Preekschets Matteüs 4:13
Matteüs 4:13
Tweede zondag na Epifanie
Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaüm aan het meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali.
Schriftlezing: Matteüs 4:12-22
Het eigene van de zondag
Op de tweede zondag in de verschijningstijd horen we hoe Jezus verschijnt onder zijn volk. De gekozen preektekst sluit aan bij de klassieke evangelielezing voor eerste kerstdag: ‘Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1:14). Wat dat concreet betekent, maakt de evangelist ons duidelijk in Matteüs 4. Ons leven komt te staan in het licht van Christus.
Uitleg
Op het bericht over de doop van Jezus en de verzoeking in de woestijn volgt het begin van Jezus’ messiaanse weg onder zijn volk. De verzen 13-16 die ik als een kleine eenheid beschouw, worden omraamd door de verzen 12 en 17 die overeenkomen met Marcus 1:14-15. De tussenliggende verzen bevatten een mededeling over een verhuizing naar Kafarnaüm en een voor Matteüs zo kenmerkend ‘vervullingscitaat’. Met het apo tote buigt de evangelist weer terug naar vers 12 en maakt hij ons duidelijk dat het begin van Jezus’ optreden onder zijn volk aansluit bij dat van zijn voorloper Johannes de Doper. Diens arrestatie wordt weergegeven met het werkwoord paradidonai (overleveren) dat we ook horen in het verhaal van Jezus’ gang het kruis ( 26:2,15,23; 27:2, 26). De passieve vorm van het werkwoord is te zien als een passivum divinum. In en door het handelen van mensen trekt God zijn plan. Als de zon van de gerechtigheid verschijnt, verbleken de sterren (vgl. Joh. 3:30).
Hoe is het anechoorèse op te vatten? Moeten we de terugtrekkende beweging opvatten als een vlucht voor het gevaar van Herodes? De vermelding van de arrestatie van Johannes pleit daarvoor. Ook de wijze waarop het werkwoord op andere plaatsen in het evangelie (bijv. Matt. 2:14,22; 12:15 en 15:21) gebruikt wordt, wijst in de richting van een wijkende beweging. Een bezwaar is evenwel dat Jezus dan de wijk neemt naar het gebied van diezelfde Herodes Antipas. Wellicht gaan we het veiligst als we spreken over een voorzorgsmaatregel. Overigens maakt dewijkende beweging later weer plaats voor een terugkeer naar Judea en Jeruzalem. Daar zal Jezus gevangen genomen worden om gekruisigd te worden.
Jezus verhuist van Nazaret, de woonplaats van Jozef en Maria, naar Kafarnaüm-aan-zee, een vissersstadje en havenplaatsje, ook een grenspost (vgl. Matt. 9:1: zijn eigen stad). ‘Wonen’ impliceert blijvende aanwezigheid, al laat het hierboven genoemde werkwoord ‘uitwijken’ zien dat het voor Jezus geen onbedreigd bestaan was (vgl. Matt. 8:20). Al is het in eerste instantie een geografische aanduiding, het vervullingscitaat en de associatie met het bijbelse gegeven van het wonen van God onder zijn volk geven ons het recht het woord heilshistorisch in te kleuren. Het gaat om de beweging van Gods koningsheerschappij vanuit de hemel naar een concrete plek op aarde.
Waarom Kafarnaüm in Galilea en niet het bolwerk van orthodoxie en vroomheid Jeruzalem? De evangelist zegt het niet met zoveel woorden, maar uit de context blijkt dat we hier iets zien van de stijl van Gods verkiezend handelen, de voorkeur voor het geringe, Gods keus voor wat bij mensen niet in tel is. Galilea was immers in de ogen van rechtzinnige Joden achtergebleven gebied, een haard van sociale en politieke onrust. Met de woorden ‘in het gebied van Zebulon en Naftali’ verbindt Matteüs de woorden over het wonen van Jezus aan de profetie van Jesaja 8:23-9:1 die in deze handelwijze vervuld wordt. In dit profetenwoord gaat het over de aankondiging van de geboorte van een nakomeling uit het huis van David als teken van de bevrijding van het door de Assyriërs bezette gebied (vgl. 2 Kon. 15:29). De tekst wijst boven de historische context van een Davidische koning uit en wordt dan ook in Joodse tradities messiaans uitgelegd. Licht was een van de namen die men aan de Messias gaf. Matteüs sluit hierbij aan (vgl. ook Luc. 1:78-79; Joh. 1:5,9; 8:12). Vergeleken met de Jesajatekst heeft de evangelist het citaat verkort. In vers 15 worden slechts de plaatsnamen genoemd, terwijl de werkwoorden verdwenen zijn. Alle nadruk valt zo op de profetie van 9:1. Het aneteilen (4:16) is geen vertaling van het Hebreeuwse werkwoord, maar wellicht een herinnering aan Numeri 24:17. Het versterkt een messiaanse interpretatie van de Jesajaprofetie.
De situatie van de mensen wordt aangeduid met de woorden ‘duisternis’, ‘schaduw van de dood’. Woorden die in eerste instantie slaan op het feit dat juist dit gebied vaak het toneel van oorlog is geweest met alle gevolgen voor de bevolking van dien. Maar in diepere zin is ook sprake van de duisternis als vervreemding van God. Het is ook het land dat getroffen is door het donker van Gods oordeel (G. Voigt). Over dit gebied ‘waar Israëls zon begon onder te gaan’ (J. van Bruggen) is met Jezus’ verschijning het licht van Gods heil opgegaan. In zijn prediking en in zijn wonderen van genezing en heil breekt Gods bevrijdende heerschappij zich baan (4:23-25). De aoristi-vormen in vers 16 onderstrepen dat voor de schrijver de messiaanse tijd is aangebroken. Het ligt ook opgesloten in het woord ‘vervullen’: dat wat door de profetie voor de toekomst was aangekondigd wordt nu van kracht en vormt tegelijk de basis voor een nieuwe verwachting.
Kafarnaüm, een Joodse stad, wordt het ‘Galilea der heidenen’ genoemd. Baarlink ziet in deze verbinding een link met de universalistische tendens van het Matteüsevangelie. De Messias van Israël is de Koning der Joden die zijn heerschappij uitstrekt over alle volken. In heilshistorisch opzicht wijst de tekst ons naar het slot van het evangelie (28:19) waar de opgestane Jezus zijn volgelingen vanuit Galilea uitzendt om alle volken tot zijn leerlingen te maken. Tekenend is dan ook dat direct op de verzen 13-16 het bericht over de roeping van de eerste leerlingen volgt (vs. 18-22).
Aanwijzingen voor de prediking
‘Naast Bethlehem heeft Kapernaüm een eigen klank in het evangelie,’ schrijft Noordmans, en hij wijst er op dat wonen een van de fundamentele functies van het menselijk bestaan is. Aan de hand van de betekenis die woorden als ‘woning’ en ‘wonen’ voor mensen hebben, kunnen we de impact van de tekst duidelijk maken. We dienen de link naar het thema van het evangelie, de boodschap van het ophanden zijnde Rijk van God in Jezus Christus, vast te houden. Het is de hemel die een woning zoekt. Hier, op deze aarde, op een concrete plek kiest de Heer zich vaste voet. De woorden behelzen dan ook meer dan een verhuisbericht. Hier zien we wat incarnatie concreet betekent. Jezus verschijnt om zo te zeggen in de burgerlijke stand van zijn woonplaats. De Heer deelt ons leven in al zijn gewone menselijkheid. Niet als dagjesmens of toerist, maar blijvend neemt Hij onder ons zijn intrek. Zo vestigt Hij zijn Koninkrijk in zijn woorden en zijn wonderen. Als mensen die de tekst na Pinksteren lezen, mogen we de lijn doortrekken naar Pinksteren. God maakt woning in Christus door zijn Geest (vgl. Rom. 8:9; Kol. 3:16; Ef.3:17).
Dit wonen is verkiezende genade. De Heer vestigt zich op een plek die in de ogen van het vrome volk niet in trek is. ‘Wo die seit alters “Abgehängten”, die scheinbar für immer Verlorenen wohnen, gerade da gehört er hin’ (G. Voigt). Het is geen willekeurige plek. In dit alles wordt de profetie vervuld. De Heer is de aan Israël beloofde. Om Hem te vinden hebben we de weg van het Woord te gaan. De genade manifesteert zich ook daarin dat over het donker van ons leven en van de wereld het licht van zijn liefde valt. Men make aan de hand van voorbeelden concreet wat duisternis betekent: geweld en tirannie, morele donkerheid, verval, heidendom. Galilea staat voor al die plekken op aarde waar het donker met handen te tasten is. Wie de berichten in de media volgt, heeft aan identificatiemomenten geen gebrek. Daarbij is het wel zaak om die momenten te belichten die mensen raken in hun existentie, ten diepste de vervreemding van God. Juist vanwege het licht dat vanuit de woning over onze wereld straalt, behoeven we niet machteloos te blijven neerzitten, maar worden we geroepen om te keren en in het licht te gaan staan. In Jezus’ woorden en werken wordt dat manifest. Het geheim ligt in de beweging die Jezus maakt in het evangelie van Kafarnaüm naar Jeruzalem, zijn kruis.
Dit wonen betekent geen isolement. Jezus gaat niet ergens achteraf wonen, maar daar waar druk verkeer is. Het huis is niet een kasteel, maar een uitvalsbasis. Vanuit Kafarnaüm worden de leerlingen geroepen om straks vanuit Galilea gezonden te worden in de volkenwereld. Jezus’ woning is een kerk waar steeds opendeurdienst wordt gehouden. Of een ambulance die steeds klaarstaat om uit te rukken. Het is de woning van een apostel (Noordmans). Je bent gezegend met deze Burger in je midden. Maar ook: wat een verantwoordelijkheid. De scherpste waarschuwingen worden immers juist aan het adres van Kafarnaüm gericht. Laat Hem Hoofdbewoner zijn. Jezus’ wonen onder de mensen is nu nog een zaak die weersproken wordt, maar wijst heen naar de toekomst van Openbaring 21.
Liturgische aanwijzingen
Als oudtestamentische lezing dient zich aan Jesaja 8:23-9:6. Mogelijke liederen: Psalm 72 (m.n. vers 4,6,7), 149, 68 (vers 5, vooral in verband met het wonen van God onder zijn volk). Verder Gezang 25, 26, 150 en 169 (LvdK). Uit Zingende gezegend: lied 212. Uit Tussentijds: Lied 141.
Geraadpleegde literatuur
Ik heb gebruikgemaakt van de commentaren van U. Luz