je omhoog kijkt.

Het mooie van deze foto-expositie was dat de leegloop van kerken reden was om de samenleving van buiten naar binnen te halen. Dit werd omlijst met het gebruik van juist een historisch gebouw en kerkelijk instrument: het orgel. Het toont ook de waarde van de kerk in een veranderende samenleving. Wat mij betreft is de kerk – of het orgel – daarom nog lang niet uitgespeeld.

— Iddo van der Giessen, student Orgel aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en BA Liberal Arts & Sciences (World Politics) – www.iddovandergiessen.nl

Boeken

Paul Woods, Theologising Migration. Otherness and Liminality in East Asia, Oxford: Regnum Books International, 2015, 206 bladzijden, £ 12,00 / $ 19.51

Paul Woods, verbonden aan het Oxford Centre for Mission Studies, stelt in zijn studie over migratie in Oost-Azië dat kerkelijk werk onder migranten nog steeds tussen wal en schip lijkt te vallen. Volgens sommigen is het werk onder migranten geen zending (zendingswerk ‘hoort’ in het buitenland plaats te vinden) en volgens anderen is het evenmin evangelisatiewerk (evangelisatie richt zich op mensen van de eigen etnische groep).

Hij bestrijdt de validiteit van het verouderde onderscheid en pleit voor ruime aandacht voor ‘migrant ministries’. Er is, schrijft hij, behoefte aan een robuuste theologie van de migratie. Met zorg signaleert hij in dat verband dat theologische opleidingen nauwelijks tot geen gespecialiseerde cursussen aanbieden met betrekking tot zending onder migranten.

Voorafgaand aan de missiologische reflectie biedt Woods een overzicht van migratie in Oost-Azië. Daarin komen met name Singapore, Maleisië, Hongkong, Taiwan, Zuid-Korea en Japan aan de orde.

In het missiologische deel doordenkt Woods migratie aan de hand van de begrippen ‘otherness’ en ‘liminality’. De laatste term definieert hij als de ervaring van het in transitie zijn, ‘betwixt and between’. Toegepast op migratie gaat het dan om ‘being in between here and there, in-between places and in-between cultures’. Door de dubbele lens van ‘otherness’ en ‘liminality’ onderzoekt Woods vervolgens de bijbelverhalen. Hij concludeert dat deze begrippen voluit van toepassing zijn op de geschiedenis van het volk Israël en dat ze een deel van het religieuze erfgoed zijn geworden.

Woods herintroduceert de begrippen ‘centripetale’ en ‘centrifugale’ zending (Joh. Blauw) en bepleit dat de kerk in OostAzië de relevantie van het centripetale missionaire model te midden van de context van migratie erkent. Hij spreekt in dit verband van de attractieve vector van de kerk: de christelijke gemeenschap is gericht op mensen, beoogt inclusief te zijn, maar zonder de distinctie gelovig/nietgelovig op te geven. In het evangelie vallen scheidsmuren van etniciteit en sociale status weg en er is ruimte voor de ‘ander’. Christenen en migranten zijn ‘fellowtravellers’. Zo wordt het anders-zijn gereduceerd. Maar zonder bekering gaat het niet, stelt Woods. ‘The scriptures do insist on a conversion experience’. — Gerrit Noort

Eleonora Dorothea Hof, Reimagining Mission in the Postcolonial Condition. A Theology of Vulnerability and Vocation at the Margins, Zoetermeer: Boekencentrum Academic, 352 bladzijden, paperback, € 34.50

Eleonora Dorothea Hof promoveerde in november aan de Protestantse Theologische Universiteit. Als ervaringsdeskundige ‘in mission’ beveel ik van harte het gesprek aan over de thema’s die in dit proefschrift op diepgaande wijze uitgewerkt worden. Zo’n gesprek lijkt mij van belang voor alle betrokkenen bij zending en voor hen die zich geroepen voelen een ‘plek in te nemen in het verhaal van de missio dei’. De taal van een theologe, zoals in deze studie, is misschien niet de taal van de meeste missio dei-werkers, maar roeping, kwetsbaarheid en marginaliteit zijn de grote thema’s wanneer men anderen ontmoet op de plaatsen waar de kerk of de zending ons brengt. En dat kan overal zijn, in Verweggistan, op locaties die we in onze traditie ‘het zendingsveld’ noemen, en in eigen land met name ook voor ieder die meeleeft in een ‘pioniersplek’ en de naaste wil zijn van hen onder wie wij wonen en werken. Al lezend beleef ik steeds weer ‘o ja’-ervaringen. Ik erken en vind het mooi dat de studie woorden geeft aan situaties waarin ik belandde, zowel in evangelisatie onder studenten als tijdens ons wonen en werken in Ghana en tijdens mijn reizen in dienst van een zendingsorganisatie. Ervaringen met de ander, met projectteams, met die andere kerk, met cultuur en mentaliteit gingen soms heel diep, en confronteerden mij met mijzelf en met mijn wereld.

De studie werkt thema’s uit die op de grote kerkenen zendingsconferenties aan de orde kwamen. Deze conferenties spreken over hoe zending beïnvloed werd door ons koloniaal verleden en doen een wereldchristendom ervaren welke ‘het Westen als centrum van normatieve theologie beoefening in vraag stelt’. Er wordt nagedacht over (zendings)woorden, begrippen, concepten die vertrouwd klonken in een koloniale wereld en die vandaag meer dan ooit schuren. Het hoofdstuk over marginaliteit spreekt over Jezus Christus als ‘de grensganger bij uitstek’, over Hem die buiten de muren van de ‘centrale, heilige stad’, gekruisigd werd en na zijn opstanding verscheen in ‘Galilea … in de periferie, op een ruime afstand van Jeruzalem, de garantie voor Gods doorgaande werk’.

In kwetsbaarheid gaat Jezus ons voor, die ‘hoewel Hij in de gestalte van God was, … Zichzelf ontledigd heeft door … aan de mensen gelijk te worden’. Kwetsbaar willen zijn gaat niet alleen over open zijn en je kwetsbaar opstellen, maar over het erkennen van je eigen fragiele conditie, hetgeen zo belangrijk is in de ontmoeting met de ander. Het gaat om het afleggen van macht, en in tegenstelling daarmee de ander werkelijk te laten spreken, naar die ander te luisteren en met die ander verbonden kunnen zijn. Bij roeping gaat het onder meer om het deel hebben aan de missio dei. De studie pleit voor een missionaire geletterdheid om die missio dei te verstaan en jezelf daarin te herkennen, bewust van de bagage die we meesjouwen vanuit het Westen. Het gaat over het belang van de gemeenschap die een roepingsverhaal op waarde kan beoordelen, over de gerichtheid op God als bron van verbondenheid en over het recht doen aan de kwetsbaarheid en waardigheid van mensen. Het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend en daarom ook zo dringend nodig een grote inhaalslag te maken in hoe en wie wij zijn binnen die zending van God. — Piet Both

Maria Clara L. Bingemer, Latin American Theology, Roots and Branches, Maryknoll, New York: Orbis Books, 2016, 133 bladzijden, $ 13,00

De weidse titel van dit boek zette me in eerste instantie op het verkeerde been: ik had gedacht dat het boek een algemeen beeld zou schetsen van de theologie en ontwikkelingen daarin in Latijns-Amerika.

De schrijfster beperkt zich echter, na een zeer korte inleiding over de komst van het evangelie in Latijns-Amerika, tot de opkomst van en nieuwe lijnen in de bevrijdingstheologie, waarvan zij zelf een duidelijke aanhanger is. Een kritische blik op deze theologie ontbreekt volledig, terwijl andere visies of niet aan bod komen of juist flink bekritiseerd worden.

Zo heeft ze veel moeite met het (theologische) beleid van de vorige twee pausen, Johannes Paulus II en Benedictus XVI, die volgens haar een stap terug deden. De nieuwe paus, Franciscus, is voor haar een verademing, omdat hij gevormd is in LatijnsAmerika en volgens haar op een goede manier verder gaat in de lijn van het Tweede Vaticaanse Concilie.

Het boek bestaat uit losse artikelen, die elkaar soms enigszins overlappen. Het eerste deel bestaat uit een meer historisch overzicht van het ontstaan van de bevrijdingstheologie, redenen waarom dat juist in Latijns-Amerika gebeurde en thema’s die een belangrijke rol spelen.

Daarna wordt op bepaalde thema’s verder ingegaan, waarbij er vooral aandacht is voor (actuele) thema’s zoals gender en human rights, ecofeminisme, de dialoog met andere tradities in Latijns-Amerika. Voor wie hier iets meer over wil weten, is het een aardig, makkelijk leesbaar boekje. Wel blijft ook hier de kanttekening staan dat het ontbreekt aan een kritische reflectie op deze thema’s, waardoor het oppervlakkig blijft. De Latijns-Amerikaanse theologie biedt zoveel meer dan alleen deze stroming. Enige kennis vooraf is daarom belangrijk om de informatie zelf beter in een breder kader te kunnen plaatsen. Nuttig zijn de vele literatuurverwijzingen. — Foka van de Beek

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken