Menu

Premium

Preekschets Lucas 6:5

Lucas 6:5

Vierde zondag na Epifanie

De Mensenzoon is heer van de sabbat.

Schriftlezing: Lucas 6:1-11

Het eigene van de zondag

Deze zondag en de twee volgende zijn de laatste van de Epifanietijd. In Lucas 6 zien we de verschillende reacties op Jezus’ weg onder de mensen: Farizeeën en schriftgeleerden met hun groeiende afwijzing, zieke mensen met hun verlangen naar heelheid, leerlingen die ingewijd worden in de geheimen van het Koninkrijk. De tegenstand wordt manifester, voorbode van de lijdenstijd, die over enkele weken ons denken en leven bepaalt.

Uitleg

Het is zoeken naar de innerlijke samenhang van beide verhalen (vs. 1-5 en 6-11), die er wel moet zijn want ‘Lucas heeft Jezus natuurlijk geen halfslachtig verweer in de mond gegeven’ (Verheij, 101).

Vers 1. Twee scènes op twee sabbatten. Dat is anders bij Matteüs, waar de verbinding gemakkelijker is: daar speelt het op één sabbat. De nbv vertaalt: ‘Toen Jezus op een sabbat eens’ en dat heeft iets tijdloos, daardoor stijgen de evangelieverhalen uit boven het ‘toen en daar gebeurd’.

Vers 2. Dat het plukken van aren tegen de wet is, komt doordat de joodse wetten rekenen met menselijke zwakte: om het oogsten op sabbat te verbieden wordt ook het plukken genoemd (Bovon, 269). Hoe ook: hier wordt duidelijk dat de leerlingen van Jezus ‘anders’ zijn, er klinkt in door wat zich in Lucas’ gemeente (de jonge kerk) ook zo gemanifesteerd zal hebben: christenen werden er op aangekeken dat ze anders waren, anders leefden; ze vasten niet of anders, ze leggen het sabbatgebod anders uit, ze hebben een andere ethiek. Dat riep vragen op. In de nbv is het niet te horen, maar aan Jezus’ leerlingen wordt gevraagd: ‘Waarom doen jullie…’, want van hen wordt in vers 1 gezegd dat ze plukten en fijn wreven. Van Jezus wordt ‘alleen maar’ gezegd dat Hij door het koren liep; dit zou inderdaad er op kunnen duiden dat hier een situatie ‘uit het leven (van de jonge kerk) gegrepen’ doorklinkt.

Vers 3. Hoe is dit antwoord van Jezus bedoeld? Wat is het punt van vergelijking tussen de groep tussen het koren en David met zijn ‘tempelrevolutie’? Is het de honger? Maar van de leerlingen wordt dat niet gezegd. Is er alleen de uiterlijke overeenkomst tussen Jezus en zijn leerlingen, ‘betrapt’ op iets wat niet mag, en David en zijn mannen, die ook doen wat niet mag (1 Sam. 21:lvv.)? Maar in Lucas zijn de leerlingen fout en in 1 Samuël is het David.

Vers 4. Hier wordt verwoord wat ‘fout’ is. Volgens Verheij klinkt die korte opsomming van werkwoorden als een overval: David deed en ging en nam en at en gaf… Ik vind het aardiger om te kijken naar Lucas 22:19, waar een en ander op rijmt: laboon, edooken en touto poieite als antwoord op tipoieite in vers 6:2. Jezus lijkt hier op David die de tempel binnenging, het brood nam en at en het aan zijn metgezellen gaf, brood dat toch alleen voor de priester was. Bij het laatste avondmaal gebeurt hetzelfde: een oude rite (het brood van het pascha) krijgt een nieuwe betekenis. Van het brood is nu niet het belangrijkste dat het heilig is, maar dat het dient om uitgedeeld te worden aan wie honger hebben. Het heilige blijft niet heilig op zich, maar het dient de mens(en). Zo is het ook met de sabbat: het heilige is er om de mens.

Vers 5. De Mensenzoon is heer en meester over de sabbat (NBV), dat lees ik niet in de tekst van mijn Nestle, daar staat alleen kurios. Wie is de ‘baas’ ? De leer of het leven? Mij intrigeert wel de Mensenzoon – dat kan wel met een hoofdletter (NBV), maar het spannende in het Grieks is dat het daar niet aan af te lezen is. Zoon van de mens, mensenkind – is dat een speciale titel voor Jezus, of is zijn waardigheid juist dat Hij als ieder wil zijn, dat aan Hem is af te lezen hoe we de sabbat moeten verstaan. Het is ‘tijd voor het goede’, van bevrijding en heil (zie vs. 6-11) en niet zozeer een plek van ge- en verboden.

Vers 6. Op een andere sabbat. Het treft me hoe vaak in Lucas 4 en nu hier sabbat en synagoge genoemd worden: vers 15, 16, 20, 28, 31, 33, 38, 44. Lucas 5 speelt aan zee. Dan knoopt Lucas 6 weer aan bij Lucas 4, weer sabbat en synagoge. In de synagoge kan ‘de mens’ geen goed doen, met zijn verdorde rechterhand die met goed doen wordt verbonden. Horen we hier een polemiek in Lucas’ tijd (en gemeente)? De synagoge met haar vragen aan de jonge kerk? (Bovon, 269).

Vers 7. Bij de Farizeeën (vs. 2) zijn nu ook de schriftgeleerden. Wat ze doen is paratèreoo en dat mag wel wat scherper klinken dan de nbv vertaalt. Het is meer scherp letten op, loeren. Ze willen iets vinden om hem aan te klagen. Dreiging, dat roept de tekst bij mij op, ook door wat de tekst laat zien: die kring mensen met niet veel goeds in de zin (dialogismous), die om de man en Jezus heen staan. Net of er een strijdperk wordt gevormd.

Vers 8. ‘Kom in het midden staan.’ Ongemakkelijk en naakt, in al zijn gebrekkigheid staat hij daar. Anders dan Marcus en Matteiis maakt Lucas hier van de mens een man, dus meer een individu? Maar Jezus is daar ook.

Vers 10. Zo kan Jezus allen ook indringend aanzien (periblepoo); hier vind ik de nbv wel mooi: één voor één aanzien. De vraag ‘is het op sabbat geoorloofd om goed of kwaad te doen’ is daarom zo indringend omdat de omstanders in die man hun eigen tekort zien belichaamd (Verheij, 103). Het is een vraag om over na te denken, niet om op te antwoorden. Want Jezus blijft bij de man (het leek even of de aandacht van hem afzwenkte): strek uw hand uit… Er komt leven in (NBV), katestathè – zie ook Handelingen 3:21, daar vertaalt de nbv hersteld. Tot nu toe heeft in vers 1-10 het woord sabbat zes maal geklonken, de (ouderwets gezegd) ‘wederoprichting aller dingen’ wijst naar de eeuwige sabbat (Verheij, 104).

Vers 11. Ze werden buiten zinnen (NBV); dat roept iets anders op dan eplèsthèsan anoias: ze werden vól van redeloosheid (Verheij, 103), vol blinde woede (Bovon, 272). Dat vol worden is ‘pregnanter’ (!): niet een uitbarsting van woede, maar helemaal vól worden, zodat ze (bijna) barsten. De dialogismous van hun hart komen naar buiten in het dialalein met elkaar: wat ze Jezus zouden dóen (zonder met – zo NBV), dat vind ik sterker.

Aanwijzingen voor de prediking

  • Komend vanuit Lucas 5 bemerken we nu in Lucas 6 een andere sfeer, en ook klinkt een andere toon. Even lijkt het nog idyllisch: een zomerse wandeling door het koren. Misschien had Jezus op deze sabbat vrij (genomen)? De leerlingen laten hun hand langs het graan gaan, en wrijven de korrels schoon. Ineens duiken tussen het koren de Farizeeën op – ze komen van de andere kant, en bekijken wat ze Jezus’ leerlingen zien doen ook vanuit een andere denkwereld. ‘Dat mag niet op sabbat.’ Hoe ga je om met de regels, geboden? Jezus laat zien hoe Hij ‘erboven staat’.

  • Jezus is op twee ‘fronten’ tegelijk bezig. Hij ontfermt zich over de mens met de zieke hand en is in een discussie gewikkeld over wat wel en niet mag op sabbat. Het lijkt of Jezus de man en zijn zieke hand tot inzet maakt van het gesprek over de sabbat. Alsof het kleine verhaal van persoonlijke aandacht ondergeschikt is aan het debat over de grote vragen. Dat is gezichtsbedrog. Juist in de kleine ervaringen in hun eigen leven zien de mensen het (grote) heil ‘vertaald’. Hier gebeurt wat wij meestal niet voor elkaar krijgen om die tegelijk aan te pakken: de structuren én het persoonlijke leed. Maar allebei zijn nodig en belangrijk. Het is als met het eerste en tweede gebod – ze hangen aan elkaar. Het verhaal laat heel mooi zien hoe het ‘eigenlijk’ moet. Maar wij, in onze gebroken werkelijkheid, kunnen alleen met ‘stukjes en beetjes’ werken.

  • Het gaat niet om doen of niet doen, maar om de kwaliteit van dat doen. Jezus spitst de kwestie toe: is het geoorloofd om goed te doen op de sabbat? Het leven moet gered, net als die hand: hersteld. Dat is een zeldzaam woord; Paulus gebruikt het in Handelingen 3:21 als hij spreekt over het herstel van alle dingen.

  • De schepping-opnieuw. De sabbat is er om eraan te herinneren dat het vergroeide, verdorde leven weer terechtgebracht kan worden. Je handen gebruiken om aren fijn te wrijven en de geur van de goede schepping op te snuiven, om te proeven dat het leven goed is. De man kan zijn hand weer gebruiken – om die aan de ploeg te slaan en zijn vrouw te strelen. Ziek zijn, werkeloos, of machteloos van verdriet geeft het besef: ik heb geen greep op het leven, ik doe niet meer mee. Dat zien we aan de man met de verdorde hand. Jezus geeft hem zijn greep op het leven terug.

  • Er zijn ook nog andere handen in het verhaal. Dreigende handen strekken zich uit naar Jezus. Hij wordt gaandeweg heviger belaagd en ingesloten. Zo zelfs, dat wij denken: het komt nooit goed, dat redt Hij niet. Maar dan zie ik hoe Hij het verhaal binnenkwam: door het gouden koren gaand, Heer van de sabbat. ‘Een koning als een korenaar…’

Liturgische aanwijzingen

Psalm 92 (sabbatspsalml); 104:3 en 4; Gezang 199; 479.

Geraadpleegde literatuur

W.A. Verheij, De Geest wijst wegen in de tijd, Kampen 1991; F. Bovon, Das Evangelium nach Lukas, EKK 111/1, Zürich 1989; N.A. Schuman, Een Reisverhaal. Leesoefeningen in Lucas, Zoetermeer 1981.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken