Menu

Premium

Preekschets Jesaja 60:4a

Jesaja 60:4a

Epifanie

Open je ogen, kijk om je heen: ze stromen in drommen naar je toe.

Schriftlezing: Jesaja 60:1-6

Het eigene van de zondag

Op de zondag die ligt tussen 2 en 8 januari vieren veel kerken het feest van Epifanie, ‘de verschijning van de Heer’. Dit feest dat zijn datum heeft op 6 januari is in het Oosten van oudsher belangrijker dan het feest van kerst. Bij dit feest, en nu dus bij deze zondag, hoort het verhaal van de magiërs uit Matteüs 2. Daarin wordt gesproken over drie geschenken (waardoor het feest in de traditie de naam Driekoningen gekregen heeft). Het gaat om goud, mirre en wierook. Twee van deze geschenken worden ook genoemd in de profetie van Jesaja 60. In Jesaja 60 is ook sprake van een licht waardoor de volken zich laten leiden. Daardoor kunnen deze verzen goed gelezen worden als OT-lezing.

Uitleg

Bij het overdenken van een tekst volgens de methode van de lectio divina wordt de derde fase gekenmerkt door gebed. Het is de fase van de oratio. Bij deze fase gaat het erom je eigen leeservaringen te plaatsen in een grotere ruimte, de ruimte van het gebed. Het is ook een je uitstrekken, een jezelf openen voor dat wat God je te zeggen heeft. Dat gaat verder dan wat je zelf allemaal hebt bedacht. Het gebed kan bestaan uit dankzegging, maar ook uit verlangen. Namelijk het verlangen dat God je zelf zal aanspreken. Dat er iets aan jou mag gebeuren. In die zin staat de oratio tussen de belofte en de vervulling in.

De lezingen van deze zondag laten hetzelfde zien. Wijze mannen, magiërs, gaan op weg omdat ze een ster hebben gezien. Een ster die zij interpreteren als een belofte. Ze blijven daar niet bij hangen (in bijvoorbeeld een cognitief bestuderen), maar komen in beweging. Het verlangen naar de vervulling van deze belofte is gewekt. Ze willen ‘zien’. Een dergelijke beweging, gedreven door het verlangen, zien we ook terug bij Jesaja. Jesaja 60 kunnen we toedichten aan de derde Jesaja en is daarmee te plaatsen na de terugkeer uit de ballingschap. Weliswaar is de ballingschap voor velen voorbij, maar de totale vervulling ervan blijft nog steeds uit. Er zijn landgenoten die nog niet bevrijd zijn. In dit spanningsveld moet het leven na de ballingschap weer worden opgebouwd. Dat valt niet mee. Het is de taak van Jesaja om de mensen moed in te spreken. Zijn profetie (of zou je ook mogen zeggen: zijn door verlangen gedreven gebed) wil de mensen in beweging zetten (sta op) om hen zo aan te sporen te blijven uitzien naar de uiteindelijk vervulling. Ik vind het spannend om Jesaja 60 te lezen vanuit dit verlangen.

Ons tekstgedeelte is overduidelijk poëzie. Het bestaat uit de kenmerkende Hebreeuwse parallellismen. In elk tweede deel van de zin (in de nbv gelukkig niet aaneen verbonden door het voegwoord ‘en’) wordt hetzelfde nog eens gezegd, maar dan anders. De tekst zelf spreekt in die zin dan ook voor zich. Behalve dat er hier en daar een paar woorden staan die moeilijk te vertalen zijn. In vers 4 wordt gesproken over dochters die gedragen worden op de heup. Wat moet ik me daarbij voorstellen? De grondtekst heeft hier een woord dat in de eerste plaats het verzorgen (van kinderen) betekent. Luister je naar het parallellisme, dan gaat het om de zonen die van ver komen en zoiets als dochters die behoedzaam worden aangedragen. De zonen en dochters waar hier over gesproken wordt zijn de zonen en dochters die in de ballingschap zijn achtergebleven. Als alles vervuld is, komen ook zij terug.

