Menu

Premium

Richtingwijzer naar vreugde

2e zondag van Pasen (Genesis 8,6-16, Psalm 111, 1 Petrus 1,3-9 en Johannes 20,19-23(31))

Het woord Tora, meestal vertaald met ‘de Wet’ of ‘Wet van Mozes’, betekent ‘richtingwijzer’. Het is de richting die het stamhoofd aangaf met zijn staf naar nieuwe weidegronden. Welke richting wordt gewezen in de lezingen van deze zondag, die zo weinig samenhang lijken te hebben? En willen wij mee die kant opgaan?

Te gehoorzaam?

Hoe moet je het verhaal van de zondvloed lezen? Verging werkelijk de hele wereld met alles erop? Of wil het verhaal ons iets leren? De Bijbel is geen geschiedenisboek. Ook was het wereldbeeld anders dan nu. Het verhaal van de zondvloed bevat herinneringen aan een grote overstroming in het Midden-Oosten met de berg Ararat als hoogste berg, zoals al wordt verteld in het oude Gilgamesjepos.

Het verhaal gaat vooral over Noach. Hij krijgt kans op redding, omdat hij de enige is die nog deugt (Gen. 6,9). Zijn gehoorzaamheid aan de Eeuwige valt op. Zonder weerwoord doet hij alles wat hem wordt opgedragen. Maar is het niet zo, dat van mensen meer verwacht wordt, namelijk dat zij ook zelf verantwoordelijkheid nemen? Dan ontkom je niet aan de vergelijking met Abraham, die bij de aankondiging van de totale verwoesting van Sodom en Gomorra tegen de Eeuwige in ging en pleitte voor redding van de inwoners. Zelfs als het water zakt, blijft Noach passief en kijkt niet of er soms nog iets of iemand te redden valt.

Pas wanneer de Eeuwige het zegt, gaat hij de ark uit. In een Joods commentaar wordt daar wat geërgerd op gereageerd: ‘Want wanneer het erop aankomt een verwoeste wereld op te bouwen, wacht je niet op toestemming.’ Is daarom niet Noach maar Abraham de ‘vader van vele volken’ geworden?

Hallelu-Ja!

Het opschrift boven Psalm 111 betekent: ‘Looft de Eeuwige’. De psalmist trekt alle registers open om dat voluit te doen! Met heel zijn hart, met zijn goede en minder goede kanten, zoals het Hebreeuwse woord lebhabh aangeeft, dat ongeveer hetzelfde betekent als lebh (met één bet), namelijk ‘hart’. Zelfs de taal doet mee. Zo vormen de beginletters van elke regel een acrostichon: het Hebreeuwse alfabet. De Eeuwige wordt geprezen om Zijn goedheid, die zich uit in een reeks van eigenschappen die de dichter, en alle oprechte mensen met hem, ervaren van de Eeuwige. Hij eindigt met de aansporing de richting die de Tora ons wijst te volgen (vers 10), met in het vooruitzicht de vreugde van het toeven in grazige weiden na ondergane ontberingen.

Uiteindelijke vreugde

Het begin van de brief van Petrus aan christenen in Klein-Azië sluit aan bij de lofprijzingen van de psalmist. Hij wil hen bemoedigen, omdat zij veel weerstand ondervinden. Hij bagatelliseert hun moeilijkheden niet, maar spoort hen aan te blijven vertrouwen op Christus, om te blijven volhouden en om te blijven opkomen voor de kwetsbaren, de ‘weduwen en wezen’. Zoals Jezus moest lijden, maar werd verheerlijkt, zo zullen ook zij vreugde ervaren na hun afzien, omdat zij de weg volgen waarop Jezus hun voorging.

Opdracht en zending

In Johannes 20 valt de geslotenheid op, in samenhang met angst voor de buitenwereld en het duister van de invallende nacht. Zouden de leerlingen de boodschap van Jezus, die Maria van Magdala eerder die dag had overgebracht (20,17), niet hebben begrepen? Zij hebben duidelijk nog niet de ervaring en het vertrouwen die Petrus later uitstraalt in zijn brief.

De tijdsaanduiding is veelzeggend. Tussen Pesach en het feest waarop de eerste schoven van de nieuwe oogst naar de tempel werden gebracht, ons Pinksterfeest, zijn zeven sabbatten. Dit is de eerste daarvan. Het is het begin van een nieuwe oogst aan volgelingen van de opgestane Heer, die daarvoor de geslotenheid openbreekt. De leerlingen zijn bang voor ‘de Joden’, hoewel zij zelf Joods zijn. Misschien klinkt in die formulering de weerstand door, die de gemeente van Johannes in Klein-Azië ongeveer honderd jaar na de dood van Christus ondervond van de kant van de synagoge. Helaas heeft deze ongenuanceerde formulering eeuwenlang antisemitisme in de hand gewerkt.

Als Jezus in hun midden komt, wenst Hij zijn leerlingen tot tweemaal toe ‘vrede’ (Gr.: eirènè – 20,19.21). Daarin klinkt het Hebreeuwse sjalom, het herstel van goede verhoudingen. Jezus toont hun de sporen van zijn lijden. Om te laten zien dat Hij het echt is? Eerder om de leerlingen de realiteit van toekomstig lijden vanwege Hem onder ogen te brengen. Maar Hij doet dit óók om aan te geven dat lijden niet het laatste is. Daarna komt de vreugde van vernieuwd leven, waarin goede verhoudingen weer tot stand worden gebracht door van harte te vergeven. Zoals de ‘adem Gods’ (Hebr.: roeach ‘èlohim – Gen. 1,2) nieuw leven bracht op een doodse aarde, zo schept Jezus met diezelfde Geest nieuwe levenskracht voor zijn leerlingen.

Oogsten in vreugde

De lezingen uit Psalm 111 en 1 Petrus stralen de ervaring uit dat lijden voor de goede zaak vreugde teweegbrengt, maar dat daar wel inzet voor nodig is. Noach neemt die verantwoordelijkheid niet. Na de vloed vlucht hij in wijnbouw en drinkt hij zich een roes. Vlucht hij voor de realiteit van een verwoeste wereld? De leerlingen van Jezus zitten opgesloten in angst en onzekerheid. Die wordt opengebroken door Jezus’ scheppende geest en zijn aanzet tot ‘sjalom’: het nemen van verantwoordelijkheid voor herstel van goede verhoudingen tot de Eeuwige en tot de naaste.

Wij leven in een moeilijke tijd met allerlei dreigingen, die je ertoe verleiden je op te sluiten in je huis en de kop in het zand te steken. De lezingen van vandaag stellen ons voor een keuze: in het voetspoor van Jezus gaan of de weg van de minste weerstand volgen en passief blijven. Echte vreugde of die van een roes?

Deze exegese is opgesteld door José Vos.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken