Preekschets Psalm 16:10 – 3e zondag na Pasen
3e Zondag na Pasen
U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.
Psalm 16:10
Lezing: Psalm 16
Zie ook
-
Kindermoment & tienermoment bij de 3e zondag van Pasen (specifiek bij deze preekschets geschreven)
Het eigene van de zondag
Op deze zondag leven we nog volop onder het licht van Pasen, het feest van de opstanding. De naam ‘Jubilate’ verwijst naar de introïtuspsalm 66, want gejubeld wordt er met Pasen in de rug. In Handelingen 2 preekt Petrus over de opstanding van Jezus en verwijst daarin meer dan eens naar Psalm 16 en dan met name naar het vers dat hier als kerntekst is gekozen.
Uitleg
In deze Psalm zoekt David zijn toevlucht bij de Eeuwige. Hij heeft een fundamentele keuze gemaakt in zijn leven door voor de Eeuwige te kiezen. Onontkoombaar heeft deze keuze als consequentie het afwijzen van andere machten en krachten die naar de titel ‘goden’ dingen.
Vertaalproblemen rijzen er rond de verzen 2-4 wel, er zijn grote verschillen te ontwaren in de diverse vertalingen. Wie zijn bijvoorbeeld in vers 3 de ‘heiligen die er in het land (nog) zijn’? Zijn zij de schaarse, trouwe medestanders van David? Of zijn zij – hetgeen door de NBV gesuggereerd lijkt te worden – de goden in het land, die door David juist worden afgewezen? Zo vertaalt J. Soetendorp: ‘Al mijn verlangen gaat uit naar die zich wijden aan U op aarde, de Machtige. Veel worden het verdriet van hen, die een andere God haastig volgen’. De NBV daarentegen: ‘Maar tot de goden in dit land, de machten die ik vereerd heb, zeg ik: ‘Wie u volgt, wacht veel verdriet.’ Sytze de Vries: ‘En tot de heiligen in den lande: in Hem schep ik een groot behagen! Wie anderen nalopen, laat hun ellende groeien’. En Gerard Swuste: ‘Ooit zei ik tot wat in de wereld heilig heet: ‘machtig is dit, mijn lust en mijn leven’.
Hoe dit ook zij: als maar helder wordt dat het om een scherpe antithese gaat. En dat in vers 4 David aangeeft dat het zich achter anderen (goden) ‘aanhaasten’ een mens geen goed zal doen.
Vanaf vers 5 gaat het als ik het goed versta over de verantwoordelijkheid die David wil nemen, als bewoner van het land en in het bijzonder als koning van het land dat hem en zijn volk is toegevallen. Er is sprake van het ‘lot’, waarbij je dan moet denken aan een dobbelsteen of een andere vorm van een ‘lot dat geworpen kan worden’. In de Tora komt het woord vaak voor wanneer een bepaald deel van het land aan een bepaalde stam moet toevallen. De verwondering hierover (er wordt niet gespeculeerd over wat en hoe van dat lot) leidt tot een antwoord: leven overeenkomstig de dankbare verwondering die men voelt bij het mogen wonen in dit liefelijke land. Daarbij word je vervolgens niet aan ‘je lot overgelaten’, ‘Gij zekert het lot dat mij toevalt’, vertaal Sytze de Vries vers 5b. Het zijn liefelijke plaatsen die David en zijn volk worden bemeten – de grenzen omvatten een land waar je als vrienden kunt samen leven (ik schrijf dat zo omdat het woordje ‘liefelijk’ ook gebruikt wordt in 1 Samuel 23, waar de vriendschap van David met de zoon van zijn ‘vijand Saul beschreven wordt: “Saul en Jonatan, de geliefden en beminden, bij leven niet te scheiden, en onafscheidelijk verbonden in de dood”.)
Maar hoe leef je in het beloofde land op zo’n manier dat het ook veel belovend wordt en blijft? De kwaliteit van het leven wordt gewaarborgd door de goede raad en het onderwijs die deze koning gegeven worden. Hoe wezenlijk en onmisbaar deze goede raad is mag wel blijken uit het woord voor ‘raad’ jcS, in Exodus 18,19 verwijst naar de goede raad die Jetro aan Mozes gaf. Het is dus de raad waar zelfs de ‘raadgever aller raadgevers’, Mozes, niet buiten kan.
Daarbij is dit onderwijs als een ‘permanente influistering’. Geen boek wordt genoemd, veeleer een levende stem. De Eeuwige is aanwezig. Dag en nacht, tot diep in zijn binnenste. Zelfs ’s nachts worden zijn nieren ‘gemaand’: dit onderwijs spreekt niet alleen het verstand maar evenzeer het gevoel aan, waarbij door het zo fysiek te benoemen ook de intimiteit van deze omgang wordt benadrukt (evenzeer als in Psalm 139,13 waar de ‘nieren’ door de Eeuwige hoogstpersoonlijk zijn gevormd). Of je bij ‘nieren’ nog aan een ‘reinigende functie’ mag denken, laat ik nu maar even open. Dat dit ook (of misschien wel: juist) ’s nachts aan David geschiedt, herinnert aan Psalm 127 ‘Hij geeft het zijn beminden in de slaap’.
Wat zoals gezegd opvalt zijn de woorden die het fysieke aanduiden: lippen, handen, nieren, hart en vlees. In vers 9 vertaal de Naardense Bijbel ook nog ‘lever’, ook een vertaalmogelijkheid en in dezen zeer consequent, waar de NBV en de meeste anderen met ‘ziel’ vertalen. De Septuaginta heeft dan nog weer glôssa.
De laatste beide verzen gaan over het bemoedigende perspectief van het voorgaande: ‘Gij laat mijn ziel niet over aan de hel, geeft geen verderf te zien aan uw vriend. Ge maakt mij bekend het pad des levens.’ Ofwel: de dood komt als perspectief nicht im Frage. Dat lijkt mij niet zozeer een ontkenning van menselijke sterfelijkheid of een flirt met onsterfelijkheid, maar de dood bepaalt de blikrichting en dus het handelen niet. Dat is dan inderdaad ‘opstaan tegen de dood’. Het zal gaan om kennis van het ‘pad des levens’. Die uitdrukking wijst ook bij Jesaja en Micha op het broodnodig onderricht dat de Eeuwige zijn volk en alle volken zal geven. Dan zullen recht en vrede aanbreken.
Aanwijzingen voor de prediking
Onder de toehoorders van een preek zijn ‘zoekers’ van allerlei pluimage. Ik stel mij met de voorliggende Psalm in hoofdzaak twee ‘soorten’ voor. De eerste is het die bij het horen van het woord ‘toevlucht’ opveert, omdat vanuit bijvoorbeeld een radeloze of vrij uitzichtloze situatie een daadwerkelijke toevlucht wordt verlangd. Het perspectief van de kerntekst is dan buitengewoon basaal: niet de dood is het perspectief. Dit zal in de kerk zeker met ook de opstanding, zoals bepreekt door Petrus in Handelingen 2, verbonden worden.
De tweede groep luisteraars wordt mogelijk gevormd door hen die zoeken naar zin, naar wijsheid voor onderweg: wat is nodig om het niet alleen in deze wereld uit te houden, maar ook om aan de vele perspectieven van dood, neergang en negativiteit actief weerwoord te kunnen bieden. Daar komt dan m.i. de oproep om wijsheid op te doen uit de Psalm om de hoek kijken. Het aardige daarbij is het dat dit niet enkel een oproep is om zich te verdiepen. Maar dat er ook de dimensie aan zit, dat het een mens ‘gegeven’ wordt. Dat is dan ook troost die tot vertrouwen leidt. Aan de gedachte: ‘we moeten al zoveel’ wordt tegemoet gekomen door een wijsheid die in het holst van de nacht en tot in het diepst van onze ziel aan ons werkt.
Ideeën voor kinderen en tieners
Gezien het bovenstaande zou ik het met kinderen willen hebben over ‘inspiratie’: waar komt een goed idee dat je soms hebt vandaan? Hoe komt het dat je soms ‘ineens’ aan iemand denkt, die jou dan ook nodig blijkt te hebben? Ofwel: er gebeurt meer in je ‘binnenste’ dan je bewust kunt bedenken. De pointe is dat je niet alles hoeft te weten of te bedenken, maar dat je vertrouwen mag hebben dat het komt. Daar zijn wel leuke verhaaltjes bij te bedenken!
Zie ook Kindermoment & tienermoment bij de 3e zondag van Pasen dat T. Verhoeven bij deze preekschets vervaardigde.
Liturgische aanwijzingen
Naast Psalm 16 zou een gedeelte van de preek van Petrus uit Handelingen 2 gelezen kunnen worden. Willem Barnard noemt het een ‘intertestamentair gesprek’ dat Petrus hier met David (als psalmist) voert. Zoals dat ook op de weg naar Emmaüs gebeurt. De Psalm fungeert als een ‘levende stem’, doet mee aan het gesprek – en zet in alle verwarring van het moment een hoopvolle toon. Petrus’ boodschap is dat de vermoorde Jezus de Nazoreeër door God is opgewekt uit de doden. De dood kon hem niet in zijn macht houden. En dit – zegt Petrus – heeft David ons al voorzegd. De kerntekst is daarvan de pointe. Voor zijn hoorders moet dit grote overtuigingskracht bezitten. David sprak – in Petrus’ redenering – immers niet over zichzelf, want hij is begraven en zijn graf is aan te wijzen tot op de huidige dag. Daarom moet het wel een profetische uitspraak zijn met het oog op de Davidszoon, Jezus, die niet aan het dodenrijk is overgelaten.
Het leesrooster geeft als Evangelielezing aan: Johannes 10:11-16. De verbindende tekst zou kunnen zijn dat de goede herder zijn leven inzet voor zijn schapen. Ook het ‘veilig wonen’ uit de Psalm kan een bruggetje slaan.
Psalm 16 kan gezongen worden in de dienst en kijk dan vooral ook naar de prachtige versie uit Taizé, in het Nieuwe Liedboek gezang 16b. Het aardige van dit lied is dat elke stelligheid afwezig is en er enkel zingend wordt gebeden.
Geraadpleegd
-
S. de Vries, Bij gelegenheid III, Zoetermeer, 2007.
-
W. Barnard, Tegen David aanpraten – Gepeins bij psalmen, Zoetermeer, 2003.
-
K. Eykman, Een knipoog van u zou al helpen, Zoetermeer, 2013.