Hoewel de tekst zelf niet zo veel vragen oproept, is het veel lastiger om deze tekst te duiden in het licht van het nt. Spronk laat duidelijk zien dat tal van motieven uit dit tekstgedeelte (en de parallelle tekstgedeelten in Jesaja) terugkomen in het nt. Te denken valt aan Jezus als het licht van de wereld, de tegenstellingen tussen licht en duister en het spreken over het nieuwe Jeruzalem. Het gevaar bestaat al gauw om in Matteüs 2 de vervulling van deze ot-belofte te zien. Veel exegeten doen dat wel, maar zouden we de lijn van de verwachting, het verlangen, ook kunnen vasthouden bij de uitleg van het nt? Veel hoorders leven nog helemaal niet met het gevoel dat alles nu vervuld is. We leven nog steeds in een gebroken wereld. En ook het verhaal in Matteüs staat nog helemaal aan het begin van de weg die Jezus zal gaan. Een weg die getekend wordt door het lijden en het kruis. Een weg die ook nog staat tussen de belofte en de vervulling. Het zou goed zijn om in de uitleg van Jesaja diens bedoeling overeind te houden, namelijk het mensen moed inspreken in een situatie waarin onlangs alles nog goed was. De overgang van de oratio naar de contemplatio moet niet te snel gemaakt worden. De oratio is het uiting geven aan ons verlangen. Dat is niet hetzelfde als ‘bezweren’ en de vervulling alvast naar ons toe trekken. Het schouwen, de contemplatio, blijft altijd een geschenk van God.

Aanwijzingen voor de prediking

De teksten voor het feest van Epifanie klinken de meeste hoorders bekend in de oren. Opnieuw is het gevaar dat wij ze dan niet meer echt horen. Dat wij er een eigen draai aan geven. Zo zijn er in onze beleving ‘natuurlijk’ drie koningen (want ieder met één geschenk). De kunst is om de tekst weer opnieuw te verstaan. Zo kan de tekst dichtbij gebracht worden door uit te gaan van het verlangen. Wat is het dat de hoorders verlangen? Tijdens de kerstdagen hebben ze gehoord van het grote nieuws dat heel de wereld met blijdschap zal vervullen. Is dat nu ook zo? Of leven we met het gevoel dat er nog iets ontbreekt?

Augustinus zal zeggen dat we alleen maar kunnen weten dat er iets ontbreekt omdat we ergens ‘weet’ van hebben. Een weten dat God ons zelf te binnen heeft gebracht. Welnu, dit gevoel van gemis doet vele mensen op weg gaan. Sommigen komen (nog) in de kerk, anderen zoeken het daarbuiten. In dat spanningsveld staan we. Wetend van de belofte en verlangend naar de vervulling. Jesaja is het die probeert bij de mens aan dit verlangen ‘Woord’ te geven. Hij profeteert, spreekt moed in. Hij maakt de vervulling concreet: ‘zonen die van ver komen en dochters die op de heup worden gedragen’. Hij doet dat in de hoop dat mensen ‘opstaan’ en in beweging komen.

Liturgische aanwijzingen

Wie uitvoerig bezig is geweest met exegese van een tekst vergeet gemakkelijk dat niet iedereen de tekst op het eerste gehoor kan plaatsen. In Jesaja wordt in het begin van de tekst gesproken over het opgaan naar een licht en pas aan het einde van de perikoop over wierook en goud. Het verband met het verhaal van de magiërs uit Matteüs is dan ook niet meteen gelegd. Het is goed om daarom voor de lezing enige opmerkingen te plaatsen. Daarbij kan ook gezegd worden dat deze woorden door Jesaja tot Jeruzalem gericht zijn.

Geraadpleegde literatuur

K. Spronk, in: Woord in Beweging, dl. 4, 1985.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken