Menu

Premium

Preekschets Marcus 10:47

Marcus 10:47

Veertiende zondag na Pinksteren

Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, begon hij te schreeuwen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’

Schriftlezing: Marcus 10:46-52

Het eigene van de zondag

Het Marcusevangelie leent zich er goed voor om menselijk en direct te preken. Daar is grote behoefte aan in de gemeente. Het is voor de prediker belangrijk zich te realiseren dat steeds minder mensen weet hebben van oude symbolen, tradities en de betekenis van ‘geloofswoorden’. Marcus kan ons helpen om geloof in alle eenvoud handen en voeten te geven.

Uitleg

Dit ogenschijnlijk eenvoudig verhaal biedt een aantal verborgen schatten die ons in de prediking kunnen helpen.

De eerste is de locatie van de blinde man langs de weg. In vers 46 zit Bartimeüs nog para tèn hodon, ‘langs de kant van de weg’. We zien dezelfde Bartimeüs aan het eind van de perikoop en tèn hodon, ‘op de weg’. Er is dus een beweging geweest, iets bijzonders gebeurd, waardoor Bartimeüs van de kant van de weg op de weg achter Jezus terecht is gekomen. Dat gebeuren wordt beschreven in de tussenliggende verzen.

De tweede schat ligt in de naam van deze blinde: Bartimeüs, zoon van Timeüs. Het gegeven dat deze man in tegenstelling tot menig ander subject van genezing een naam heeft, wil de lezer dus iets duidelijk maken. De naam van de man staat mijns inziens dan ook in direct verband met hetgeen hij Jezus toeroept. Bartimeüs, de zoon van Timeüs, geeft een familieverband aan. Een stam, familie, die de oude tradities en het (voorvaderlijk) geloof doorgeeft en bewaart. Waar verhalen klinken van toen, de verhalen die het volk Israël zijn identiteit gegeven hebben. Verhalen over Abraham, Izaak en Jacob, de tien woorden van Mozes en de profeten. De zoon van Timeüs heeft deze verhalen gehoord van Timeüs, die ze op zijn beurt van zijn vader heeft gehoord. De blinde Bartimeüs heeft ook het gerucht gehoord dat Jezus misschien wel degene is waarvan verteld wordt in de profeten. Bartimeüs roept Jezus in de eerste instantie niet aan bij zijn door mensen gegeven naam, Jezus. Bartimeüs roept in de eerste plaats: ‘Zoon van David.’ Zo kent hij Jezus als degene die, verborgen in de traditie, voorzien in de profetieën, een redder is. Iemand die, net als David, het volk overwinning kan brengen, sterker nog: vrede.

De derde schat is de mantel van de blinde man. Datgene wat hem tekent, daar langs de weg. Deze mantel wordt weggegooid zodra Jezus hem uitnodigt op te staan. Met welke mantel omgeven wij ons? Waar houden we ons aan vast? Wat tekent ons bestaan en waar zijn wij aan te herkennen? Een mantel die je omslaat, is meer dan een kledingstuk, staat symbool voor iets anders. Het afleggen van kleding beeldt een wezenlijke verandering in iemands leven uit.

De vierde schat moeten we zoeken in de woorden ‘geloof’ en ‘zien’. Jezus is bijna in Jeruzalem op dit punt in het Marcusevangelie. Hij heeft zojuist de leerlingen verteld dat de laatsten de eersten zijn en vice versa. Maar de boodschap landt niet bij zijn leerlingen. Zij zien nog niet met wie ze te maken hebben. De blinde Bartimeüs lijkt beter te zien wie Jezus is dan zijn eigen leerlingen die al een tijd met Hem op weg zijn. Heeft geloof te maken met het bewijs zien? Waar kijk je mee, als je kijkt met de ogen van de ziel? Wat zie je, wie zie je, wanneer je naar Jezus kijkt? Blind zijn kan dus in deze ook betekenen dat je het niet doorziet (anablepsoo, vs. 51).

Aanwijzingen voor de prediking

Naar aanleiding van de tekst kun je een aantal interessante vragen formuleren voor jezelf als prediker, maar zeker ook voor je hoorders: waar kom je vandaan als gelovige? Wat heeft je gevormd in je geloof? Wat geloof je nu wel en wat niet? Het zijn vragen naar traditie en nieuwe inzichten. Wat was of is het geloof van je jeugd en hoe verhoudt zich dat met je huidige spiritualiteit?

Als zoeklicht kun je de schatten gebruiken die je aangereikt worden in de tekst. Ten eerste kun je namelijk ingaan op de vraag hoe en wanneer iemand meetelt. Wanneer doe je mee, zet je jezelf in? Wanneer verschuif je van je passieve toeschouwersrol naar een actieve deelnemersrol? Wat is daarvoor nodig?

In de tweede plaats is de vraag naar vorming van geloof en traditie interessant. Kennelijk is er altijd iets blijven doorklinken van het geloof van toen waardoor hoorder en prediker opnieuw zoeken naar woorden en zinsverbanden voor zijn of haar relatie tot de bron.

In je samenleven en omgaan met anderen en met God neem je altijd jezelf mee, de derde schat. En net als in het verhaal van de verlamde man door het dak, kun je daarin ook blind blijven voor mogelijkheden om te groeien.

Uiteindelijk komt er het moment waarop je zo daadwerkelijk aangesproken wordt en ontroerd raakt dat er een beweging komt die niet meer stopt. Een op weg gaan achter Jezus aan, aangewakkerd door woorden van liefde en trouw. Van waardering en van verbondenheid.

Natuurlijk zijn hierover ook verschillende theologische verhandelingen te schrijven, maar mijns inziens loont het om die juist nu eens achterwege te laten. Zo direct als Marcus ons het verhaal aanreikt, zo direct mogen wij proberen het te verstaan, zonder al te veel hooggeleerde toepassingen. Dat kan erg verfrissend zijn voor een gemeente die soms vastzit in een ‘zo doen we het nou eenmaal altijd- gedachte’.

Liturgische aanwijzingen

Als oudtestamentische tegenhanger kun je Jesaja 59:9-15 lezen. Het is aardig om in deze viering te experimenteren met oude en nieuwe gezangen. Zoals een psalm (bijv. 150), het lied ‘Tussen schaduw, tussen licht’ (MAW) en het Taizélied ‘Als alles duister is’.

Geraadpleegde literatuur

Ik heb gebruikgemaakt van C.J. den Heyer (red.), Symbolen in de bijbel, Zoetermeer 2000. Maar deze preekschets is voornamelijk tot stand gekomen door een close reading-sessie en een eigen vertaling.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken