Menu

Basis

Mijnheer Çakir – De redding van de wereld

Een pastorale ontmoeting tussen een pastor en een patiënt in een ziekenhuis, gevolgd door een theologische reflectie daarop.

Mijnheer Çakir

De redding van de wereld

Mijnheer Çakir is weer opgenomen op onze afdeling psychiatrie. Hij is moslim; als hij is opgenomen, komt hij altijd naar de kerkdienst in het ziekenhuis. Hij vraagt om een afspraak onder vier ogen omdat hij van Godswege of, zoals hij zegt, van Allah, begrepen heeft dat hij met een speciale opdracht belast is. Die afspraak maken we en dan vertelt hij dat zijn ervaringen en inzichten niet geloofd worden, dat men de schouders ophaalt. ‘Ik heb een lelijk litteken op mijn rug door een ernstig auto-ongeluk. Het is me nu geopenbaard wat dat litteken betekent.’ Hij gaat rechtop staan en zegt plechtig: ‘Ik ben de reïncarnatie van Jezus én Mohammed, in één lichaam. Het is mijn taak om de wereld te redden. Ik zal vrede brengen voor de hele wereld.’

Hij kijkt me oplettend aan: ‘En er is nog iets: vrouwen met een naam die begint met de letter M zijn bijzonder. Zoals Meryam, die bij u Maria heet. En mij is ook geopenbaard dat u, omdat uw naam ook met een M begint, een belangrijk deel zult hebben in dit goddelijk werk.’ Hij haalt diep adem: ‘U zult de moeder genoemd worden.’

Ik ben psycholoog noch psychiater. Ik vermoed dat ik weet wat zij zouden zeggen, en ze hebben waarschijnlijk gelijk. Psychotisch. Grootheidswaan. Dat is vast ook zo.

Maar als pastor heb ik iets anders te doen. Ik heb eigen, andersoortig diagnostisch gereedschap nodig. Mijn gereedschapskist is onder andere gevuld met goede theologie, die me helpt goed te luisteren naar wat mijnheer Çakir hier zegt.

Deze man snijdt een belangrijk onderwerp aan, dat ik niet graag over het hoofd zou zien: het verlangen naar vrede en recht, naar heelheid, naar een wereld zonder wonden.

Ik hoor psychose en grootheidswaan in zijn woorden. Maar ik zou iets belangrijks missen als dat het enige zou zijn dat ik zou opmerken, of als ik zou vragen of hij zijn medicijnen wel ingenomen heeft. Er is iets heel gezonds in wat hij zegt: het besef dat er in de geschiedenis van de wereld iets heel erg fout gegaan is, en dat dat moet worden geheeld.

Dit is wat ik bedacht, geholpen door mijn theologisch gereedschap: ‘Mijnheer Çakir, ik hoor goed wat u zegt. Dank u wel dat u uw visie met me deelt en uw belangrijke inzicht dat er iets moet gebeuren om de wereld te helen en te redden. Ik deel dat geheel met u. Ik verlang naar vrede en recht, met hartstocht, net als u. En ik probeer daarvoor te doen wat ik kan, net als u. Met betrekking tot uw uitnodiging om moeder te willen worden van de reïncarnatie van Jezus en Mohammed is dit mijn antwoord: zowel vanuit uw traditie van de islam als vanuit mijn christelijke traditie geloven wij beiden dat God, wanneer Hij mij roept voor een taak, dat niet alleen aan u zal laten weten, maar ook aan mij. Dat heeft Hij tot op vandaag niet aan mij gedaan, maar ik zeg u dat ik goed probeer te luisteren naar zijn stem, wanneer ik mijn Bijbel lees en bid.

Het tweede wat ik denk naar aanleiding van wat u zegt, is dat ik geloof dat het werk dat u op het hart hebt te willen doen, al gedaan is door Jezus Christus. Ik geloof ook dat God belooft zelf dat werk te afmaken, aan het eind van de tijd. Dat is zulk goed nieuws: u vindt God aan uw zijde als u zegt dat de wereld moet worden herschapen en vernieuwd. God komt eraan. U en ik kunnen doen wat we kunnen, hier en nu, op de plaats waar Hij ons gesteld heeft. Niet meer. Niet minder. U en ik kunnen de wereld niet tot haar bestemming brengen. Die taak is te groot voor ons. Maar we hopen op de komst van God in de wereld, en met Hem zullen vrede en gerechtigheid komen. Ik deel geheel en al dat verlangen met u. Ik zal u morgen een tekst over de komst van het Koninkrijk van God brengen die bijna tweeduizend jaar oud is.’

Ik bracht hem Openbaring 21 in de prachtige navertelling van Piet van Midden[1] over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. En ik moedigde hem aan bij zijn verlangen te blijven, zich niet te laten verwarren, te hopen, te werken en te bidden.

Hij ontving het. En hij zei: ‘Denkt u echt dat ik het aan God kan overlaten?’

Ik zei: ‘Ik geloof ernstig dat we moeten bidden om de komst van het Koninkrijk van God.’ ‘Dit is heel belangrijk,’ zei hij. Bij het afscheid bracht hij mijn hand naar zijn voorhoofd en kuste die.

Toen ik wegliep, bedacht ik hoe dankbaar ik ben voor het gereedschap van mijn eigen vak. Voor het goede nieuws dat God ons niet uit de wereld redt, maar met de wereld. Dat gaat over het komen van gerechtigheid en vrede, over goedheid, schoonheid en waarheid.

Het gaf me een Woord voor een gekweld mens die psychotisch was, zeker, maar wiens hart een gezond verlangen koesterde. Het hielp me om iets anders te doen dan wat de taak was van de dokters. Zij en ik hebben verschillende dingen te zeggen, die niet door elkaar moeten worden gehaald. Beide zijn nodig.

Reflectie

Theologie en multicontextualiteit

Voor we ingaan op de sturende werking van de theologie die we bewust of onbewust bij ons dragen, willen we iets zeggen over de huidige context van zowel pastoraat als theologie. Wat is die context? Die van de kerk? Of moet die breder worden genomen, ook buiten de gevestigde religieuze instituten? De vraag stellen is haar beantwoorden: De context van theologie is niet alleen de kerk, maar van oudsher breder. In dit verhaal is het de context van een ziekenhuis, preciezer, die van een gesloten afdeling van een psychiatrisch centrum. We zijn hier buiten de kerkmuren, in een instelling voor gezondheidszorg. In ons nadenken over de zinvolheid en betekenis van (systematische) theologie[2] zullen we niet alleen moeten denken aan de kerk, aan de preek, aan de catechese. Systematische theologie krijgt een verrassende zin en betekenis als we weer leren te denken vanuit verschillende concrete levenspraktijken. Velen zijn eraan gewend geraakt het vak vooral te zien als een discipline die als eerste referentiegroep de kerk heeft. Dat is terecht. De kerk en haar verkondiging zijn belangrijke referentiepunten. In de benaming dogmatiek komt dat scherp naar voren. Dogma heeft immers in de eerste plaats te maken met wat de kerk aan geloofsinhoud gevonden heeft en voor onopgeefbaar houdt. In de christelijke kerk is het gesprek rondom wat de kern van de christelijke kerk is voortgekomen uit de belijdenis omtrent Jezus Christus. De belijdenis ‘Jezus is Heer’ is de kiemcel waaruit heel het kerkelijk dogma is voortgekomen. Vanuit die kern valt er licht op het gehele leven. Dat Jezus als Heer wordt beleden raakt het geleefde leven in zijn breedte en diversiteit. Dogmatiek en ethiek dienen zich te verbinden met een waaier van maatschappelijke werkelijkheden: de werkelijkheid van werk, beroep, sport, zorg, nieuwe media, amusement. Daarmee is de samenleving in haar multicontextualiteit in het blikveld gekomen en hebben we een van de belangrijkste functies van dogmatiek of systematische theologie te pakken, namelijk oriëntatie geven. In de laatste paragraaf van dit eerste hoofdstuk komen we erop terug. Eerst nu het gesprek met meneer Çakir.

De universaliteit van de levende God

Theologische inzichten blijken in de praktijk van bovenstaand gesprek een krachtig sturende werking te hebben. We noemen er een paar. Allereerst valt wellicht op dat het initiatief tot een gesprek uitgaat van meneer Çakir. Hij is moslim, en hij weet dat de geestelijk verzorger van christelijke huize is, maar dat belet hem niet om een gesprek met haar aan te vragen. Er is in zijn ogen genoeg wat beide godsdiensten gezamenlijk hebben. Beide religies kennen Abraham, beide geven een rol aan Jezus of Jesjoua en beide hebben respect voor de vrouw Maria, of Meryam. Een dergelijke openheid van de kant van een man die moslim is kan vreemd lijken wanneer men de vraag stelt of de God die christenen aanbidden, dezelfde is als Allah. In sommige kringen wordt deze vraag expliciet negatief beantwoord: Allah is niet de Vader van Jezus Christus. Maar wat als van de kant van meneer Çakir die herkenning wel plaatsvindt? De praktijk van de ontmoeting maakt bewust van wat christelijk geloof en islam gemeen hebben. Beide religies aanbidden een persoonlijke God, die kan handelen. Beide religies behoren tot de profetische religies. Er zijn sterke familiegelijkenissen. Herkenning is dus zo vreemd niet. De gereformeerde theologie bood van oudsher een duidelijk kader voor die herkenning, en zelfs voor een zekere mate van erkenning middels de notie van algemene openbaring.[3] Dit leerstuk is binnen een groot deel van kerk en theologie in een slecht licht komen te staan en uit de aandacht verdwenen. Algemene openbaring werd gemakkelijk vereenzelvigd met natuurlijke theologie, verstaan als de poging om buiten de openbaring van God om tot kennis van God te komen. Die betekenis had het leerstuk van een algemene openbaring traditioneel helemaal niet. Onder de noemer van algemene openbaring ging het altijd nog om openbaring van de levende God, van dezelfde God die zich aan Israël openbaarde en in Jezus Christus. Maar juist Hij, de Levende, maakte zich ook buiten die stroom van de heilsgeschiedenis bekend in zijn majesteit en heerlijkheid. We zouden dan ook beter in de plaats van algemene openbaring van de universaliteit van God kunnen spreken. Preciezer, het is de werking van Gods Geest die mensen aanstoot, en ze een besef geeft van wat de mens mist: volkomenheid, vervulling. ‘God voedt zijn liefste kinderen met honger,’ zei Harry Kuitert ooit op college. Dat gaat ook over meneer Çakir.

Theologisch gereedschap

Honger, verlangen, dat is wat mijnheer Çakir bij al zijn ongelukkigheid ervaart: een schreeuwende, gekmakende honger naar volmaaktheid. De overmaat van ellende, geknakte levens, onvervuldheid, krenking en ongeluk is chaotiserend.

Chaos, dat is Çakir overkomen. Hij is opgenomen op de psychiatrische afdeling omdat hij in zijn eigen omgeving kennelijk niet meer te handhaven was, mogelijk een gevaar was voor zichzelf, geen contact meer had met de werkelijkheid. Op de afdeling stellen deskundigen met de hun vertrouwde diagnostiek vast dat hij lijdt aan psychoses. Daarvoor wordt hij behandeld.

Wat kan de pastor in zo’n geval doen? Wellicht is er de neiging om mee te gaan in wat er vanuit het oogpunt van de psychiatrie aan de hand is. Er is sprake van een psychose. Die beneemt de patiënt het zicht op de werkelijkheid. De problematiek in zijn geest baant zich een weg naar buiten door wanen. Hij is een geroepene, de wereld is in nood en hij zal een cruciale rol spelen in haar verlossing.

Het eigene en wellicht ook verrassende in de omgang van de pastor met meneer Çakir is dat er op het medische en psychiatrische aspect niet ingegaan wordt. De pastor heeft als theoloog een eigen instrumentarium. Zij begeeft zich niet in het veld van psychiatrische oordeelsvorming, zij luistert naar het verhaal van meneer Çakir met het oor van haar eigen vak, van wat de theologie hier te bieden heeft. Zij gaat niet mee in een uitsluitende medicalisering van het probleem, zij boort een religieus en theologisch perspectief aan.

Wij zijn er zo langzamerhand aan gewend om heel veel levensproblematiek te medicaliseren. Sterven, lijden, pijn lijden aan het leven of zelfs walging, taedium vitae, fouten maken en zich schuldig maken, het zijn gegevenheden in het leven die, als we niet opletten, alleen onder psychologisch of medisch gezichtspunt aandacht krijgen. Daarmee is niet ontkend dat heel veel levensproblematiek ook medische of psychologische aandacht behoeft. Het risico in onze samenleving is echter dat we direct en alleen grijpen naar pillen, naar tranquillizers, antidepressiva, naar medicijnen die hoogten en diepten afvlakken. In het geval van meneer Çakir gaat de pastor in op wat men het gezonde stuk van deze patiënt kan noemen: zijn verlangen naar een ‘hele’ wereld. Vanuit jodendom, christendom en islam is dat verlangen naar heelheid, naar een hemel waar God alles in allen is, volkomen terecht. Onder de psychose van meneer Çakir zit een gezonde wortel: verlangen, hoop.

Daarom is dit gesprek een interessant voorbeeld van wat men het theologisch perspectief kan noemen. De theologie of, in dit geval, gezonde christelijke leer, vertelt dat er een diepe breuk zit in het bestaan, een onvervuldheid en beperktheid die te maken heeft met de realiteit van het kwaad. Dit religieus vermoeden of besef vertelt dat mensen goede redenen hebben naar verlossing te verlangen. Dat verlangen en het lijden aan onvervuld verlangen is niet iets dat men moet afwijzen, dempen of als gebrek aan werkelijkheidszin wegzetten, het mag bevestigd en beaamd worden. Daarmee heeft de pastor iets ingebracht wat de theologie haar geleerd heeft. Ze brengt een aspect naar voren dat zij op grond van haar theologisch perspectief kan inbrengen: ‘U hebt gelijk met uw verlangen. Daarin sluit u, meneer Çakir, aan op een verlangen dat zijn grond heeft in God, in Allah.’

Deze pastor doet nog iets. Ze moet omgaan met de rol die meneer Çakir haar toebedeeld heeft in zijn wanen. De naam Margriet heeft dezelfde beginletter als van Meryam, Mirjam en Maria. En dat is bij mijnheer Çakir binnengekomen; hij stootte op een goudader. Hij detecteert al deze vrouwennamen als model voor leven, voor vrouwen die de profeet en verlosser ter wereld brengen. Bij meneer Çakir is in zijn psychose zelfs sprake van een interessante vermenging van christendom en islam. Hij zelf zal in dit scenario dat hem is onthuld een cruciale, messiaanse rol spelen!

Doorgevingen en openbaringen

Het gesprek raakt naast de thematiek van verlossing en eschatologie nog aan een ander onderwerp, namelijk profetie en openbaringen. De manier waarop de pastor in dit ervaringsverhaal reageert op de openbaring die meneer Çakir ten deel is gevallen, is nogal afwijkend van wat de meeste dogmatische handboeken ons bieden. Daarin wordt de mogelijkheid van openbaringen en profetische doorgevingen nauwelijks of niet besproken. Voor dat onderwerp moet men bij de pentecostale of charismatische theologie zijn, of in de kring van esoterische religie. De moderne academische theologie, zowel van liberale als van orthodoxe huize, heeft het niet zo op openbaringen in meervoud. Het spraakgebruik in de theologie van de laatste twee eeuwen weerspiegelt een openbaringsopvatting die, zonder dat dat meestal wordt beseft, modern is, en zwaar leunt op wat onder invloed van het filosofisch idealisme van de negentiende eeuw over openbaring in zwang raakte. In het spraakgebruik is ingeburgerd dat we in de Bijbel te maken hebben met Gods zelfopenbaring.[4] Dat is de noemer waaronder openbaring gebracht wordt. We willen niet ontkennen dat zelfopenbaring een noemer is, waaronder men eschatologisch gezien de thematiek van openbaring kan beschrijven. Maar wie de gang van de heilsgeschiedenis serieus neemt, heeft aan het begrip zelfopenbaring niet genoeg. De Schrift beschrijft openbaringen in meervoud. Het gezicht van Petrus in Handelingen 10:9-15, waarin hem opgedragen wordt zijn opvatting inzake onrein voedsel te herzien, en het gezicht van Paulus uit Handelingen 16:9, waarin hem de opdracht gegeven wordt naar Europa over te steken, hebben niet de persoon van God tot inhoud. Inhoud is een opdracht, een boodschap.

Hoe dan ook, de pastor besteedt er geen energie aan de feitelijkheid of mogelijkheid van een profetische boodschap aan meneer Çakir te ontkennen of te betwijfelen. Haar antwoord gaat uit van de mogelijkheid van een dergelijke doorgeving of profetische boodschap. Niet de mogelijkheid of werkelijkheid van profetische ervaringen wordt ter discussie gesteld, wel de manier waarop de ontvanger, voor wie deze boodschap bedoeld is, in de openbaringservaring wordt betrokken. Of met andere woorden, ze brengt impliciet het onderwerp van de onderscheiding der geesten (‘discernment’) ter sprake door een criterium in te brengen. Hoe bepalen we de bron van de boodschap die meneer Çakir haar vertelt?

In haar interventie stelt ze zichzelf en meneer Çakir onder het gezag van God: ‘Met betrekking tot uw uitnodiging om moeder te willen worden van de reïncarnatie van Jezus en Mohammed is dit mijn antwoord: zowel vanuit uw traditie van de islam als vanuit mijn christelijke traditie geloven wij beiden dat wanneer God mij roept voor een taak, hij dat niet alleen aan u zal laten weten, maar ook aan mij. Dat heeft Hij tot op vandaag niet aan mij gedaan, maar ik zeg u dat ik goed probeer te luisteren naar zijn stem, wanneer ik mijn Bijbel lees en bid.’ Met dit antwoord sluit de pastor aan bij een mogelijkheid die binnen de traditie van de Bijbel en binnen de islam bekend is. Maar in één adem brengt ze een correctie aan, of liever, geeft ze een corrigerend rukje aan het stuur. Er wordt aangesloten bij het bekende en tegelijkertijd sturing gegeven: degene voor wie de boodschap is, moet die boodschap ook zelf krijgen. De grote voorbeelden van een dergelijke boodschap of aankondiging zijn uiteraard de annunciaties aan Zacharias en aan Maria. Daarmee worden beide gesprekspartners, zowel meneer Çakir als de pastor, binnen de koepel van Gods actieve tegenwoordigheid geplaatst. Beiden zijn mogelijk geadresseerde van een boodschap van Godswege. Het verdient aandacht dat deze vorm van aansluiting onder gelijktijdige bijsturing geen moment het gevoel opwekt dat meneer Çakir niet serieus wordt genomen. Integendeel, beide gesprekspartners bevinden zich in een gemeenschappelijk veld, dat beheerst wordt door een verhaal van God en de mensen. Dat verhaal veronderstelt dat God spreekt, aanspreekbaar is en daadwerkelijk handelt, en dat God als handelend subject een doel wil bereiken, namelijk de totstandkoming van een volkomen wereld.

Messianisme

Een volkomen wereld, daarop zinspeelt de pastor wanneer zij ter sprake brengt dat God de wereld tot zijn bestemming wil brengen. Op dat moment vindt er nog weer een andere correctie plaats, namelijk ten aanzien van de messiaanse rol die mijnheer Çakir zegt te hebben, doordat ze hem herinnert aan de rol van Jezus in het verhaal van God en de mensen. Het raakt aan een essentieel punt van verschil tussen christendom en islam, namelijk de vraag hoe mens en wereld gered worden: ‘Het tweede wat ik denk naar aanleiding van wat u zegt, is dat ik geloof dat het werk dat u op het hart hebt te willen doen, al gedaan is door Jezus Christus.’ Hier wordt in termen van een perfectum gesproken. De christelijke verlossingsleer wordt ingebracht als een ‘overrider’ voor de messiaanse taak, waarvoor meneer Çakir zich gesteld ziet. Door een beslissend element uit de christelijke soteriologie in te brengen in het gesprek brengt zij een reconstructie aan in de door Çakir geschetste constellatie. Volgens zijn eigen verhaal is hij zelf voorbestemd om de wereld te redden, als reïncarnatie van Christus en Mohammed. Zijn gesprekspartner vertelt hem dat dat niet meer hoeft, hij is te laat. Dat heeft Christus al gedaan. Wat wij kunnen en moeten doen op onze plaats is die nieuwe wereld verwachten, en dat is allerminst een passieve houding. Daarmee heeft de pastor de ervaring van meneer Çakir binnen de horizon van de christelijke theologie geplaatst en hem een richting gewezen, die tegelijkertijd corrigerend werkt. De sturende rol van theologie is nadrukkelijk aanwezig. In de volgende paragraaf gaan we daarom kort in op de verschillende manier waarop systematische theologie meestal impliciet bijdraagt aan het gesprek.

Oriëntatie

In de titel van dit boek wordt systematische theologie omschreven als gereedschap. Er bestaat verschillend gereedschap voor verschillende toepassingen. In dit gesprek wordt de rol van systematische theologie concreet doordat er in de eerste plaats oriëntatie wordt gegeven. De oriëntatie bestaat daarin dat aan de geestelijk verzorger op grond van het materiaal dat haar is aangeboden in het verhaal, in dit geval van meneer Çakir, mogelijkheden worden aangeboden om het gesprek vlot te trekken en richting te geven. Het materiaal is het verhaal van meneer Çakir en de mogelijkheid om richting te geven is het verlangen naar een hele wereld, waar gerechtigheid en vrede heersen. En binnen dat bredere, omvattender kader komt een andere functie in zicht, namelijk die van correctie ofwel de normatieve functie van geloofsleer. Wat in deze context nauwelijks of geen rol speelt, is de functie die de systematische theologie of dogmatiek ook heeft, namelijk het zoeken naar de betekenis van het geloof en de samenhang van de verschillende onderdelen. We kunnen dat de descriptieve functie noemen. Het heeft zin in onze tijd de oriënterende functie een belangrijke plaats te geven. Binnen het grote aanbod op de markt van religie en levensbeschouwing is het de moeite waard te laten zien wat christelijk geloof betekent. We kunnen het ook nog zeggen met een oudere onderscheiding. Dogmatiek is niet zozeer een theoretische, maar voor alles een praktische wetenschap, gericht op heil en leven.[5]

1 Het zevende visioen over de Tuinstad van God, een Stad van Vrede. Uit Piet van Midden en Cees Otte: Groeibijbel 7. Handelingen en Openbaring, Hoevelaken 2002, 111, 113, 114.

2 We gebruiken het begrip theologie hier in haar inhoudelijke betekenis: bezinning op de inhoud en samenhang van het geloof. In de protestantse wereld spreekt men meestal van systematische theologie of van dogmatiek. We gebruiken de benamingen door elkaar. We realiseren ons dat vooral het woord dogmatiek negatieve associaties heeft, alsof het gaat om geloofsdwang. Ten onrechte, zoals we hopen te laten zien.

3 Zie de klassieker van J.H. Bavinck, Religieus besef en christelijk geloof (1949), Kampen 1989.

4 Voor een uitgebreidere uiteenzetting zie C. van der Kooi, Als in een spiegel. God kennen volgens Calvijn en Barth. Een tweeluik, Kampen 20054, 245-246, 261, 298-303.

5 Zie voor een behandeling van het begrip systeem en de kwalificatie van systematische theologie als een praktische wetenschap R. Reeling Brouwer, Grondvormen van theologische systematiek, Vught 2009, 12-13.


Dit is Hoofdstuk 1 uit Goed gereedschap is het halve werk. Over theologie in pastoraat en geestelijke verzorging
van Margriet en Kees van der Kooi (verschenen in oktober 2017) Uit de inleiding tot dit boek: “Geestelijke verzorging, pastorale gespreksvoering, zielzorg: het zijn woorden voor begeleiding van mensen bij levensvragen. Ze verwijzen naar de religieuze dimensie, die soms bewust en nog vaker onbewust een rol speelt in levensverhalen en in de zoektocht naar richting en doel. Over die religieuze en theologische dimensie in geestelijke verzorging gaat het in dit boek. Uitgangspunt zijn concrete pastorale ontmoetingen, de verhalen van mensen en de wijze waarop de betrokken pastor reageert. Vervolgens wordt er op die ervaringen gereflecteerd. Wat is er aan de hand in theologische zin, hoe spelen theologische overtuigingen, noties en emoties bewust en onbewust een rol in het gesprek? Kortom, wat we hier verbinden is geestelijke verzorging en theologie.”

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken