Preekschets Ester 1:11 – 1e zondag van advent
Maar toen haar het bevel van de koning door de eunuchen werd overgebracht, weigerde koningin Wasti te komen. Dit ergerde de koning zeer en hij ontstak in woede.
Ester 1:11
Schriftlezingen: Ester 1 en Lucas 1:26-38
Zie ook
Het eigene van de zondag
Advent is niet zozeer een tijd van voorbereiding op de viering van het kerstfeest, als wel een tijd waarin we ons richten op het Koninkrijk van God, zoals dat door de komst van Jezus Christus werkelijkheid geworden is en worden zal. Mijn voorstel om in die tijd het bijbelboek Ester te lezen kan bevreemding wekken. In deze vier preekschetsen doe ik echter geen poging die bevreemding weg te nemen door aannemelijk te maken dat het boek Ester wel degelijk een adventskarakter heeft. Of het dat heeft, zal moeten blijken wanneer we met de gemeente dít boek in déze tijd lezen. Welke betekenis krijgt het boek Ester als je het leest in het kader van de verwachting van de Messias en zijn vrederijk? Volgens Gordon W. Lathrop, hoogleraar liturgiek aan het Lutheran Theologiscal Seminary in Philadelphia, ontstaat er in de liturgie betekenis door juxtapositie: het naast elkaar plaatsen van het oude ritueel en het moderne leven. Het lezen van Ester in de adventstijd is zo’n vorm van juxtapositie.
Uitleg
Ester is een bijbelverhaal dat veel gemeenteleden tot de verbeelding spreekt. Zij zullen zich er over het algemeen niet van bewust zijn dat hun predikant juist buikpijn krijgt van de gedachte over Ester te moeten preken. Die komt niet zozeer van het feit dat het woord ‘God’ in het hele boek niet voorkomt, als wel van het feit dat de historiciteit van de gebeurtenissen uit het boek Ester in vrijwel alle commentaren betwist wordt.
Alleen in de al wat oudere werken van G. Ch. Aalders wordt nog een poging gedaan die kritiek te weerleggen. Zo heette de vrouw van koning Xerxes volgens Herodotus Amestris, en dus niet Wasti of Ester. Aalders lost dat op door van Wasti en Ester bijvrouwen uit Xerxes’ harem te maken. Als dit juist is, betekent dat alleen wel dat Wasti en Ester door de bijbelschrijver zijn opgeschaald tot koningin, terwijl ze dat niet waren. Maar ook al is Aalders verdediging van de historiciteit van het bijbelboek Ester niet altijd overtuigend, hij wijst er m.i. terecht op dat Herodotus, de bron die tegen het boek Ester in stelling gebracht wordt, eindigt in het jaar 478 voor Christus, het jaar waarin Ester koningin werd. Dat zou voorzichtig moeten maken de historiciteit van het hele boek in twijfel te trekken. Temeer als de commentaren toe moeten geven dat de bijbelschrijver op het niveau van het detail goed op de hoogte lijkt te zijn van de inrichting van het hof en het rijk van de Perzische koning. Het etiket ‘onwaarschijnlijk’ lijkt mij minstens zo goed passen bij de reconstructies die diverse commentaren van de historische werkelijkheid achter het bijbelverhaal. Zo was Purim volgens Gerlemann oorspronkelijk een alternatief voor Pesach. Het feest van de uittocht kon immers niet met goed fatsoen gevierd worden door Joden die niet terugkeerden naar het beloofde land toen de mogelijkheid zich voordeed.
De enige bron die wie hebben over de oorsprong van Purim is het boek Ester. Het lijkt mij daarom verstandig als de prediker dat verhaal gewoon maar volgt, zonder de gemeente op te zadelen met slecht onderbouwde twijfels. Het lijkt mij echter even verstandig als de prediker niet te snel het boek Ester in zijn eigen schema van de bijbelse geschiedenis perst. Bijvoorbeeld de strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad (n.a.v. Genesis 3:15). Wie van Haman de Agagiet meteen Haman de Amelekiet maakt, zou er ook over na moeten denken wat het dan betekent dat Mordechai een afstammeling van de Benjaminiet Kis is. Oog voor intertekstualiteit mag er niet toe mag leiden dat je in feite tussen de teksten door leest in plaats van de tekst zelf.
We lezen Ester 1 niet alleen in de context van advent, maar ook in de context van de actualiteit. Tegen de achtergrond van de #MeToo-affaire wordt Wasti, voor je er erg in hebt, een rolmodel. Het is echter goed je de vraag te stellen of dat ook haar functie is in het bijbelverhaal. Zeker als je je ervan bewust bent dat zij in de geschiedenis van de exegese ook gefungeerd heeft als negatief voorbeeld. Enny de Bruijn heeft er in haar biografie van Jacob Revius (p. 162) de vinger bij gelegd dat Revius afweek van de gangbare mening over Wasti, toen hij haar in zijn treurspel Haman prees met de woorden: ‘U, ô Vasthi, salmen romen / Die verloort den gouden crans / Dat ghy weygerdet te comen / Aende tafel byde mans’. Volgens de kanttekeningen bij de Deux-Aesbijbel was Wasti namelijk ‘hooueerdich ende wederspannich’. Die opvatting wordt nog steeds gehuldigd in een uitleg op de website oudesporen.nl: ‘Wij zullen niet ver mis zijn als we in deze Wasti de afvallige christelijke kerk ontdekken, die haar heerlijke roeping heeft verzaakt en straks uit de mond van de Heer zal worden gespuwd en aan het oordeel wordt overgeleverd’. Kennisname van deze wel zeer cultuurbepaalde uitleg kan je ervan bewust maken dat je eigen visie op Wasti net zo goed gekleurd kan zijn door de cultuur waarin je zelf leeft.
Maar fungeert Wasti in Ester 1 wel als (positief of negatief) rolmodel? Je zou ook kunnen zeggen dat de functie van hoofdstuk 1 slechts is dat daarin de weg voor Ester gebaand wordt. De opkomst van Ester is alleen begrijpelijk tegen de achtergrond van de afgang van Wasti. Maar m.i. wordt die achtergrond te uitvoerig beschreven om slechts achtergrond te kunnen zijn. Wasti wordt daardoor wel degelijk een identificatiefiguur.
Rein Bos heeft de discussie over exemplarische en heilshistorische prediking verder proberen te helpen met het onderscheid uit de theaterwetenschap tussen acteursidentificatie en rolidentificatie. De rol die Wasti speelt in het verhaal van Ester is een bijrol. Maar het is wel een onmisbare bijrol. Met haar ‘nee’ schiep Wasti ruimte voor degene die God had uitgekozen om zijn volk te verlossen. Daardoor verzaakte ze haar roeping niet, maar gaf ze er juist gehoor aan.
Aanwijzingen voor de prediking
Zoals Wasti met haar ‘nee’ ruimte maakte voor de redding van Gods volk, zo maakte Maria met haar ‘ja’ ruimte voor de redding van Gods volk. Als de engel Gabriël tegen haar zegt: ‘De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God’, antwoordt Maria: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt’.
Jezus is geboren uit de schoot van Maria, niet uit het geloof van Maria. Hij belichaamt Gods ‘ja’ aan mensen, niet Maria’s ‘ja’ aan God. Toch voltrekt de doorbraak van Gods rijk in deze wereld zich niet buiten Maria’s ‘ja’ om. Ze wórdt maar niet in dienst genomen, maar láát Zich ook in dienst nemen, als ze zegt: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt’. In haar moederschap is Maria onnavolgbaar, maar in haar geloof niet. Daarin mag ze een voorbeeld zijn voor ons allemaal.
Hoeveel verschil er ook tussen die beide vrouwen mag bestaan, beiden hebben hun eigen plannen aan de kant gezet voor Gods plan, ook als dat tot gevolg had dat er lijden over hen kwam. Voor Maria, toen ze haar Zoon aan een kruis zag hangen alsof Hij een misdadiger was. Voor Wasti, toen ze in ongenade viel en aan de vrouwen van Perzië als een afschrikwekkend voorbeeld werd voorgehouden.
Niemand kan voorspellen waar het koninkrijk van Jezus Christus in deze wereld even te zien zal zijn. Maar het verschijnt waar mensen ‘nee’ durven zeggen tegen wat in de deze wereld normaal is en ‘ja’ durven zeggen tegen wat in deze wereld niet normaal is. Gods nieuwe wereld komt even aan het licht waar Wasti van nee zegt en Maria van ja.
Aanwijzingen voor de liturgie
Wil er sprake zijn van juxtapositie, dan moeten de liederen niet hetzelfde zeggen als de preek. De traditionele Psalm voor de eerste adventszondag interfereert op een bijzondere manier met Ester 1: Psalm 25, bijvoorbeeld in versie a uit het LB. Maar uiteraard is ook een lied waarin Maria’s fiat een plaats krijgt passend, bijvoorbeeld LB 443 of 473 of het lied ‘Laat mij beschikbaar zijn, zoals Maria’ (Gereformeerd Kerkboek 2017 194). In dat geval niet ook de lofzang van Maria, maar liever die van Hanna (LB 152).
Geraadpleegde literatuur
-
G.Ch. Aalders, Oud-Testamentische Kanoniek, Kampen 1952
-
Gillis Gerlemann, Esther (BKAT), Neukirchen-Vluyn 1973
-
J.A. Loader, Esther (POT), Nijkerk 1991
-
N. Poulsen, Esther (BOT), Roermond 1971
-
Enny de Bruijn, Eerst de waarheid, dan de vrede. Jacob Revius, Zoetermeer 2012
-
Gordon W. Lathrop, Holy Things. A Liturgical Theology, Minneapolis 1998
-
Rein Bos, Identificatie-mogelijkheden in preken uit het Oude Testament, Kampen 1992