Lees nu: De taal van tranen
In het pastorale boek De taal van tranen legt David Runcorn uit hoe tranen een natuurlijke en belangrijke manier zijn voor het verwerken van verdriet, onzekerheid en angst. Maar ook hoe tranen een diepere betekenis hebben en van belang zijn bij gebed en spiritualiteit. Lees hier hoofdstuk 1.
1. ‘Praat maar met me over je tranen’
Ik zat midden in een gesprek met een counselor. Welk verhaal ik haar vertelde, herinner ik me nu niet meer, maar op een bepaald ogenblik welden er onverwacht tranen in me op, die al mijn pogingen om verder te praten in snikken smoorden. Uit schaamte bood ik mijn excuses aan, die we op zulke momenten denken verschuldigd te zijn. Maar mijn counselor bleef rustig zitten en keek zonder haast toe. De tranen mochten gewoon vloeien. Een doos tissues verscheen ter hoogte van mijn elleboog.
Toen de stroom eindelijk begon op te drogen en ik weer kal- meerde, waren dit de eerste woorden die ze zei: ‘Praat maar met me over je tranen.’
Het was een uitnodiging, geen vraag. En dat veranderde alles. Vragen zoals ‘Wat is er met je?’ of ‘Waarom huil je?’ moeten wor- den beantwoord, ook al is het goed mogelijk dat er feitelijk niets aan de hand is. Tranen betekenen immers niet altijd dat er een probleem moet worden opgelost.
Dankzij haar uitnodiging heb ik sinds die dag toegang tot de relatie tussen mij en mijn tranen. Had ze gezegd: ‘Praat maar met me over je familie’, of ‘over je leven’, dan had ik haar rondgeleid door het afwisselende landschap van mijn persoonlijke wereld. Maar wat ze tegen me zei was: ‘Praat maar met me over je tranen.’ Ik had nog nooit op die manier over tranen nagedacht, en ik wist niet goed hoe ik daarmee moest beginnen. Ik werd uitgenodigd om te reflecteren op een relatie, en niet om te speculeren over specifieke redenen of oorzaken achter mijn tranen.
Als ik met iemand zou praten over mijn tranen, moest ik ze wel eerst zelf beter leren kennen. Dit betekende dat ik ze moest gaan zien als meer dan uitsluitend een fysieke reflex op pijn of verbijstering. Toen besefte ik dat ik een vreemdeling was voor mijn tranen. Wat zouden de gevolgen zijn als ik ze zou leren ken- nen en naar ze zou gaan luisteren? Misschien wilden ze me iets duidelijk maken, of zei ik zelfs iets via hen, op een bepaalde manier? Tenslotte waren zij, bij mijn kwetsbare begin op aarde, de eerste en enige taal die tot mijn beschikking stond. Tranen verbinden ons met het diepste deel van onszelf. Ze drukken gevoelens uit die ver voorbij onze woorden en zelfs voorbij onze gedachten bestaan.
In dit boek vertel ik je over de tranen die ik heb vergoten. Niet omdat ze zo uitzonderlijk zijn, want dat zijn ze niet. Al dat stro- mende oogvocht kan ik ook niet verklaren. Het is alsof ik stamel in een vreemde taal die ik mondjesmaat spreek. We zijn schepselen die zich verwonderen, die verlangen en die gevoelens heb- ben, en tranen horen daarbij. Ik huil dus als ik blij ben, of als ik pijn voel, of ontsteltenis, verbazing, verlies, of alles daartussenin. In sommige situaties zijn tranen voorspelbaar. Maar ze kunnen ook onverwacht en ongrijpbaar zijn, of domweg afwezig. Mijn tranen onthullen iets over mijn karakter, mijn temperament en mijn levensverhalen. Ze bevatten de sporen van mijn emotionele volwassenheid, of het gebrek daaraan. Ik heb het over tranen als een taal, en niet simpelweg als een emotionele reflex. Daarmee probeer ik onze opvatting van het leven te verrijken, en van de manieren waarop we het leven ervaren, begrijpen en uiten. Biologie, cultuur, geschiedenis, gender, chemie, religie, temperament, spiritualiteit, emotie, literatuur en gevoelens vallen dus allemaal onder deze noemer.
In mijn eigen geloofsleven zijn tranen veel gaan betekenen en stromen ze regelmatig. Wanneer christenen zoeken naar Gods bedoelingen en naar zijn wegen, als ze daarom bidden en als die worden geopenbaard, hebben tranen altijd al een grote rol gespeeld. In de eerste eeuwen werd in handboeken voor het christelijke leven speciale aandacht besteed aan tranen, en wekte het zelfs achterdocht als ze afwezig waren. Dit punt is levendig beschreven door Isaac van Stella (ca. 1100):
Ik ga je iets vertellen wat je niet belachelijk moet maken, want wat ik je vertel is de waarheid. Weliswaar is het niet nodig om jezelf in Gods naam op te hangen aan je eigen oogleden, maar beeld je evenmin in dat je iets hebt bereikt in je levensregel zolang je geen tranen hebt ontmoet; want tot die tijd is je ver- borgen zelf nog in dienst van de wereld (Maggie Ross, p. 138).
Hij schreef ook:
Wanneer genade je de ogen heeft geopend, zullen je ogen tra- nen gaan uitstorten, zo overvloedig dat alleen al daardoor je wangen worden schoongewassen. Maakt iemand je iets anders wijs, geloof diegene dan niet. Het is je niet toegestaan iets anders van je lichaam te vragen, als uitwendig teken van de werkelijkheid, dan tranen (p. 38).
Dit inzicht is in onze tijd grotendeels verloren gegaan en daarom wil ik het nieuw leven inblazen. Ik hoop dat je je vanuit elke (of geen enkele) geloofsachtergrond welkom voelt. Voel je dan ook vrij om je er op je eigen manier mee te verbinden.
Tijdens mijn ontdekkingsreis zijn er op de meest onverwachte plekken verhalen over tranen opgedoken. Ondernemer Duncan Bannatyne is hiervan een voorbeeld. Hij vertelt over zijn tranen bij het doen van vrijwilligerswerk onder de armen in Roemenië.
De tranen kwamen rond tien uur die avond. Ik ging naar bui- ten en vond een rustig plekje naast het huis. Ik kon de tranen niet tegenhouden, mijn gezicht was nat, mijn neus begon te lopen en ik voelde me eigenlijk gewoon een wrak. Ik had geen keus, ik moest de tranen de vrije loop laten; ze bleven maar komen, het hield niet op. Toen dat vele minuten zo doorging, begon ik het gevoel te krijgen dat ik niet alleen was. Op die plek en op dat moment liet God me merken dat Hij er was. Ik had het gevoel dat ik werd verteerd door die aanwezigheid, dat iets me volledig had omhuld en me in zijn greep hield. Het was onmiskenbaar: ik wist wie er was gekomen en ik wist ook waarom. Het was niet iets spiritueels, het was iets christelijks, en ik had het gevoel dat ik dit te horen kreeg: ‘Je bent er, kom bij het geloof, word christen, dit is je bestemming.’ Het was diep, en ik stond daar, met stomheid geslagen, na te denken over dat aanbod en over wat het zou betekenen. Ik wist dat ik mijn bedrijven wilde blijven uitbouwen en geld wilde blijven verdienen, en ik wist ook dat ik al die dingen wilde blijven doen waar ik niet trots op was; ik wist dat ik nooit die door en door gelovige vent zou worden die elke zondag naar de kerk ging. Dus zei ik: ‘Nee, ik ben er niet klaar voor.’ God zei: ‘Akkoord,’ en verdween (Anyone Can Do It, p. 230-231).
In het boek dat je nu leest vloeien ook de tranen van vele anderen. Het zijn de tranen van mensen met zeer uiteenlopende persoonlijkheden en ervaringen. Tranen zijn niet alleen voorbehouden aan bepaalde soorten mensen; ook zij die hun tranen slecht kunnen bereiken, zullen hierin hun verhalen terugvinden. Ik ben dankbaar voor de persoonlijke verhalen over tranen die ze me hebben verteld, en voor hun toestemming om die verhalen hier te delen. Her en der heb ik kleine details veranderd vanwege de vertrouwelijke aard. Ik besef dat tranen raken aan onze teerste wezenskenmerken. Het is gevaarlijk hoe snel je onbeholpen omgaat met de gevoelens en de pijn van anderen. Het spijt me als iemand gekwetst is door wat ik heb geschreven; dat is oprecht nooit mijn bedoeling geweest.
Achter in dit boek bied ik drie praktische handvatten waar- mee je kunt nagaan wat tranen inhouden. Dat zijn achtereenvolgens: ‘Hoe verhouden we ons tot tranen?’, ‘Hoe benoemen we onze tranen?’ en ‘Luisteren naar onze tranen’.
In de oude kathedraal vlak bij mijn werkplek is een kapel. Ik vind het heerlijk om daarin te bidden. Op een bepaald moment voelde ik me erg bedrukt en ik wist dat ik die zware last alleen door tranen kon uiten. Ik liep naar de kapel in de hoop daar helemaal alleen te zijn. Maar net toen ik er aankwam, stond er een buslading schoolkinderen klaar om de kathedraal te betreden. De moed zonk me in de schoenen, want ik wist dat er in het komende uur geen enkele sprake zou zijn van privacy. Toch liep ik door naar de kapel en stroomden mijn tranen rijkelijk. Op de achter- grond hoorde ik het onmiskenbare geluid van dichterbij komende kinderen, dus besloot ik te knielen op de vloer bij het stenen bankje achter het altaar. Ik begroef mijn gezicht in het kussen en bleef in stilte doorbidden.
Het viel me op dat het onverwachts rustig was geworden. Toen ik om me heen keek, zag ik naast me een geknield jongetje, dat me zwijgend nadeed. Achter hem stonden een paar van zijn vrienden op hun beurt te wachten.
Wat zij op die dag van mijn tranen hebben gezien of begrepen, zal ik nooit weten. Maar ik koester de herinnering, en ik hoop dat dit boek net zo’n bemoediging zal zijn om dichterbij te komen, op onderzoek uit te gaan en de taal van onze tranen te leren begrijpen. Tranen maken deel uit van onze relatie met ons- zelf en met de wereld. Ze tonen de diepten van onze persoonlijkheid en ons persoonlijke verhaal; ongeveer zoals rivieren, bronnen en meren dat doen in het landschap. Tranen zijn eerder een taal dan simpelweg een gevoel. Een taal waar we waarschijnlijk nog niet eerder bij hebben stilgestaan, en waar we waarschijnlijk nog niet eerder naar hebben geluisterd.
De taal van tranen
In het pastorale boek De taal van tranen legt David Runcorn uit hoe tranen een natuurlijke en belangrijke manier zijn voor het verwerken van verdriet, onzekerheid en angst. Maar ook hoe tranen een diepere betekenis hebben en van belang zijn bij gebed en spiritualiteit. In de vroege eeuwen van de kerk werden tranen gezien als een geschenk van de heilige Geest. Ze werden rechtstreeks verbonden aan gebed en waren een belangrijk onderdeel van het leven. Op basis van inzichten uit de theologie, psychologie en biologie biedt Runcorn zowel theoretische verdieping als praktische inzichten.