Op zoek naar de familie van Jezus
Een kritisch onderzoek naar de opvattingen van het israëlisme (met inbegrip van het christenzionisme en de vervangingstheologie) door dr. Steven Paas. Een longread voor de betrokken lezer.
Dit artikel is bedoeld om de lezer te introduceren tot het boek: Wie zijn familie van Jezus? van dr. Rob Dalrymple. Het betreft mijn vertaling van de Amerikaanse publicatie: These Brothers of Mine: A Biblical Theology of Land and Family and a Response to Christian Zionism. De auteur is Presbyteriaans predikant in Californië (USA) en lid van een evangelikaal netwerk dat zich inzet voor vrede en recht in het Midden-Oosten. Het boek is een bijdrage aan het gesprek onder christenen over de verhouding tussen Israël en de Kerk. Als zodanig is het een oproep tot christelijke liefde in de context van het Israëlisch-Palestijnse conflict, in het bijzonder voor hen die Jezus in Mattheüs 25: 40 Zijn ‘geringste broeders’ heeft genoemd: ‘Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan’.
Het is niet mijn bedoeling om dit boek hier te recenseren of samen te vatten. Maar Rob en ik willen het vertaalde werk graag onder de aandacht brengen van veel potentiële lezers in Nederland, omdat ‘Israël’ ook hier een ‘hot item’ is. De Amerikaanse uitgever, Wipf & Stock, heeft daartoe toestemming gegeven. Inmiddels heeft KokBoekencentrum in samenwerking met Boekcout de Nederlandse vertaling gepubliceerd. (medio juni 2019).
Het grootste deel van het boek bestaat uit een Bijbelstudie, die de aard en het doel van Israël interpreteert, in het bijzonder de vervulling van Israël in Christus. Naar mijn mening bevat deze studie in ieder geval een doeltreffend antwoord op de opvattingen van zowel aan-hangers van het christenzionisme als van de vervangingstheologie. Dalrymple laat zien dat deze twee schijnbaar tegengestelde bewegingen meer met elkaar gemeen hebben dan ze zelf zouden willen. Naar zijn inzicht gaan beide opvattingen voorbij aan de betekenis van Israël in de Schrift, de eerste door het volk Israël te verheffen boven andere naties, de tweede door de positie van Israël te verlagen of te ontkennen.
2. Het christenzionisme in een breder perspectief
Feitelijk raakt de auteur een veel breder terrein aan dan alleen dat van christenzionisme en vervangingstheologie. Dit bredere perspectief betreft vooral het gevarieerde verschijnsel van het christenzionisme, dat eenvoudig kan worden verstaan als de in sommige christelijke krin-gen levende verwachting van een herstel van Israël in ‘Zion’. De term ‘Zion’ (of Sion) staat dan voor: Jeruzalem, de tempel, het land en het volk. Dalrymple richt zich vooral op een be-paald soort christenzionisme. Het betreft een van de bewegingen binnen het bredere ver-schijnsel dat bekend is geworden onder de aanduiding prechiliasme (pre = voor; chilioi = 1000). In het algemeen menen aanhangers van het prechiliasme (naar een bepaalde interpreta-tie van Openbaring 20) dat bij de wederkomst van Christus de tijd en de geschiedenis verder zullen gaan en dat Christus dan fysiek duizend jaar zal regeren over een aards messiaans ko-ninkrijk, voorafgaand aan het laatste oordeel en aan de overgang naar de eeuwigheid met een herschapen nieuwe hemel en nieuwe aarde. Daarbij moet worden aangetekend dat niet alle prechiliasten bij hun opvatting ook Israël betrekken en dat daarom niet allen tevens christen-zionisten zijn.
a. Een Israëltijd ná de wederkomst
Een bijzondere en radicale vorm van het prechiliasme is voortgekomen uit de theologie van het dispensationalisme. In dit gedachtestelsel wordt verondersteld dat gedurende de boven veronderstelde duizend jaar het fysieke/etnische Israël zal worden hersteld in het land en dat de troon van Christus zal staan in het geografische Jeruzalem van vandaag, van waaruit Hij samen met Israël de wereld zal regeren. De auteur heeft vooral deze dispensationalistische verschijningsvorm van het christenzionisme in gedachten als hij uitlegt hoe het chiliasme in-gaat tegen de betekenis van Israël in de Schrift.
Echter, niet alle christenzionisten zijn aanhangers van de veronderstellingen van het dispensationalisme en het prechiliasme. Het christenzionisme is breder en in het boek van Dalrymple is daarmee rekening gehouden. Het betoog van Dalrymple is namelijk ook een antwoord op andere Israëltheorieën inclusief andere verschijningsvormen van het christenzionisme, hoewel hij niet altijd expliciet daarnaar verwijst.
b. Een Israëltijd vóór de wederkomst
Een ander type christenzionisme dat een toekomstig herstel van Israël verwacht, is het zoge-naamde postchiliasme (post = na; chilioi = 1000). In dit gedachtestelsel eindigen tijd en ge-schiedenis bij de wederkomst van Christus. Men veronderstelt dat de wederkomst wordt voorafgegaan door een periode van herstel en opwekking van het fysieke Israël. Sommigen verwachten dat dit gaat gebeuren in ‘Zion’ (het huidige land Israël) en daarmee zijn zij christenzionisten.
Anderen denken dat een beweging van herstel en opwekking niet door menselijk initi-atief en ook zonder de inzet voor vestiging van Joden in de moderne staat Israël, maar door goddelijk ingrijpen, zal plaatsvinden, ook buiten de staat Israël, onder de Joodse gemeen-schappen in de wereld. Zij willen niet christenzionisten worden genoemd. Hoewel zij afwijken van het algemene christenzionisme, blijft hun eschatologie m.i. discutabel.
In beide vormen van het op Israël georiënteerde chiliasme (pre- en post-) veronderstelt men een toekomstige opwekking ofwel een toekomstige herstel, dat zich uit in een massale of zelfs een nationale bekering van Joden tot Christus. Men verwacht dat dit zal leiden tot een wereldwijde opwekking onder christenen en een indrukwekkende numerieke groei van de Kerk en een opbloei van het christelijke geloof.
Verscheidene verschijningsvormen van het postchiliasme en daarmee verbonden opvattingen kwamen na de 16de-eeuwse Reformatie tot ontwikkeling in de bewegingen van het Puritanisme (Engeland, Schotland, Amerika), het Pietismus (Duitsland, Scandinavië) en de Nadere Reformatie (Nederland). De erfgenamen van deze historische bewegingen bevinden zich binnen de volle variëteit van de hedendaagse protestantisme in de Westerse wereld. Hun ideeën zijn ook invloedrijk in Nederland, bijvoorbeeld in orthodoxe gereformeerde en evangelische denominaties.
c. Een reeds gerealiseerde Israëltijd
Veel christenen die specifieke verwachtingen voor en van Israël koesteren, hebben hun aanvankelijk grote belangstelling voor de met Israël verbonden chiliastische theorieën verloren. Want zij beschouwen de gebeurtenissen in 1948 en 1967 als de verwerkelijking van die ver-wachtingen. Daardoor is hun focus gedeeltelijk verschoven van de toekomst naar het verleden. De gedachten aan een komend herstel van Israël hebben plaats gemaakt voor of zijn aan-gevuld door een nieuwe of andere kijk op Israël in het verleden.
Deze christenen worden gemotiveerd door het zoeken naar de ‘joodse wortels’ van het christendom. Bij het definiëren van deze wortels gaan velen liever te rade bij het rabbijnse en talmoedische judaïsme dan, volgens het klassieke protestantse principe, alleen bij het Woord van God. Als gevolg daarvan is er sprake van groeiende belangstelling voor het vieren van de sabbat, de joodse feesten en het praktiseren van andere joodse gewoonten.
Sommigen ontlenen hun inspiratie aan theologen van het zogenaamde Nieuwe Per-spectief op Paulus (NPP), die beweren dat de apostel Paulus dichter bij het judaïsme en bij de joodse visie van wetsgehoorzaamheid stond dan Maarten Luther voor waar hield toen hij aan Paulus zijn leer van de rechtvaardiging door het geloof ontleende.
d. Israël in Romeinen 9-11
Veel christenen die het na-bijbelse Israël een uitzonderlijke positie toekennen, maken geen gebruik van de argumenten van bovengenoemde bewegingen. Ze wijzen die argumenten soms expliciet af, maar menen in ieder geval dat er in de Schrift tot in Openbaring gesproken wordt over Israël en de volkeren en dat het onderscheid tussen Jood en heiden nergens is opgeheven, ook al stemmen zij toe dat er naast Christus geen andere weg tot het heil is.
Aan dit standpunt ontlenen zij hun opvatting dat Israël in unieke zin nog steeds ‘Gods volk’ is. Zij beroepen zij zich vooral op hun interpretatie van de hoofdstukken 9-11 van de Romeinenbrief. In die perikoop refereert Paulus aan de oudtestamentische voorrechten van Israël (Rom.9:4,5), aan ‘heel Israël’ dat zalig zal worden (Rom.11:26) en aan Gods verbondstrouw (Rom.11:29). Ook wijzen zij wel op Openbaring 7:4-9, waar volgens hen de honderd-vierenveertig duizend ‘verzegelden’ van vers 4 alleen op de geredden uit Israël zou slaan, terwijl de ontelbare menigte in witte gewaden van vers 9 alleen de geredden uit de heidenen zou betreffen.
e. ‘Israël is vervangen’
Tenslotte is er binnen het complex van bijzondere Israëlideeën onder christenen de theorie van de vervangingstheologie, die in tegenstelling tot boven aangeduide bewegingen een positieve theologische status voor het na-Bijbelse Israël afwijst. Daaraan geeft de studie van Dalrymple veel aandacht. Met de aanduiding vervangingstheologie wordt de gedachte bedoeld dat het fysieke Israël door de Kerk zou zijn vervangen en geen bestaansrecht meer zou hebben. Een extreme gevolgtrekking van deze gedachtenlijn was dat individuele Joden de zaligheid niet meer konden ontvangen. Veel van dit akelige en veelal karikaturale beeld van de vervangingstheologie is ontworpen door de tegenstanders ervan, namelijk de christenzionisten en daarmee verwante stromingen. We moeten echter beseffen dat vertegenwoordigers van dit veronderstelde gedachtestelsel zelden hun theorie tot het extreme hebben doorgevoerd. In de publieke opinie zijn het meestal de christenzionisten en aanverwanten die beslissen over wie een vervangingstheoloog is, namelijk iedereen die hun eigen Israëlvisie niet aanvaardt.
3. Israëlisme als omvattende term
Dalrymple heeft terecht de vervangingstheologie (of de karikaturen ervan) verworpen. Tegelijk wijst hij ook alle verschijningsvormen van het christenzionisme af, inclusief andere bo-vengenoemde Israëlvisies die niet per se zionistische aspiraties en chiliastische noties bevatten. Hij neemt een andere positie in. Zijn stellingname is gebaseerd op het christocentrische lezen en verstaan van de Schriften. Met andere woorden, hij beschouwt Gods Woord in het licht van Jezus Christus, die de Schriften heeft vervuld en daardoor ook de vervulling van Israël is.
Ik ben het eens met deze positiekeuze. Daarom wil ik in dit artikel een brug slaan tus-sen het werk van Dalrymple en mijn eigen studies over een verschijnsel dat breder is dan het in engere zin opgevatte ‘christenzionisme’, al of niet in het kleed van het dispensationalisme. Want in feite heeft Dalrymple niet alleen de dwaling van het christenzionisme aangetoond, maar tevens het bredere en meer gevarieerde verschijnsel, inclusief de bovengenoemde bewe-gingen. In mijn publicaties heb ik een naam voorgesteld die allen omvat, namelijk de term ‘israëlisme’. Ik beklemtoon dat die aanduiding niet is bedoeld om een aanhanger van de bovengenoemde bewegingen neerbuigend in een hokje te plaatsen. Het gaat om het onderscheiden van gedachtestelsels in het licht van de Schrift, niet om een kwetsende classificatie van personen, die broeders en zusters in Christus kunnen zijn. Die bredere aanduiding heeft me in staat gesteld om verscheidene aspecten van het hele verschijnsel onder één noemer te brengen en te behandelen, niet in het minst de bewegingen van christenzionisme en vervangingstheologie. We moeten daarbij beseffen dat alle christenzionisten israëlisten zijn, maar dat niet alle israëlisten christenzionisten zijn.
In dit inleidende artikel wil ik vooral duidelijk maken dat op het theologische terrein van de ‘Israelology’ er slechts twee stellingnames zijn, die elkaar uitsluiten. De ene is de positie van het israëlisme, de samenvatting van bewegingen van verscheidene toonaarden en verschijningsvormen, die veel gemeenschappelijk hebben maar niet per se altijd elkaars standpunten erkennen. De andere positie is de overtuiging is dat Israël volkomen is vervuld in Christus. Ik gebruikte voor dit introducerende essay enkele elementen van twee voorafgaande artikelen: het ene is een korte samenvatting van de boodschap van mijn publicaties over deze zaak; het andere is een boekbespreking van een recente verdediging van het christenzionisme door een bekende dispensationalistische schrijver in Nederland.
4. Christus is het hart van de Bijbel
Het veelzijdige verschijnsel van het israëlisme is naar mijn mening impliciet en effectief ge-kritiseerd in het werk van Dalrymple. Ik wil nu enkele belangrijke bezwaren tegen het Israëlisme schetsen en Dalrymple volgen in het wijzen van een andere weg. We beginnen met een stelling van de apostel Paulus, die over ons als menselijke wezens zegt: ‘allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God’ (Rom. 3:23). Het is inderdaad van groot belang om in het licht van de Schrift te beseffen dat we van huis uit het doel van ons leven hebben ge-mist. Daarom hebben we geen vrede met God en zijn we gevangen door zonde en dood.
Deze onpopulaire waarheid betreft alle mensen, Joden en niet-Joden, van alle tijden en plaatsen. Echter, tegelijk is het waar dat de Heere Jezus Christus het werk van de verzoening heeft volbracht, dat volkomen is en volledig voldoende voor de verlossing van alle mensen. Allen die zich in geloof aan Hem overgeven zijn gered (Rom.3:24-31). Ze hebben nu vrede met God, voeren de strijd van het geloof, worden meer en meer vernieuwd, en zien uit naar de nieuwe hemel en aarde die Hij volkomen zal verwerkelijken bij Zijn wederkomst. Dit blijde nieuws is de kern van de Bijbel. Alleen door de persoon en het werk van Jezus hebben we toegang tot Gods openbaring in de Bijbel en alleen door Zijn Geest kunnen we de betekenis ervan verstaan. In Hem is de wezenlijke boodschap van de hele Schrift vervuld.
Dit is de overkoepelende stelling van Het Israëlisme en de plaats van Christus, een bundel Bijbelstudies door theologische deskundigen, die ik heb geredigeerd. En dit heb ik ook benadrukt in daaraan voorafgaande publicaties over deze zaak. In wezen is de Bijbel ‘Gods liefdesbrief aan de mensheid’. De Bijbel is het Woord van God en kan alleen worden geïnterpreteerd vanuit Christus als het centrum ervan. Ik ben ervan overtuigd dat deze regel ook van toepassing is op de profetische uitspraken over het herstel van Israël. Gods verlossingsplan is in eerste instantie ontvouwd in het Oude Testament. Voor de wereld en de Kerk is het Oude Testament tot vervulling gekomen in Christus of de Messias. Het Oude Testament heeft de diepst mogelijke betekenis ontvangen in Jezus Christus, zoals het Nieuwe Testament Hem heeft voorgesteld. Hij leidt de heilsgeschiedenis naar de finale bestemming.
Zijn woorden en de woorden van de apostelen wijzen nooit op de een of andere uit-zonderlijke toekomst die de israëlisten, in het bijzonder de christenzionisten, hebben geschilderd voor het etnische Israël als volk of staat. Trouwens, zo’n notie zou in tegenspraak zijn geweest met het geestelijke en het universele karakter van het Koninkrijk van Christus – dat in principe verwerkelijkt is maar nog wacht op voltooiing – zoals is aangekondigd door Johannes de Doper (Mattheüs 3:2).
De Heere Jezus Christus is gezonden door God de Vader als Zijn eeuwige Zoon en als een mens van vlees en bloed, om de wereld te redden. In Zijn menszijn werd Hij geboren als Jood, voortkomend uit het volk Israël. Zijn verschijning als Jood laat zien dat de Zoon van God de materiële wereld is binnengekomen, niet als een vaag spiritueel wezen maar als een echt medemens. Zijn komen als Jood toont ook dat God Zichzelf in Hem heeft uitgedrukt teneinde Zijn beloften tot redding van de wereld, die Hij deed aan Zijn instrumenten Adam, Noach, Abraham, en Israël, tot vervulling te brengen. Vanaf het begin van de geschiedenis, in Genesis 1, heeft God de verlossing van de gehele wereld op het oog gehad.
In Zijn handelen in een unieke relatie met het Bijbelse Israël, was Zijn focus in het bij-zonder op de gehele wereld gericht. Het was de taak van het oudtestamentische Israël om God te vertegenwoordigen als een licht voor de wereld. Jezus Christus heeft deze relatie en deze taak afgemaakt, vervuld en verbreed. Hij is het ultieme licht van de wereld, voor alle volken of naties, dus ook voor het Joodse volk. Vanuit alle naties verzamelt Hij Zijn ene en enige volk, de gemeenschap van alle gelovigen, het volk van Christus, het Lichaam van Christus. Dit reddingswerk zal worden voltooid bij Zijn wederkomst. Dan zal Hij ‘de krans van de rechtvaardigheid’ geven aan ‘allen die Zijn verschijning hebben liefgehad’ (2 Tim.4:8).
5. Antisemieten en filosemieten
In deze blijde boodschap bekleedt Christus de meest centrale en allesomvattende positie. Hoe verhoudt zich dat tot de huidige staat Israël en het Joodse volk? Het moet worden beklemtoond dat de staat Israël en het Joodse volk er recht op hebben om ten volle te worden gerespecteerd. Daarom verwerpen en verafschuwen we de jodenhaat of het antisemitisme en elke ideologie en theologie die geneigd is tot antisemitisme. Waar dit verschijnsel vandaag op-nieuw de kop opsteekt moet het beslist en krachtig worden bestreden.
Antisemieten komen in botsing met het Evangelie. Maar geldt dat ook niet voor de filosemieten, dat wil zeggen zij die het na-Bijbelse Israël eenzijdig verheerlijken of allerlei graden van religieuze eer toedelen? Dat heeft namelijk eveneens diepgaande gevolgen. In het persoonlijke geloof, de theologie en de Kerk kan het belijden van Christus niet zonder schade hand in hand gaan met een positieve waardering van de religie van het judaïsme die Christus verwerpt. Het belijden van Christus kan ook niet in oprechtheid worden gecombineerd met een wegkijken van het politieke en militaire onrecht ten opzichte van de oorspronkelijke Palestijnse bevolking, onder wie ook christenen, en met het koesteren van een uitzonderlijke maar ongegronde verwachting voor uitsluitend het volk en het land van het na-Bijbelse Israël.
Naar mijn overtuiging gaat zo’n perspectief noodzakelijk ten koste van de verwachtin-gen die in Christus geldig zijn geworden voor alle volken. In wezen is de betekenis of de positie van de Heere Jezus Christus niet te verenigen met een theologie die uitzonderlijke heilsverwachtingen faciliteert voor speciale etnische groepen, geografische gebieden en religies. Jezus wordt niet verheerlijkt door Israël als zodanig, maar door allen – Joden en niet-Joden van alle plaatsen en tijden – die in en door het geloof tot Hem behoren en nieuwe schepselen zijn geworden.
6. Gevolgen voor het geheel van de Bijbelse theologie
Het koesteren van raciale en etnische voorkeuren en vooroordelen behoort tot de kenmerken van de brede beweging van het israëlisme, en vooral van de smallere en meer radicale stroming van het christenzionisme en de daaraan (schijnbaar) tegengestelde vervangingstheologie. Maar tellen zulke voorkeuren en vooroordelen mee in de manier waarop God zich in liefde heeft neergebogen naar de gevallen mensheid? Het hartgrondige en ondubbelzinnige antwoord op deze vraag is: Nee! Deze hardnekkige opvatting die telkens weer naar de oppervlakte komt, is voor goed ongeldig verklaard. De scheidsmuur is vernietigd (Ef. 2:11-14). Het Evangelie verleent geen bijzondere status aan rassen, volken of naties (Gal. 3:28). De geestelijke status van Israël is van nature niet anders dan de geestelijke positie van andere volken. Israëlisten in het algemeen en christenzionisten in het bijzonder dringen met uiteenlopende nadruk aan op het erkennen van een buitengewone en geprivilegieerde positie van Israël in de heilsleer. Maar hoezeer israëlisten deze opvatting soms ook nuanceren en subtiel formuleren, zij is misleidend voor zowel Joden als niet-Joden. Immers, op die wijze wordt voor Joden ten onrechte de indruk gewekt dat het geloof in Jezus iets is dat wel past bij hun eigen religieuze nationalisme of cultuur. Bij mensen van andere volken kan dit voeding geven aan de dwaling dat Christus alleen hun Redder kan zijn binnen het kader van uitzonderlijke religieuze verwachtingen voor of van het aardse Israël.
Deze schadelijke opvatting kan negatieve invloed uitoefenen op het geheel van de theologie. Zij ontwricht de visie op Christus als de enige bron van heil. Bijgevolg beschadigt zij de christocentrische en katholieke (universele) aard van de Kerk, de theologie en het persoonlijke geloof. Dat moet wel leiden tot het compromitteren van het uitvoeren van de zendingsopdracht van Christus aan alle volken, inclusief het opstandige ‘Babel’ (Op. 16, 17) en het ongelovige ‘Jeruzalem’ (Gal.4:25). Is het niet een vorm van antisemitisme als dat leidt tot verzwakking of nalaten van de Evangelieverkondiging onder de Joden?
7. Vervangingstheologie
Zoals eerder opgemerkt, bestaat er binnen het uitbundig geschakeerde en wijd verspreide verschijnsel van het israëlisme inclusief het smallere en meer radicale christenzionisme, nog een stroming die mijns inziens de Bijbel misverstaat als het gaat om de positie van Israël en om de verhouding tussen de Kerk en Israël. Die stroming is bekend geworden onder de aanduiding ‘vervangingstheologie’. Sommigen geven de voorkeur aan de namen ‘supersessionisme’ of ‘substitutionalisme’.
Van vervangingstheologen wordt gezegd dat zij menen dat de Kerk van het Nieuwe Testament in de plannen en wegen van God het oudtestamentische Israël heeft vervangen. Bijgevolg zou er geen hoopvolle toekomst voor etnisch Israël meer kunnen zijn. Soms wordt de vervangingstheologie er zelfs van beschuldigd te stellen dat Joden niet kunnen worden gered. Israëlisten en in het bijzonder christenzionisten onder hen zeggen graag van theologen als Dalrymple en mij dat we de vervangingstheologie steunen en daarom intrinsiek antisemitisch zijn.
In mijn publicaties heb ik scherp stelling genomen tegen de antichristelijke ideologievan het antisemitisme. Echter, tevens heb ik herhaaldelijk gezegd dat naar mijn mening het hele verschijnsel van het israëlisme, inclusief het christenzionisme en de vervangingstheologie, afwijkt van de bedoeling van de Schriften. Dalrymple en ik nemen een tegenovergestelde positie in. We zijn ervan overtuigd dat Jezus Christus al Gods beloften aan Israël in beginsel heeft vervuld ( 2 Kor.1:20). Jezus werd de belichaming van ‘Israël’, als tempel, volk, koning en land. En Hij heeft de betekenis ervan verbreed naar alle volken toe, inclusief Israël. Uit al die volken verkiest God het volk van Christus (de Kerk).
8. Het verschijnsel van het israëlisme omvat ook de vervangingstheologie
De israëlisten, in het bijzonder de christenzionisten, bestrijden met name de opvattingen die zij definiëren als vervangingstheologie. Maar toch verschillen deze twee gedachtestelsels minder van elkaar dan zij zelf veronderstellen. Ze hebben op zijn minst een belangrijk kenmerk gemeenschappelijk. Beide systemen suggereren een scheiding tussen het fysieke Israël en het volk van Christus (de Kerk). De meeste israëlisten zien een scheiding omdat we een specifieke buitengewone toekomst voor het huidige Israël zouden hebben te verwachten, apart van de Kerk, voor en/of na de wederkomst van Christus. De vervangingstheologen creëren een scheiding omdat ze beweren dat Israël zijn plaats in Gods plan heeft verbeurd en is vervangen door de Kerk.
Dalrymple en ik verwerpen beide opvattingen. Het oudtestamentische volk van Israël en het volk van Christus (dat wil zeggen zij die het geloof van Abraham hebben, de Kerk) zijn beide bedoeld om God te eren en om instrumenten te zijn in de verwerkelijking van Zijn plan tot redding van de wereld. Als zodanig kunnen zij niet worden gescheiden. Zij moeten echter wel worden onderscheiden als verschillende categorieën in het plan van God. Joden en niet-Joden moeten beseffen dat in Christus de uitzonderlijke functie van Israël als openbaringsvoertuig is afgerond en dat Israël niet kan hopen op een goede toekomst zonder Christus. De Kerk heeft niet de plaats ingenomen van het oudtestamentische Israël, maar in Christus mag het huidige Israël en mag ook elke andere natie ervaren dat al hun burgers door het Evangelie worden geroepen om volgelingen van Jezus te worden.
9. Verschillen tussen Israël en de Kerk
Het israëlisme – inclusief het christenzionisme en de vervangingstheologie – heeft Israël en de Kerk vaak van elkaar gescheiden, hoewel op verschillende manieren. Als gevolg daarvan zijn israëlisten voorbijgegaan aan de realiteit van zowel continuïteit als discontinuïteit tussen het fysieke Israël en de Kerk. Dit leidt tot de vraag hoe Israël en de Kerk van elkaar moeten worden onderscheiden zonder hun gedeelde Bijbelse roeping buiten zicht te laten. Naar mijn inzicht is deze vraag fundamenteel voor een gewenste christocentrische hermeneutiek in het benaderen van de Schriften. Laat me daarom beknopt enkele verschillen tussen het fysieke Israël en de Kerk aanduiden.
a. Verschillende verkiezingen
Het oudtestamentische Israël was een uniek door God uitverkoren instrument, dat Hij wilde gebruiken om Zichzelf bekend te maken aan de wereld. God is op een bijzondere manier via Israël de menselijke geschiedenis binnengegaan om Zichzelf tastbaar te openbaren aan Zijn schepping, die was gevallen in zonde en dood. Hij heeft zich daartoe aan het bevattingsvermogen van ons mensen aangepast. In de geschiedenis van het land, het volk, het koningschap en de tempel van Israël toont Hij aan alle naties de contouren van Zijn identiteit, met name Zijn genadige handelen en Zijn oordelen. In Zijn unieke handelen met het oudtestamentische Israël toont Hij ons, bewoners van de aarde van alle tijden en plaatsen, wie Hij is en wat Hij van ons wil.
Gods zelfopenbaring door middel van de geschiedenis van Israël is in veel opzichten schaduwachtig en symbolisch, maar in Jezus Christus is de openbaring van God tot haar wezenlijke concrete betekenis gekomen. Niet Israël, maar Jezus – als de belichaming van alles waartoe Israël was geroepen – is de vervulling van al Gods beloften aan Israël. Elke wereldbewoner die in Hem gelooft, wordt troostvol geroepen om te vertrouwen op Zijn genade en redding van het oordeel. In Christus is de openbaringsgeschiedenis via het oudtestamentische Israël tot een climax en afronding gekomen. Een nieuwe bedeling deed haar intrede. Dat is geen verlies voor het huidige Israël of het Joodse volk, maar juist grote winst, want het is een bevestiging van de Abrahamitische zegen. In Christus werd Israël opnieuw geroepen om die reddende zegen te delen met alle naties. In de historische presentatie van Israël in het Oude Testament blijven we ontdekken wie Christus is (Psalm 22; Jesaja53 enz.) en in het nieuwtestamentische licht van Hem blijft Gods zelfopenbaring in het Oude Testament onmisbaar voor ons.
De Kerk bestaat uit het totale aantal mensen van alle tijden en plaatsen die door persoonlijk geloof – en daarom naar Gods verkiezing – verbonden zijn met Jezus Christus (en derhalve met elkaar) tot eeuwige zaligheid. In de loop van de heilsgeschiedenis heeft God in Israël en de Kerk twee verschillende categorieën uitverkoren (niet twee volken op basis van etniciteit!). Het etnische Israël van hen die fysieke afstammelingen waren van Abraham en van hen die van een andere afkomst waren (‘vreemdelingen’), was Gods oudtestamentische middel om Zich aan de wereld te openbaren. De eindbestemming werd bereikt in Christus, die de belichaming is van het ware Israël. Onderscheiden van het oudtestamentische Israël, maar niet gescheiden ervan, is de Kerk de gemeenschap van personen die vanuit de hele wereld en vanuit de hele geschiedenis in Christus verlost zijn.
b. Verschillende tijden
In het geheel van de heilsgeschiedenis is Israël als het specifieke volk van God, een intermezzo, een unieke tijdelijke vorm van Gods eeuwige genadeverbond, dat volkomen werd vervuld in Christus. Buiten Christus zou Israël geen hoop op zaligheid hebben, maar in Christus mag ook Israël zeker rekenen op een even rijke heilswerkelijkheid als alle andere naties.
Onderscheiden van Israël bestaat de Kerk de hele heilsgeschiedenis door vanaf het paradijs tot de wederkomst, als gemeenschap van ware gelovigen, die door genade verkozen zijn uit alle gebieden, vanaf Jeruzalem tot de einden van de aarde.
c. Verschillend geloofsbereik
Etnisch Israël demonstreert de werkelijke situatie van de wereldbevolking ten opzichte van God doordat altijd slechts een ‘rest’ ontvankelijk is geweest voor het ware geloof in Hem en uiteindelijk voor de verbondenheid met Christus als Redder. Door ongehoorzaam te zijn aan Hem worden helaas niet allen gered.
De door God bedoelde Kerk, daarentegen, heeft altijd voor honderd procent bestaan uit ware gelovigen, de verlosten, die met elkaar het Lichaam van Christus (1 Kor.12:27; Ef.4:12) worden genoemd en soms ook worden aangeduid als ‘wie de wil van God’ doen (Mk.3:35); die ‘het geloof van Abraham’ hebben (Rom.4:13; vgl. Joh. 8:39); het ware Israël, dat wil zeggen het tweede ‘Israël’ in Rom.9:6; ‘heel Israël’ (Rom.11:26); en ‘het Israël van God’ (Gal. 6:16).
d. Verschillende etniciteit
In Gods beloften – gegeven via de overwegend etnische lijn van Abraham, Izak en Jakob – is Israël het volk en het land dat God heeft uitverkoren om Zich aan de wereld bekend te maken. De Pinksterdag in Handelingen 2 bevestigt echter dat etniciteit niet bepalend is. Immers, Israël demonstreert hier en elders Gods bedoeling met de wereld. Door nooit uitsluitend uit Israëlieten of Joden te hebben bestaan stond Israël model voor de wereld. Want de presentie van erbij getelde vreemdelingen of buitenlanders onder hen doorbreekt de etnische grenzen van Israël naar de wereld toe.
In de vervulling van Israël door Christus laat de Kerk dit mondiale perspectief ten volle zien. Vanaf het paradijs is de Kerk nooit beperkt geweest tot alleen gelovige Israëlieten of Joden. Voor, tijdens en na de oudtestamentische periode van Israël heeft in de heilsgeschiedenis de Kerk altijd bestaan uit gelovigen, die door God getrokken zijn uit de mensheid binnen en buiten de grenzen van Israël.
e. Verschillende blikrichting
Waaruit blijkt dat God trouw is aan Zijn heilsbeloften? Moeten we daartoe letten op Israël of op de Kerk? We moeten onze ogen gericht houden op Jezus alleen! (vgl. Hebr.12:2). De geschiedenis van Israël vanaf het Oude Testament onderwijst ons dat Hij is gekomen naar de aarde. Jezus Zelf en Zijn profeten en apostelen leren ons bovendien dat het volk Israël naar Gods bedoeling volmaakt tot vervulling is gekomen in Hem.
En daarom is Israël ook vervuld in het volk van Jezus, de Kerk, en in Zijn reeds gekomen en nog komende Koninkrijk, verbeeld in het neerdalende hemelse Jeruzalem (Op.21, 22). Echter, Jezus Christus, de Kerk en het Koninkrijk komen niet in de plaats van Israël, want zij zijn juist de ultieme verwerkelijking van Gods uiteindelijke bedoeling met Israël. Die werkelijkheid is te groot om te passen ‘in plaats van’ iets anders. Niets kan erdoor worden geëvenaard of vervangen.
Speciale gebeurtenissen betreffende het huidige aardse Israël en het Joodse volk schenken de met zonde en dood strijdende mens geen troost en zekerheid van Gods bestaan of van de vastheid van Zijn beloften. Het wonder van Gods ‘onberouwelijke’ trouw in Christus (vgl. Rom.11: 29) doet dat wel. Voor iedereen waarneembaar bekeert Hij door Zijn Woord en Geest dagelijks wereldwijd onwillige en verharde mensen en voegt Hij hen toe aan de ontelbare menigte die zalig wordt. Laten we onze blikrichting op Hem en Zijn werk afstemmen.
f. Verschillend als ‘volk van God’
Dit aspect van het onderscheid tussen Israël en de Kerk zie ik als samenvatting en conclusie. Krachtens hun schepping in Christus zijn alle volken, in hun rijke variëteit, volken van God (Ps.24:1; Ps.82:8). Hij schiep hun talen opdat alle mensen Hem zouden eren en dienen. De uitzonderlijke positie van het oudtestamentische fysieke Israël, als ‘Gods volk’, is door Christus volkomen en heerlijk vervuld en verbreed naar alle volken van de aarde. De scheiding tussen Joden en heidenen is opgeheven. (Ef.2:14). In Christus is er voor het ontvangen van Zijn heil geen onderscheid meer tussen Jood en Griek (Gal.3:28). Elk etnisch volk is daarom, zowel in oudtestamantische als in nieuwtestamentische zin, een volk dat in bezit is van God en dat daarom bestemd is om het Evangelie te ontvangen en te gehoorzamen.
De Kerk is het volk van God in een andere zin, vanwege haar geloofsband met Christus, die alle scheidsmuren en etnische grenzen doorbreekt. In haar gehoorzaamheid aan het Evangelie is zij de geestelijke en meest wezenlijke, gemeenschap van Christus. Zij bestaat uit Zijn familie of Zijn huisgezin, en als zodanig is zij het unieke volk van God.
10. Bezwaren samengevat
De aanhangers van de veelzijdige beweging van het israëlisme – met haar schijnbaar tegengestelde polen van christenzionisme en vervangingstheologie – maken een scheiding tussen de Kerk en Israël en verzetten zich tegen de wijze waarop wij in paragraaf 9 Kerk en Israël van elkaar hebben onderscheiden. Zij mogen dan stellig denken de Bijbel serieus te nemen, maar naar de mening van Dalrymple en mij zijn zij, inzake de verhouding tussen de Kerk en Israël, voorbijgegaan aan de betekenis en het doel van de Schrift. Ik stem toe dat de israëlisten gelijk hebben als zij zeggen dat de Kerk en het fysieke Israël verschillende zaken zijn. Maar daarmee eindigt onze overeenstemming. Ons vertrekpunt en onze blikrichting zijn verschillend.
Vervangingstheologen hebben ongelijk, omdat geen enkele natie in status kan worden verlaagd, of kan worden gediscrimineerd, geëlimineerd en uitgesloten van Gods heilsplan. Dat geldt ook voor Israël ofwel het Joodse volk. Andere israëlisten, vooral de christenzionisten, verzetten zich nadrukkelijk tegen de vervangingstheologie, die naar hun mening getuigt van antisemitisme of jodenhaat. Ook zij hebben ongelijk, maar in andere zin. Want, in plaats van statusverlaging suggereren zij ten onrechte een opwaardering, namelijk een buitengewone religieuze positie voor het huidige fysieke Israël. Zij baseren die gedachte op het feit dat Jezus een Jood was en/of op de verwachting van een uitzonderlijk herstel en een massale of nationale bekering van Israël in de (nabije) toekomst.
Zoals we eerder zagen, verwachten veel israëlisten dat Israëls heerlijke herstel en bekering zullen plaatsvinden vóór de wederkomst van Jezus en zal worden gevolgd door een wereldwijde opbloei van de Kerk. Vele gereformeerden, evangelische christenen en pinksterchristenen laten zich daardoor aanspreken.
We hebben eveneens gezien dat de dispensationalistische israëlisten het herstel van een aards Israël verwachten naast de Kerk, bij en na de wederkomst, volgend op de speciale dispensatie (tijdperk, bedeling) van de Kerk in het zogenaamde messiaanse koninkrijk, dat in hun visie na duizend jaar zal worden gevolgd door de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In hun leer van afzonderlijke aardse dispensaties (tijdperken) en verbonden bestaat de doorgaande lijn in Gods openbaringsgeschiedenis uit Israël, met de huidige dispensatie van de Kerk als slechts een tijdelijk verschijnsel, een intermezzo…
Weer andere israëlisten zien in de na-oorlogse gebeurtenissen in het Midden-Oosten een vervulling van de Bijbelse profetie en de chiliastische verwachtingen. Velen van hen menen dat de Kerk zich moet heroriënteren op haar ‘joodse wortels’ en haar veronderstelde verwantschap met het joodse geloof moet herontdekken.
We moeten in de dialoog met israëlisten steeds beseffen dat velen, in het bijzonder de christenzionisten, snel geneigd zijn om iemand die hun opvattingen verwerpt of betwijfelt te etiketteren als ‘vervangingstheoloog’. Die term is feitelijk gaan functioneren als een scheldnaam.
11. Continuïteit alleen in Christus
Naar mijn inzicht kunnen deze benaderingen van het israëlisme, in hun gevarieerdheid, niet worden afgeleid uit de Schrift. De doorgaande lijn in het werk van God vanaf het paradijs tot aan de parousia wordt niet wezenlijk zichtbaar in Israël maar in Jezus Christus. In Hem vond de schepping plaats, Hij werd voorzegd door de profeten, en van Hem werd getuigd door de evangelisten en apostelen. Hij verwerkelijkt Zijn volk (de Kerk) en uiteindelijk, bij de wederkomst en de voltooiing of vervolmaking van Zijn eeuwige Koninkrijk, zal Hij de tijd en de geschiedenis beëindigen door het laten neerdalen van het hemelse Jeruzalem ‘bij God vandaan’ waardoor het begin van de eeuwigheid in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde wordt gemarkeerd.
In mijn verstaan van Gods heilsplan is het oudtestamentische fysieke Israël ondergeschikt aan deze doorgaande lijn in Christus. In feite is Christus het Israël geworden dat God heeft gewenst. Hij heeft volledig gedaan waartoe Israël was geroepen, en veel meer dan dat. In Christus als het vervulde Israël worden alle volken van de aarde gelijkwaardig omvat in Gods aanbod van redding. Hij gaat door met het verkiezen uit al die volken van Zijn eigen unieke volk of familie, bestaande uit allen die ‘het geloof van Abraham’ hebben. In onze voorstelling moeten we het hedendaagse fysieke Israël en het Israël van het geloof van Abraham niet met elkaar vermengen. Het fysieke Israël van vandaag heeft als volk in meerderheid het geloof van Abraham prijsgegeven en daarmee Christus verworpen. Maar het is verre van mijn bedoeling om hiermee te suggereren dat als gevolg van dit feit, naar Gods plan, het hedendaagse etnische Israël of het Joodse volk buiten of op afstand van de werking van het Evangelie zou staan. Elke Jood mag immers de geloofskeuze voor Jezus maken! Ook probeer ik niet mijn voorstelling van Israël de Kerk binnen te smokkelen.
Maar het oudtestamentische Israël is wonderbaarlijk vervuld en geleid tot de ultieme rijkdommen van Christus, waarvan ook het hedendaagse Israël of het Joodse volk behorend tot de kring van alle volken van de aarde in genade mag profiteren. In Gods heilsplan is Israël heerlijk gezegend en tot wezenlijke bestemming gebracht door Christus, in Zijn reddende boodschap aan de gehele wereld. Juist dit perspectief wordt gedragen door de liefde van God en kan daarom onmogelijk samengaan met (potentieel) antisemitisme. Een consistente christocentrische interpretatie van de Schriften is de beste beveiliging tegen het antisemitisme en tegen elke andere ideologie die het Joodse volk en de ware identiteit van de Kerk in gevaar brengt. Het is precies dit criterium waaraan het rijk geschakeerde israëlisme – inclusief het christenzionisme en de vervangingstheologie – voorbijgaat, zij het op verschillende manieren en met verschillende intenties. Het boek van Dalrymple is een nuttig instrument om de uitdagingen van het israëlisme vanuit de Bijbel te beantwoorden.
Veenendaal, juni 2019
PS. Wilt u de versie met noten lezen, download u de pdf dan hier.
Gerelateerde titel:
‘Wie vanuit de christelijke theologie spreekt over Israël, raakt niet alleen aan internationale politieke vragen of maatschappelijke stellingnames maar ook aan de kernvragen van geloof en theologie, zoals: Hoe verhoudt God zich tot de volken in deze wereld? Is er bij Hem geen ‘aanzien des persoons’, maar toch nog wel ‘aanzien des volks’? Hoe lezen wij de Bijbel?