Natasja Bos: Het moederhart van God. Leven vanuit compassie

God zorgt voor ons als Vader én als Moeder. In Het moederhart van God neemt Natasja Bos je mee op een ontdekkingstocht naar Gods moederlijke compassie. Wat is compassie, hoe wordt het gebruikt in de Bijbel en hoe begrijpen we het vandaag de dag?
Als God een God van compassie is, wat betekent dat dan voor ons? Hoe laten we God een moeder voor ons zijn en kijken we naar onszelf zoals God naar ons kijkt? Op deze vragen gaat Natasja in. Gods compassie beïnvloedt ook de manier waarop we met anderen omgaan. Lees hieronder een fragment uit het boek.
Hoofdstuk 1: De God van bewogenheid
Jezus’ bekendste onderwijs over compassie is het verhaal van de barmhartige Samaritaan (zie Lukas 10:25-37). Ik kan me niet herinneren wanneer ik het verhaal voor het eerst hoorde, maar ik zie de plaatjes van de prentenbijbel nog voor me. Natuurlijk heb ik het daarna ook veelvuldig zelf gelezen. Bovendien heb ik een aantal keer een schilderij van het verhaal bewonderd – mijn favoriet is dat van Van Gogh – en ben ik het zelfs tegengekomen in wetenschappelijk onderzoek. Maar ik merk dat ik er na al die tijd nog steeds veel vragen over heb. Ik besluit mijn onderzoek op een nieuwe manier aan te pakken: vanuit het perspectief van Jezus’ eerste luisteraar, de wetgeleerde.
De man die zichzelf wilde rechtvaardigen
Vandaag is de dag. De timing is perfect. Er staan genoeg mensen om mee te luisteren, maar niet zo veel dat de vraag verloren gaat in de menigte. Het wordt tijd dat die loslopende geestelijk leraar op de proef wordt gesteld. Wie denkt die Jezus wel dat Hij is? Hijzelf, groot kenner van de Tora, zal de eervolle taak om deze Man eens te ontmaskeren op zich nemen.
De wetgeleerde voegt de daad bij de gedachte. Met een uitgestreken gezicht staat hij op en zegt: ‘Jezus, wat moet ik doen om het oneindige leven van God te erven?’
Jezus draait zich zijn kant op en vraagt: ‘Wat zegt de wet hierover volgens jou?’
De man hoort zichzelf iets te gretig zeggen: ‘Heb God lief boven alles en met alles, en je naaste als jezelf.’
Jezus kijkt hem nu recht aan. ‘Perfect! Als je dát doet, zul je leven.’
De wetgeleerde krijgt een ongemakkelijk gevoel. Waarom is het opeens of niet Jezus, maar hijzelf onder het vergrootglas ligt? Hij moet iets zeggen om dit recht te zetten, om zichzelf te rechtvaardigen. Diep vanbinnen weet hij dat het met die motivatie niet veel beter kan worden, maar hij heeft het woord alweer genomen: ‘En wie is dat dan, mijn naaste?’
Ditmaal krijgt hij een langer antwoord. Jezus begint met het vertellen van een verhaal: ‘Er was eens een man die op weg ging van Jeruzalem naar Jericho…’
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan is Jezus’ antwoord op een vraag van een wetgeleerde. De wetgeleerde ondervraagt Jezus over Zijn kennis van de wet. In Jezus’ biografieën vinden we heel wat van dit soort ondervragingen. Jezus en de wetgeleerde maken deel uit van de rabbijnse traditie waarin zulke discussies heel normaal zijn. Het is hun manier van leren over de Tora.
In de Tora, de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, worden Gods wetten geplaatst in de context van de verhalen over het Joodse volk. In deze boeken maakt God bekend hoe Hij het leven bedoeld heeft, hoe de Joden mét Hem kunnen leven. Rabbijnen zoals Jezus gebruiken waargebeurde en zelfverzonnen verhalen om te laten zien wat Gods wil is voor het leven. Nog altijd worden hierover boeken geschreven en discussies gevoerd. Een van de bekendste rabbijnen uit onze tijd, Jonathan Sacks, zegt hierover: ‘De Tora is een commentaar op het leven, en het leven is een commentaar op de Tora.’
Rechtvaardig zijn betekent in Joods gedachtegoed allereerst recht voor God kunnen staan
De vraag van de wetgeleerde over het eeuwige leven gaat dus over de interpretatie van die regels. Alhoewel de vraag overkomt als een normale vraag, geeft de schrijver Lukas ons een hint over de motivatie van de wetgeleerde. Hij zegt dat de man Jezus wilde testen. Het woord dat hij hier gebruikt, heeft op andere plekken in de Bijbel een negatieve bijklank. Dit is voor theologen reden om aan te nemen dat de man geen zuivere intenties heeft. Dat maakt het gesprek extra interessant.
Ook bij de tweede vraag geeft Lukas commentaar. Hij schrijft dat de wetgeleerde zichzelf wil rechtvaardigen. Dit zou je kunnen interpreteren als een poging van de wetgeleerde om een beter beeld van zichzelf neer te zetten. Maar misschien is er meer aan de hand.
Als het over rechtvaardigheid gaat, denken westerlingen vaak aan het voldoen aan wetten en regels, maar rechtvaardig zijn betekent in Joods gedachtegoed allereerst recht voor God kunnen staan. Je leeft volgens de Tora om in relatie te kunnen zijn met God.
De wetgeleerde is op zoek naar een manier om zichzelf te rechtvaardigen en de manier waarop hij dat wil doen spreekt boekdelen over de religieuze leiders van die tijd. Om er zeker van te zijn dat niemand de mist in zou gaan wat betreft het volgen van Gods richtlijnen – je zou ook kunnen zeggen, dat niemand zou zondigen – hadden ze vele regels aan Gods richtlijnen toegevoegd (zie Lukas 11:46). De wetgeleerde zit dan ook tot zijn oren vast in de wetten en regels. Je hoort dat in zijn tweede vraag: ‘Wie is mijn naaste?’ Hij is op zoek naar een definitie, een regel om zichzelf te rechtvaardigen.
De man die rechtvaardig werd gevonden
Dat Lukas de motivatie van de wetgeleerde vermeldt, suggereert dat Jezus met het verhaal van de barmhartige Samaritaan niet alleen reageert op de twee gestelde vragen, maar ook aandacht heeft voor de onderliggende motivatie van de wetgeleerde. Hoe reageert Hij hierop?
In het verhaal van de barmhartige Samaritaan kiest Jezus vier personages: een priester, een Leviet, een Samaritaan, en een – naar alle waarschijnlijkheid Joodse – gewonde. Van de eerste twee wordt verwacht dat ze zich aan de wet houden, terwijl de Samaritaan het ultieme voorbeeld is van iemand die niet rechtvaardig wordt gevonden. Doordat de Samaritanen zich hebben ingelaten met gebruiken van andere volken worden ze door de Joden gezien als uitschot. De discipelen willen zelfs een hoofdstuk eerder een heel Samaritaans dorp met vuur uit de hemel laten verbranden (zie Lukas 9:54).
Jezus laat zowel de Leviet als de priester aan de gewonde man voorbij lopen en geeft de Samaritaan de hoofdrol in het verhaal, door uitgebreid te omschrijven dat hij innerlijk bewogen is voor de gewonde man en hoe hij hem helpt. Daarna legt Hij de bal terug bij de wetgeleerde: wie is de naaste geweest in dit verhaal? De wetgeleerde heeft waarschijnlijk moeite met het antwoord: ‘En hij zei: Degene die hem barmhartigheid bewezen heeft.’ Jezus zei tegen hem: ‘Ga heen en doet u evenzo’ (Lukas 10:37). Jezus beantwoordt de vraag ‘wie is mijn naaste’ door een voorbeeld te geven van iemand die compassie heeft en hiernaar handelt.
Een onmogelijke weg
Opvallend is dat de wetgeleerde een ander woord voor de barmhartigheid van de Samaritaan gebruikt dan Jezus. Het Griekse woord voor barmhartigheid dat de wetgeleerde gebruikt, is eleos, medelijden met iemand. Het woord waarmee Jezus de barmhartigheid van de Samaritaan beschrijft, is splagchnizomai. Dit betekent letterlijk: in zijn ingewanden bewogen worden. Jezus legt de nadruk op de hartsgesteldheid van de Samaritaan. Het is Jezus’ algemene boodschap voor de geestelijk leiders van die tijd. Ze zijn zo gefocust op de buitenkant en het naleven van de regels dat ze de binnenkant, het hart, vergeten.
Dat lees je bijvoorbeeld in Mattheüs 23:25 waar Jezus zegt: ‘Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reinigt de buitenkant van de drinkbeker en van de schotel, maar vanbinnen zijn ze vol van roofzucht en onmatigheid.’ In een gesprek met een andere geestelijk leider citeert Hij de profeten: ‘Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer’ (Mattheüs 9:13, Hosea 6:6). Jezus probeert duidelijk te maken dat het volgen van de richtlijnen betrokkenheid vraagt van het hart.
Opvallend is dat de wetgeleerde een ander woord voor de barmhartigheid van de Samaritaan gebruikt dan Jezus
In de Hebreeuwse manier van denken is het hart dan ook de bron van het leven. In Spreuken 4:23 dicht Salomo hierover: ‘Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is, want daaruit zijn de uitingen van het leven.’ De wetgeleerde probeerde aan wetten en regels te voldoen om zo het eeuwige leven te kunnen bereiken, maar Jezus laat zien wat er écht nodig is voor rechtvaardiging. De wetgeleerde heeft geen gedragsverandering, maar een hartsverandering nodig.
De weg van de barmhartige Samaritaan
In dit gesprek laat Lukas Jezus schitteren als een eersteklas rabbijn. Jezus geeft met het verhaal van de barmhartige Samaritaan Zijn interpretatie van de Tora. Je zou dit kunnen zien als Jezus’ antwoord op zijn initiële vraag: ‘Wie denkt Jezus wel dat Hij is?’, maar
Lukas heeft daar nog meer over te zeggen. Hij geeft de lezer nog een hint in de manier waarop hij de wetgeleerde zijn eerste vraag laat stellen. De wetgeleerde vraagt namelijk hoe hij het oneindige leven kan erven. Erven hangt samen met je identiteit, niet met je gedrag. Jezus legt de lat niet zo hoog om nieuwe eisen te stellen, maar om te herhalen wat de profeten al eeuwen uitroepen: alleen God kan harten veranderen (zie Jesaja 4:2-6, Jeremia 24:7, Ezechiël 36:26).
In het begin van zijn boek citeert Lukas dan ook een lied van een oude priester, Zacharias. De priester zingt dat God de mensen komt opzoeken om hen te redden door zonden te vergeven. Dit doet God, zo zegt het lied, ‘door de innige gevoelens van barmhartigheid’ (Lukas 1:78). Het antwoord van Lukas op de vraag ‘Wie denkt Jezus wel niet dat Hij is?’ is dat Hij Degene is Die God gestuurd heeft om de harten van mensen te veranderen.
In Markus 2:17 zegt Jezus: ‘Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.’ Jezus ziet de wetgeleerde in eerste instantie niet als priester of Leviet, maar als gewonde. Hij heeft splagchnizomai voor de wetgeleerde; Hij is tot in Zijn ingewanden bewogen om hem leven te geven. Jezus laat zien wat het betekent om aan de wil van God te voldoen; Hij is zonder zonde. Jezus is de barmhartige Samaritaan (zie Johannes 6:38). Als de wetgeleerde dat ziet, kan hij het eeuwige leven ontvangen (zie Mattheüs 9:13).
Jezus, de belichaming van compassie
In de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan confronteert Jezus de wetgeleerde met zijn hartsgesteldheid. Hij wijst hem op de wonden in zijn hart. Als de wetgeleerde het leven wil erven, heeft hij een barmhartige Samaritaan nodig, iemand die zijn wonden kan verbinden. Als hij dat ziet, kan hij ook zien wie Jezus is: de belichaming van compassie. Hij is splagchnizomai, innerlijk bewogen, om eleos te doen. Hij wil de harten van mensen verbinden zodat ze het eeuwige leven kunnen ontvangen.
Hoe de wetgeleerde op het verhaal reageert, vertelt Lukas niet. Ik kan me voorstellen dat hij in ieder geval verrast is door de combinatie van Jezus’ scherpte en Zijn bewogenheid; die verrast mij namelijk ook. Toch is deze boodschap niet nieuw. God heeft zich al eerder laten zien als een God van compassie, zo’n dertienhonderd jaar eerder, toen Hij de leefregels aan het Joodse volk gaf.
Natasja Bos is integratief coach en therapeut.
Natasja Bos. Het moederhart van God. Leven vanuit compassie. Uitgeverij: Utrecht, KokBoekencentrum Uitgevers, 2025. 176 pp. € 18,99. ISBN 9789043542593