Menu

Premium

Preekschets Lucas 11:1

Preekschets Biddag

Een kanselbijbel die opengeslagen voorin een kerk ligt

Biddag voor al wat groeit en arbeid

Voor de prediking op biddag schreef Theo van Staalduine een preekschets. De centrale tekst is:

Heer, leer ons bidden. (Lucas 11:1 NBV21)

  • Bijbelgedeelten: Lucas 11:1-13, Jesaja 15:1-7 en Jesaja 16:2-5

Het antwoord van Jezus bestaat uit een voorbeeldgebed (het Onze Vader), een gelijkenis (de vriend die om middernacht om brood komt) en een belofte (de toezegging dat God ons het goede gunt). Slot van Jezus’ les is dat Hij de Heilige Geest toezegt aan wie God daar om vragen. Daarmee stijgt het bidden uit boven het bevredigen van losse behoeften.

Liturgisch kader

Biddag voor al wat groeit en arbeid. Traditioneel wordt dan gebeden om een zegen over het boerenwerk op het land. Het is een gebed om vruchtbaarheid in het komende jaar, waarin ondanks al wat de boer doet, hij zich afhankelijk weet van Gods schepping en milieuzorg voor de opbrengst van de oogst. Omdat maar een klein deel van de Nederlandse bevolking nog werkt in de landbouw is ‘arbeid’ toegevoegd. Daarbij valt te denken aan betaalde én onbetaalde arbeid. Ook inspanning voor bijvoorbeeld mantelzorg, huishouden en opvoeding is arbeid, waarvoor wij om arbeidsvreugde en een zegen mogen bidden!

Besef dat het zwaartepunt van de biddagviering hoort te liggen bij het gebed. Neem daar ruim de tijd voor en houd de preek korter dan men gewend is.

Liederen voor biddag

  • Psalm 90, 104 en 130
  • Lied 246b, Liedboek 2013
  • Lied 247 (toegankelijker vertaling in Weerklank 502), Liedboek 2013
  • Lied 903, Liedboek 2013
  • Lied 995, Liedboek 2013
  • Lied 1005, Liedboek 2013
  • Opwekking 281

Uitleg

De tekst uit Lucas heeft een parallel in Matteüs 6:9-13; 7:7-11. Alleen Lucas heeft het verhaal van de middernachtelijke vriend. De hele perikoop is antwoord op de vraag ‘leer ons bidden’. In het Onze Vader leren de discipelen wát ze mogen bidden; in het verhaal van de vrienden hóéze mogen bidden, namelijk vrijpostig. In de vergelijking tussen een aardse en de hemelse Vader leren de discipelen waaróm ze mogen hopen op gebedsverhoring: omdat het Vaderschap van God garandeert dat Hij het goede wil geven (Matteüs 6:13). Dat goede vult Lucas in met de gave van de Heilige Geest. Hij tilt daarmee het gebed uit boven een wensenlijstje. Als de leerlingen onzeker zijn hoe ze moeten bidden geeft Jezus hun handvatten, maar belooft ook dat zij daarin niet alleen gelaten zullen worden. De Heilige Geest zal het gebed voor hen voltooien (Romeinen 8: 26-27).

Jezus begint zijn les met het Onze Vader. Door te openen met ‘vader’ zet Jezus de toon: er is geen omhaal van woorden nodig, spreek God maar aan zoals je als kind naar je vader zou gaan. Met de eerste twee bedes (Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome) leert Hij de leerlingen zich allereerst te richten op wie God is en wat zijn doel is in onze werkelijkheid. Daarna volgen drie bedes voor hun aardse bestaan:

1. Geef ons heden ons dagelijks brood. Gebeden wordt om een portie brood voor een dag. Net als bij het manna in de woestijn (Exodus 16) hoeven de leerlingen niet ver vooruit te vragen of te hamsteren. God zorgt. Bid dus om wat nú nodig is.

2. Vergeef ons, gelijk ook wij vergeven. Hier gaat het om wat net zo broodnodig is, maar niet in materie te vangen: herstel van verbroken verhoudingen. De vergiffenis van God gaat gelijk op met die van mensen onderling. Het ene is geen voorwaarde voor het andere, maar beiden kunnen toch niet zonder elkaar (zie ook Matteüs 18: 21-35).

3. Leid ons niet in verzoeking. Hiermee erkent de bidder dat hij gevoelig is voor verzoeking door het kwaad. Om daarvoor niet door de knieën te gaan moge God hem beschermen.

Een mens die zich zwak weet, stelt zich onder Gods heerschappij. Het hele gebed staat in het meervoud. Jezus leert ons zo te bidden dat wij ook onze naaste daarin laten delen.

Prediking op biddag, handen die zijn gevouwen in gebed
Beeld: Congerdesign via Pixabay

De discipelen die willen leren bidden, lijken op de vriend die in de nacht om brood vraagt. De vriend vraagt kleine broodjes, genoeg voor een eenpersoonsmaaltijd. Net als in het Onze Vader wordt er niet té veel gevraagd. De situatie betreft een eenvoudig huis met maar één ruimte. De woonkamer is tevens slaapkamer. Als de bewoner opstaat, zal hij zijn kinderen storen in hun slaap. Toch belooft Jezus dat niet alleen de vriendschap, maar ook de vrijpostige vraag de inwilliging van het verzoek tot gevolg heeft. Dat laatste volgt uit de plicht tot gastvrijheid. Zou God zo ook niet vriend en gastheer zijn? Merk op ‘dat er een vriend te véél is’ (Van Bruggen, 231), de vriend die voor z’n (nóg een) vriend die onverwacht zijn gastvrijheid nodig had, brood kwam lenen. Jezus had het verhaal kunnen vereenvoudigen tot een simpel verzoek om hulp voor eigen behoefte. Maar de vraag is in het belang van een ánder. Net als het ‘ons’ in het Onze Vader leert Jezus hiermee bidden voor meer dan eigenbelang (zie ook Efeziërs 4:28, de oproep om te werken zodat je kunt weggeven).

De beloftes van gebedsverhoring in vers 9-10 zijn verstrekkend. Maar wat de gebedsverhoring inhoudt, staat er niet bij. Jezus vergelijkt het gebed met het vragen om voedsel door een zoon aan een vader. Gevraagd om een vis geeft die vader geen slang, al kan die er als een vis uitzien. Ook een schorpioen kan in opgevouwen toestand doorgaan voor een ei, maar is schadelijk. Jezus belooft: als wij iets vragen, reageert de Vader. En zijn reactie zal ons goed doen, wat het ook zal zijn. Het bidden om en ontvangen van de Heilige Geest sluit de gebedsles af. Daarmee hoeven de leerlingen geen meester in bidden te worden, omdat de Geest hun als Meester daarin zal bijstaan.

Aanwijzingen voor de prediking op biddag

Als student leerde ik van prof. K. Runia dat we bij het ‘lange gebed’ eerst drie keer moesten danken, voordat wij onze noden aan God voor mochten leggen. Zo is het ook in de lijn van het Onze Vader (eerst de Naam van God tot zijn recht laten komen en niet jouw koninkrijk maar zijn Koninkrijk voorop stellen) om het gebed te beginnen met dank voor wat wij al van God ontvangen hebben. De gedachte aan zijn Koninkrijk dat moge komen, is ook bepalend voor de richting van wat wij kunnen vragen. Al te bekrompen en egocentrische wensen vallen dan door de mand.

Als wij bidden om brood zit daar al wat groeit en bloeit en arbeid samen in. Want het graan moet verwerkt worden tot meel en door de mens gebakken tot brood. Biddend om brood bidden we niet alleen voor de boer, maar ook voor de bakker, voor de chauffeur die het wegbrengt, voor de supermarkt die het aanbiedt. En biddend om ‘dagelijks’ brood bidden wij, dat God elke dag opnieuw ons aandacht zal geven. Mensen kunnen zich veel zorgen maken over hun verre toekomst, maar Jezus adviseert ons elders: ‘Wees niet bezorgd voor de dag van morgen, want elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad’ (Matteüs 6:34). Als je ergens tegen opziet: doe het dakpansgewijs. Een heel dak bouwen valt vaak niet te overzien. Maar doe het per dakpan, stukje bij beetje, en op een gegeven moment leg je de laatste pan en is opeens je dak af. Zo moeten wij bidden om dagelijks brood, om per dag een dakpan te kunnen leggen.

Vanuit het verhaal over de vriend in de nacht kan het meervoud van het Onze Vader worden toegelicht. Die man bedelt niet voor zichzelf, maar voor de reiziger die zijn gastvrijheid vraagt. Biddend om dagelijks brood, bidden wij ook om de mogelijkheid uit te delen. Zo’n reizende gast hebben wij niet altijd uitgenodigd. In de eventuele tweede lezing uit Jesaja gaat het over de rampspoed die Moab, meestal een vijand van Israël, is overkomen. Vluchtelingen melden zich. Israël wordt opgeroepen hen ruimhartig op te vangen (Jesaja 16:3). Zo’n bezoek in de nacht komt niet uit. Nood komt nooit uit. Maar wat vraagt Gods Koninkrijk van ons? Als wij ons hart openen, belooft God ons afdoende te geven om uit te delen. Want Hij is ons aller Vader.

Jezus zegt: jullie Vader in de hemel zal op jullie vraag de Heilige Geest geven. Die Geest maakt je huiswerk niet, zei ooit een medestudent tegen me. Zegen op je examen krijg je alleen als je er eerst voor gezwoegd hebt. Bid en werk! Maar het is wel de Geest die vrede geeft en Trooster heet. De Geest is Raadsman en geeft gaven waarmee je kunt werken. Als wij bidden, dat God zegen wil geven op ons werk, in onze relaties, in ons weerstaan van de duivel, dan belooft Jezus ons daarbij de gave van de Geest. Als wij bidden voor al wat groeit, arbeid én het lot van onze naasten, zál er antwoord komen! Maar wel een antwoord dat ook onszelf inschakelt.

Theo van Staalduine is predikant Gereformeerde Goede Herder Kerk te Oldebroek.

Geraadpleegd

J.T. Nielsen, Het evangelie naar Lucas, deel I, Nijkerk 1979; J. van Bruggen, Lucas. Het evangelie als voorgeschiedenis, Kampen 1993; J. de Heer, Lucas/Acta, deel 2, Het verhaal van Jezus, Zoetermeer 2006.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken