Menu

Basis

Op pelgrimstocht: ups en downs, de zachte krachten overwinnen

Ervaringen van een pelgrim

‘Pelgrim in hart en nieren’ Ricky Rieter beschrijft de vreugde en de moeiten van pelgrimeren. Onderweg zijn en aankomen gaat gepaard met mystieke ervaringen, maar ook met aardse ergernissen. Ook in Vézelay en in Santiago de Compostela ervaart ze dat, maar uiteindelijk daalt een innerlijke rust neer.

In 1984 wordt mijn verlangen om een pelgrimstocht naar Santiago te ondernemen gewekt tijdens een bezoek aan een expositie in Gent, over de historische ontwikkeling ervan. Pas negen jaren later is mijn gezinssituatie zodanig dat ik gehoor kan geven aan dat verlangen. De wachttijd is zeer vruchtbaar geweest, zowel in lichamelijk, praktisch, als spiritueel opzicht.

Het eerste deel van mijn tocht naar Santiago, van huis uit naar Vézelay, ga ik met een klein tentje op weg. In de kapel van het ziekenhuis waar ik vrijwilligerswerk doe, mag ik iets vertellen over mijn tocht, nog voordat ik een stap gezet heb. Bij de zegen strekken alle mensen hun hand symbolisch over me uit. Ik ben diep ontroerd.

Aankomen is een innerlijk gebeuren

Daar ga ik dan op 25 juli 1993, het feest van Jacobus. Het overheersende gevoel is een heerlijke spanning, een hart vol vreugde, er mateloos zin in hebben, geen moment een tikkeltje twijfel. Ik kan alles aan. Totdat de zoon van de donder, Jacobus, me diezelfde dag nog tot de orde roept. Een donderbui van jewelste, een eerste blaar, een grote scheur in mijn broek, geen schuilplaats vinden bij de stortregen. Het is alsof hij zegt: ‘Ho, een toontje lager mag ook wel.’ Druipnat zet ik die avond wat mismoedig mijn tentje op.

Vézelay, in de verte.
(beeld jp, Pixabay)

Stap voor stap naar Vézelay

Ik ondervind, al gaande, dat theoretische kennis een concreet gezicht krijgt, al is het anders dan ik bedacht had. Soms bemoedigend en verrassend, andere keren problematisch, teleurstellend.

De groeten bonne route, bon courage of bonne dévotion doen me goed. In de talrijke open kerkjes kom ik op verhaal, verstil ik en bid ik. Ik geef me er bij voorbaat over aan de weg met alle ups en downs die ik tegen zal komen. Ik zing in de kerkjes en in het open veld een Taizé-lied om de Geest, dat Hij/Zij me moge begeleiden. Het zingen geeft me power en zelfvertrouwen.

Ik vorder van dag tot dag. En ik ben verbaasd dat mijn krachten toenemen en geen enkele tegenvaller me de vreugde van het onderweg zijn kan afnemen. Gekopieerde bijbelteksten vergezellen me (ik heb nog geen mobiel). In de stiltes neem ik er een woord uit mee dat ik op het ritme van mijn adem herhaal.

Ik laat alles als een zachte douche over me heenkomen

Zeer ontroerd voel ik me als ik heel in de verte vaag Vézelay zie opdoemen, boven op een heuvel. In plaats van sneller te gaan lopen, ga ik in het gras zitten, om het tafereel te tekenen.

Ik stop nog twee keer, omdat ik gewoon niet durf aan te komen. Zijn mijn verwachtingen te hoog? Waar ben ik bang voor? Dit is toch wat ik steeds heb verlangd? Met de psalmist zou ik van harte willen zeggen, maar ik aarzel een beetje: ‘Verheugd was ik toen men mij zei: Wij gaan op naar het huis van de Heer.’ (NBV21)

Langzaam ga ik verder, eerbiedig, stil, biddend, met schroom. Via een zijweggetje nader ik de Sainte Marie Madeleine, een schitterende basiliek.

Basiliek van Vézelay

Het is schrikken als ik binnenkom. Rumoer van een groot aantal toeristen. Ik kan geen enkel plekje vinden waar het rustig is. Allereerst wil ik in mijn eigen ‘basiliek’ aankomen voordat ik een toeristische omgang ga maken. Opzij zie ik op een deur de woorden Silence svp. Ha, dat is wat ik zoek. Via een brede gang vind ik de nog lege kapel. Gerustgesteld haal ik ruimer adem. Ik doe mijn rugzak af, de schoenen uit en ga op de grond zitten, al zijn er genoeg banken. Aankomen is een innerlijk gebeuren: de hele tocht met alle vreugde en zwaarte trekt als een film aan mij voorbij.

Heb ik daar al deze stappen voor gelopen, om dit te horen?

De tijd valt helemaal weg totdat ik geluiden hoor, kaarsen worden aangestoken. Is er nú een viering? Een betere planning had ik niet kunnen bedenken. Dit is een geschenk uit den Hoge, waar ik nog stiller van word. Ik schuif in een bank, laat alles als een zachte douche over me heenkomen, het zingen, de woorden. Bij de evangelielezing gaat er een sluis open in mijn gemoed. God beminnen en de naaste als jezelf. Een pakkender woord kon ik vandaag niet ontvangen. Dit vat de essentie samen van heel mijn leven én van deze pelgrimage. Ik hoor de woorden echter als nieuw gesproken, speciaal voor mij.

Heb ik daar al deze stappen voor gelopen om dit te horen?

Na de viering tikt een religieuze me op de schouder. Ze vraagt of ik al een slaapplaats heb. Ik ben welkom in het Centre de Madeleine. Op de slaapzaal zoek ik het meest verborgen plekje. Gelukkig en moe val ik ’s avonds in slaap.

Prentje met tekst van Ignatius van Loyola.

Woorden van Ignatius van Loyola

Ik ga naar de ochtendviering in hun intieme, meditatieve kapel. Een zuster geeft me een boek, legt een prentje op de plaats waar de teksten beginnen. De afbeelding stelt een, op het land liggend, roeibootje voor, klaar om het glinsterende water op te gaan. Onderaan staan woorden van Ignatius van Loyola.

De moimême je n’irai pas bien loin,
mais avec Toi tout est possible.

Nee, uit mijzelf zal ik niet ver komen, maar met Hem is alles mogelijk. De tekst raakt me diep. Terwijl ik dit schrijf vullen mijn ogen zich weer met tranen, zoals dertig jaar geleden. Na de dienst een hartelijke omhelzing van de zuster naast me. Ik mag het prentje meenemen. Ik heb het nog.

Altijd vindt het leven weer een weg

Wat er in deze woorden uitgedrukt wordt, is een van mijn oerervaringen die diep verankerd liggen in mijn wezen. Mijn leven is erdoor bepaald. Ondanks het feit dat ik zelf telkens nieuwe keuzes mag maken, weet ik dat er doorkruisingen kunnen komen die ik niet zelf in de hand heb. De regie daarvan mag ik loslaten. En altijd vindt het leven weer een weg, soms zelfs heel verrassend.

Moulin Mystique, ‘de Mystieke Molen’, kapiteel basiliek Vézelay.

Pelgrimage met brood voor onderweg

Ik til uit alles wat Vézelay in me oproept er één ding uit. Het beroemdste kapiteel Moulin Mystique, ‘de Mystieke Molen’. Twee figuren, Mozes en Paulus, met een molen tussen zich in. Mozes (bovenaan) staat symbool voor het Oude Testament. Paulus, aan de onderkant, voor het Nieuwe. Daartussen het wiel met een kruis erin, hier symbool van Christus. Mozes schudt de graankorrels in de molen; door Christus wordt het malen in werking gesteld. Paulus vangt het meel op.

De Wet van Mozes bevat een verborgen waarheid, zo verborgen als het meel in het graan. Dit omvormingsproces van graankorrels naar meel speelt zich ook in mijzelf af. Dat geeft me te denken.

Pelgrimages: altijd anders, altijd nieuw, altijd in beweging met lichaam, geest en ziel

Ik ervaar mijn leven niet als ‘door de molen gemalen te zijn’. Het is zo’n hard beeld. Wel herken ik zeer dat ik, door wat mijn levensweg me gebracht heeft, dermate gevormd ben dat ‘de korrels’ verwerkt zijn. En dat ik me heel rijk en gelukkig voel. Dit zeg ik met grote voorzichtigheid, want steeds ben ik nog onderweg.

Mozes, kapiteel basiliek Vézelay.

Aankomst in Santiago

Aankomen en aankomen is twee.

Hoe zal ik aankomen nu ik bijna mijn pelgrimsdoel bereikt heb? Ik zie er, na deze vierentwintighonderd kilometer, met een blijde spanning naar uit. Slechts enkele kilometers loop ik vandaag, om op deze laatste dag in alle rust aan te kunnen komen in de kathedraal.

Er zitten al enkele mensen. Middenvoor op het pad staat een vrij jonge man met zijn gezicht naar het altaar gekeerd. Hij hoort me binnenkomen en maakt meteen contact. Oei, ik ruik zijn adem, alcohol, zo vroeg al. Hij wil me begeleiden naar de Jacobus die boven het altaar troont. Het beeld omhelzen hoort bij de traditie. Ik wil eerst rustig gaan zitten. Of ik naar die Jacobus wil, is nog maar de vraag, zo ja dan zeker zonder begeleiding. De man wacht en wacht, blokkeert mijn ‘aankomen.’ Ik verberg mijn gezicht in mijn handen, kan me niet concentreren, loer tussen de spleetjes van mijn vingers door of hij het wachten opgeeft. Nee, hij heeft geduld, heel veel. Ik ben het zat. Dit is geen ‘aankomen’. Ik word boos en heel onrustig. Dit verdraag ik niet meer. Hij ziet me opstaan en wenkt: of ik hem wil volgen. Hij klimt de trappen op, slaat innig zijn armen om het beeld, wenkt me opnieuw. Zo moet je het doen, kom nu maar, wil hij me zeggen. Aanschouwelijk onderwijs waar ik niet naar taal. Ik voel me steeds bozer worden en weet niet hoe vlug ik bij de uitgang kan komen. Hij heeft het nakijken.

Ik sluit mijn ogen voor de hele santenkraam

De jaarlijkse pelgrimages zijn mijn grootste inspiratiebronnen. Altijd anders, altijd nieuw, altijd in beweging met lichaam, geest en ziel. Voeg daarbij de bijbelwoorden, de vieringen onderweg die me nieuwe inzichten hebben gegeven, de liederen, het harmonisch samenzijn van mensen, de persoonlijke gesprekken, de grandioze natuur. Alles bij elkaar zijn dit de verborgen korrels graan die tot brood voor onderweg zijn geworden.

Ik loop doelloos door de straten. Langzaam begint het leven op gang te komen. Steeds meer mensen bevolken de middeleeuwse straten. De rolluiken van de winkels worden opgetrokken, deuren gaan open. Etalages en nog eens etalages. Ik zie niets, ben in gedachten. Dit totdat ik met een schok zie wat er zo overvloedig uitgestald staat. Ik ben verbijsterd. Jacobus van hout, van steen, van zilver, van goud, beschilderd en blank, mooi en lelijk, groot en klein. Als ik al naar hem op weg ben geweest, dan toch niet om dit te zien. Ook andere artikelen zie ik: botefumero’s (wierookvaten), kaarsenstandaards, kruizen en kruisjes. Niets wil ik meer zien. Ik sluit mijn ogen voor de hele santenkraam.

Bij het pelgrimskantoor waar ik mijn compostela kan ophalen stelt een ijzige juffrouw een formele vraag, zakelijk, zonder een spier van haar gezicht te vertrekken. En weer wil ik weg, ver weg, heel ver weg, naar het einde van de aarde.

Finisterre

Loslaten wil ik mijn boosheid, mijn onrust, na maanden van geluk en vrijheid. Waarom trek ik me het gebeurde zo aan? Verwachtingen, altijd maar verwachtingen, die ‘niet kloppen’. Ja, ik ben nog steeds die pelgrim onderweg die niet aan kan komen. Zucht!

Zo kom ik met een hobbelende bus in Finisterre aan, een kleine vissersplaats. Ik stap uit, en wie zie ik? Een pelgrim die ik ken. Warme ontmoeting. Hij vraagt of ik vanavond mee ga naar de zonsondergang aan de Atlantische Oceaan, een half uur lopen. Graag! Ik ontdooi bij zoveel hartelijkheid, en ben blij dat ik onderweg kan vertellen wat me zo dwars zit.

Ik ontdooi bij zoveel hartelijkheid

Samen zitten we ’s avonds op een enorme rotsblok, zwijgend, lange tijd. Met onze blik op de oneindigheid van het water, waarin de zon langzaam ondergaat, en waarin mijn weerstand en mijn boosheid in de oceaan verdwijnen. Mijn zachte krachten komen weer boven water. IK BEN AANGEKOMEN

Ommekeer
Ik zit op de rotsblok en kijk naar de oceaan,
eeuwige beweging van de golven.
De melodie van een kinderliedje
speelt door mijn hoofd:
Keer omme
keer omme
mooi meisje keer omme

Langzaam draai ik me een slag naar rechts,
niet verder nog, ik zit op het verste punt
op het einde van de aarde.
Keer omme,
keer omme,
mooi meisje keer omme

Vanaf hier zal ik terugkeren naar het gewone leven
niet gewoon meer na al wat ik ervaren heb
en opgeslagen in de weg die ik zelf ben.
Keer omme
keer omme
mooi meisje keer omme

Ommekeer
en weer draai ik een halve slag,
nu gericht op de weg die komen gaat,
vervuld van het grote
wat ik heb mogen ontvangen
de lange, lange weg,
mijn levensweg
Deo gratias

Ricky Rieter op het rotsblok.

Reisvaardig

Terug naar Santiago. Ik heb geen haast. Ik voel me blij, de rust in mijzelf is weergekeerd. Santiago is dezelfde stad gebleven, maar ík ben veranderd. Ik erger me nergens meer aan, niet aan de drukte, niet aan de toeristen, niet aan de etalages.

Ik wandel naar een piepklein kerkje in de buurt van deze stad. Daar staat Jacobus als pelgrim met gezonde appelwangetjes, een stok in de hand, reisvaardig. Hij heeft blote voeten. Ik die mijn arm niet wilde leggen om het beeld in de basiliek, glimlach als ik heel stil en devoot mijn hand op zijn blote voeten leg. Ook ik ben reisvaardig.

Ricky Rieter (1938) volgde de Pedagogische Academie, was werkzaam in het onderwijs en begeleidde 20 jaar lang retraites. ‘In hart en nieren een pelgrim’ tot op heden. In 1997 verscheen haar boek: Pelgrimeren, lopend stilstaan ISBN 90-73798 36 1.

Ricky Rieter

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken

Lid worden