Preekschets Johannes 1:23a – Vierde Advent
![Prediking [2;1, edit]](https://www.theologie.nl/app/uploads/2021/10/Prediking-21-edit-1140x570.png)
Johannes 1:23a
Vierde adventszondag
‘Ik ben de stem die roept in de woestijn?’
Schriftlezing: Johannes 1:19-28
Het eigene van de zondag
Door de Johanneslezing krijgt de zondag een eigen karakter. Weliswaar staat de komst van Christus centraal, maar niet in de schrille eschatologische kleuren die we in de eerdere zondagen gewend waren. De zondag heeft zijn naam naar de antifoon uit Jesaja gekregen waarin God gebeden wordt om gerechtigheid te laten stromen. De naam van de zondag is dan ook Rorate: dauwt, regent. De lezingen zijn milder, maar drijven ons naar een keuze Jezus te volgen.
Uitleg
In de perikoop uit het Evangelie voor deze zondag is vers 19a de samenvatting van de eerste achttien verzen: ‘Dit is het getuigenis van Johannes’. Het woord getuigenis is opvallend en trekt ook later de aandacht. Johannes wordt getypeerd als de getuige. Zo zullen wij hem verder ook noemen. Wat getuigt hij dan wel? Jezus is het Woord dat deel heeft aan God.
Van het begin af was Jezus daar. De proloog van Johannes is als een welgekozen tromgeroffel dat onze aandacht trekt. En nog klinken de echo’s na. Toch wordt onze aandacht nu op de getuige gericht. Dat verbaast ons even. (Zie Bultmann.) De inleiding wekte de indruk nu uitgebreid op de eer en de waardigheid van de vleesgeworden Logos in te zullen gaan. Maar de evangelist spreekt allereerst over Johannes, de getuige.
De verzen die volgen op de inleiding vallen uiteen in twee delen: de verzen 19-34 en 35- deel één wordt Johannes 1:8 uitgewerkt. Het getuigenis is tot de Joden gericht. In deel twee worden Jezus’ jongeren geroepen. Wij concentreren ons op deel één.
Johannes richt zich daar tot de Joden. Zij worden ook later in het Evangelie als tegenspelers van Jezus neergezet. Na Auschwitz is het echter problematisch zo over Joden te spreken. Voor de moderne hoorders is het goed om te weten dat zij een wereld representeren die meent als rechter op te kunnen treden terwijl zij evengoed aangeklaagden zijn. Met de uitdrukking ‘de Joden’ neemt Johannes hen als groep en wel als vertegenwoordigers van het ongeloof. Wie hiermee geconfronteerd niet met het perspectief spelen en ook als hedendaagse lezer zichzelf de rol van de Joden niet geven, gaat in de fout. Jezus is voor de ‘Joden’ een vreemde, daarom staat Hij tegenover hen, maar wel als Een van het volk zelf. Daarom het anti-judaïsme van Johannes geen antisemitisme worden. En dat moeten wij goed voor ogen houden. Wij leven in een andere tijd en hebben zeer voorzichtig te zijn. Overigens gebruik ik de term ‘Joden’ op de wijze van de evangelist.
De Joden vragen in vers 19 naar de legitimatie van Johannes. Het feit dat hij doopt, wordt bekend verondersteld. Bij de synoptici wordt Johannes de doper genoemd. Hier is daarvan geen sprake. Direct duiken wij in het gesprek. Johannes is niet de Messias, niet Elia, niet de profeet. Uit de vragen blijkt dat dopen als een messiaanse handeling gold en dat Elia en de profeet messiaanse verschijningen waren. Eerder zagen wij dat al op de derde advent bij Matteüs. Bij Matteüs en de andere synoptici is het duidelijk dat wie gedoopt wordt, gereed raakt voor het messiaanse heil. Des te opvallender is het feit dat Johannes alle toedichting van messiaanse trekken van zich afwijst. Johannes ziet zichzelf duidelijk niet als eschatologisch heilsboodschapper. Dat betekent ook dat zijn doop geen heilsbetekenis had. De verzen 26 en 31 maken duidelijk dat zijn doop niets anders wilde dan Jezus bekend te maken. Want dit zouden ze weten: onder u staat Hij die gij niet kent (Oosterhuis). Met het oog daarop is Johannes gekomen. Aan Jezus mag alles toegeschreven worden wat wellicht in eerste instantie aan Johannes werd toegeschreven. Jezus is de Messias, Elia is de profeet. In vergelijking met de synoptici wordt van Johannes’ prediking niets verteld en van zijn dopen is slechts summier sprake. Zelfs de doop van Jezus wordt alleen indirect ter sprake gebracht. Dat heeft te maken met het feit dat Johannes niet zozeer als de wegbereider, maar eerder als de getuige wordt gezien.
Het woord getuige is belangrijk voor het vierde Evangelie. Het getuigenis Wie Jezus is, geschiedt door de Schriften, door Johannes (zesmaal), door God, door de werken die Jezus doet en tot slot door Hemzelf. Als Jezus Zelf niet meer op aarde rondloopt, geschiedt het getuigenis door de Geest. Het woord getuigen wordt steeds van Jezus gezegd. Het doel van zijn komst in deze wereld moet duidelijk worden. Daarbij ziet het getuigenis voorbij aan de kale historische feiten; het ziet in diepere zin het heil dat op aarde komt.
Aanwijzingen voor de prediking
Vroegen wij op de derde adventzondag nog aan Jezus: ‘Wie bent U eigenlijk?’, nu stellen wij de vraag aan Johannes. Het verkeren. Matteüs heeft een andere insteek dan Johannes. In de prediking je hieraan voorbijgaan. Maar voor oplettende hoorders is het verschil tussen Matteüs en Johannes onmiskenbaar. Logischer lijkt het dan ook het verschil te benoemen. De evangelist Johannes heeft niets met een messiaanse Johannes. Matteüs wel. De redenen die we hiervoor kunnen geven, zijn in de Evangeliën zelf gegeven. Johannes hecht aan een duidelijk onderscheid tussen Johannes en Jezus. Er gaat iets nieuws gebeuren. Hij doopt met water. Jezus doopt met de Heilige Geest. Matteüs hecht ook aan het verschil, maar ziet het werken van Johannes en Jezus veel meer in elkaars verlengde liggen. Zijn deze verschillen erg? Kunnen ze mensen verontrusten? Wellicht is dit een geschikte zondag om de waarde van de verschillen te bespreken. De Schrift zit boordevol verschillen. In het verleden werden deze verschillen wel weggepoetst. Misschien is het nu de tijd om verschillen naast elkaar te laten staan en de waarde ervan te benadrukken.
De evangelist Johannes focust op Johannes’ rol als belangrijkste en eerste getuige van Jezus. Jezus’ identiteit is uniek. Daarvoor hoef je de eerste verzen van het Johannesevangelie maar te lezen. Jezus is God, Jezus is het Woord. Johannes is de eerste die dat brengen mag. Dat is voor Johannes de evangelist zo bijzonder dat hij de verschillen tussen Johannes en Jezus niet anders dan benadrukken. Johannes is door God gekozen om van Jezus te getuigen. Het verschil wordt al benadrukt in het spreken over het licht. Hijzelf was niet het licht, maar hij kwam om te getuigen van het licht. We benadrukken het verschil, maar laten we daar ook niet te monomaan in zijn. Johannes’ rol als getuige en Jezus’ rol als licht horen natuurlijk bij elkaar. De één niet zonder de Ander. Niet toevallig komt de vraag naar Johannes’ identiteit ter sprake. Hij is niet de Messias, niet Elia, niet de profeet. We mogen aannemen dat Mozes bedoeld wordt. Maar hij voelt zich verwant met Jesaja. Zie ook het citaat uit Jesaja 40.
De tekst van Johannes geeft een bijzondere kleur aan de adventstijd. Johannes 1:31 hier geciteerd worden, waarin Johannes zegt dat ook hij Jezus niet kende, maar dat hij met water doopte opdat Jezus geopenbaard zou worden aan Israël. Vieren wij niet advent opdat wij Jezus openbaren aan de mensen om ons heen? Wij hoeven ons niet groter te houden dan wij zijn. Ook voor ons is Jezus ten diepste een vreemde. Maar in die vier weken waar onze gedachten gaan rondom zijn komst, bereiden wij ons voor op het grote feest van Kerst, waarin God zijn Zoon laat zien aan alle mensen. Onze kerken gaan hopelijk wijd open zodat zo veel mogelijk mensen met dit wonder in aanraking komen. Aangetrokken door de romantiek van Kerst komen mensen de kerk in. Hier ligt voor ons een schone taak om hen met wijd open armen te ontvangen en hen te laten delen in onze vreugde.
Johannes is in de synoptische Evangeliën een strenge figuur. Hij preekt boete. Het belangrijk zijn om daarop te wijzen. In het Evangelie van Johannes is hij toch veel meer degene die mensen binnenlokt. Lees ook Johannes 3:22-30; 5:31-35 en 10:40- al deze teksten is Johannes de getuige. een goede getuige te zijn cijfert hij zichzelf weg. Hij moet minder worden opdat Christus meer worden. Johannes wordt geroepen. Het ligt voor de hand hier een oproep aan de mensen te doen om ook in de rol van getuige te duiken. Toch past hier ook wel enige voorzichtigheid. Ons getuige-zijn is anders dan zijn getuige-zijn. Wij hebben Christus. Dat betekent dat we een andere rol hebben. Het licht schijnt in deze wereld. De doop die wij in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest bedienen, wijst niet alleen op Christus’ werk, maar brengt heil. Wij zijn leerlingen van Jezus en niet van Johannes. Het is belangrijk de consequenties daarvan onder ogen te zien. Johannes getuigt dat Jezus zal dopen met de Geest. Wij zijn als het ware een stapje verder dan de leerlingen van Johannes. Wij hebben de Geest die ons drijft. Zijn we dan beter dan de leerlingen van Johannes? Nee. Wij zitten op een ander moment in de geschiedenis. Gods Zoon is op aarde gekomen. Wij weten waar ons heil vandaan komt. Wij hebben Hem gevonden. Op deze zondag mag de vreugde daarover uit onze dienst blijken.
Liturgische aanwijzingen
Als lezingen naast de evangelielezing kunnen Jesaja 62:8-63:4 en Filippenzen 4:4-7 gelezen worden. Vreugde en harde woorden kenmerken de lezingen bij deze zondag. Er wordt wat gevraagd van iemand die de Heer wil volgen. Ingangspsalm 19:1, 2. LvdK 128 past prima bij het karakter van de zondag. T 132 past goed bij de evangelielezing.
Geraadpleegde literatuur
Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament; Eduard Schweitzer, ntd, Das Evangelium nach Matthäus, Göttingen, 1981, vijftiende druk; Rudolf Bultmann, keknt, Das Evangelium des Johannes, Göttingen, 1964, tiende druk.