Menu

Basis

Ter meerdere eer en glorie – over cantatediensten

Op verschillende plaatsen in Nederland worden met enige regelmaat cantatediensten gehouden. Dit artikel gaat in op de vraag waar deze diensten oorspronkelijk vandaan komen. Aan de hand van een concreet voorbeeld (cantatediensten in Kampen) wordt getoond hoe ze in deze tijd vorm kunnen krijgen.

Dr. J.H. van der Laan is emeritus-hoogleraar Praktische Theologie van de Protestantse Theologische Universiteit

Cantates van Bach. Hij heeft er zo’n tweehonderd geschreven, Johann Sebastian Bach (1685-1750). Dat wil zeggen, tweehonderd zijn er bewaard gebleven. In 1950, bij een inventarisatie van de werken van Bach, zijn ze keurig genummerd van BWV 1 (‘Wie schön leuchtet der Morgenstern’) tot BWV 200 (‘Bekennen will ich seinen Namen’). Meer dan honderd zijn er verloren gegaan.

Een onvoorstelbare productie

Al op jonge leeftijd was Bach begonnen met het schrijven van cantates, vanaf dat hij organist was in Arnstadt. Achttien was hij nog maar toen hij daar begon. Daar in Arnstadt zijn de eerste cantates ontstaan, daarna enkele tientallen in Weimar en Köthen. Maar de meeste zijn geboren in Leipzig waar Bach in 1723 werd aangesteld als cantor van de Thomasschule en de hoofdverantwoordelijkheid kreeg voor de muziek in de vier belangrijkste kerken van Leipzig, waaronder de Thomaskirche en de Nikolaikirche.

Vooral de eerste jaren daar was hij onvoorstelbaar productief. In het eerste jaar componeerde hij maar liefst veertig nieuwe cantates en bewerkte hij ook nog een stuk of twintig cantates die hij eerder ge-schreven had; in het daarop volgende jaar schreef hij tweeënvijftig nieuwe cantates (en daarnaast óók nog de Johannespassion).

Concertzaal en kerkdienst

Je kunt voor het beluisteren van cantates van Bach naar een concertzaal gaan. Regelmatig worden daar twee of drie cantates achter elkaar uitgevoerd. Daar is niets op tegen. Maar er valt meer voor te zeggen de cantates te laten klinken in een kerk. Daarmee bedoel ik niet zozeer dat voor de uitvoering van cantates een kerkgebouw een passender ruimte is dan een concertzaal. Dat is zeker het geval. En zo kán het natuurlijk ook: een concert met een of meer cantates in een kerkgebouw, al dan niet voorafgegaan door een toelichting. Ook daar is niets op tegen. Maar een cantate van Bach komt het meest tot z’n recht in een kerkdienst, een gewone kerkdienst met lezingen en gebeden en een preek. Dáár zijn de cantates namelijk voor gemaakt.

Kerkdiensten in de tijd van Bach

Terug naar de tijd van Bach. De kerkdiensten werden gekleurd vanuit een bepaald leesrooster. Elke zon dag had zijn eigen vaste lezingen. Twee voorbeelden:

• elk jaar weer op de tweede zondag na Pasen (Misericordias Domini), de woorden over de Goede Herder uit Johannes 10:12-16, voorafgegaan door 1 Petrus 2:21-25;

• en op de zestiende zondag na Trinitatis (ergens in september/oktober), ieder jaar opnieuw, het verhaal van de opwekking te Naïn, Lucas 7:11-17, voorafgegaan door Efeziërs 3:13-21.

Jaar in jaar uit.

Voor elke zondag een cantate

En elke zondag klonk er in de dienst een cantate. Welnu, Bach had zich ten doel gesteld om hiervoor een kleine verzameling aan te leggen. De lezingen stonden vast, maar wat de cantates betreft – vond Bach – moest er iets te kiezen zijn. Ook de dominee ging per slot van rekening niet elk jaar met dezelfde preek de preekstoel op – al zal hij vast wel eens in herhaling gevallen zijn. Elk jaar maar weer een preek over de Goede Herder en over de opwekking van de jongeling te Naïn…

Een cantate komt het meest tot z’n recht in een echte kerkdienst

Een verzameling cantates

In ieder geval streefde Bach ernaar om voor elke zondag de keus te kunnen hebben uit vijf verschillende cantates. Daar heeft hij, vooral dus in Leipzig, uit alle macht aan gewerkt om dat voor elkaar te krijgen.

En dat is hem gelukt. Na zijn dood werd van hem getuigd dat hij vijf jaargangen cantates nagelaten had. Zoals in het begin gezegd: ze zijn niet allemaal bewaard gebleven, maar toch wel zo’n tweehonderd. Tenminste drie voor elke zondag.

Zo zijn er voor de tweede zondag na Pasen (de Goede Herder) beschikbaar:

• BWV 85: ‘Ich bin ein guter Hirt’

• BWV 104: ‘Du Hirte Israel, höre’

• BWV 112: ‘Der Herr ist mein getreuer Hirt’. En voor de zestiende zondag na Trinitatis (de jongeling van Naïn) liggen klaar:

• BWV 8: ‘Liebster Gott, wenn werd ich sterben’

• BWV 17: ‘Wer weiß, wie nahe mir mein Ende’

• BWV 95: ‘Christus, der ist mein Leben’

• BWV 161: ‘Komm, du süße Todesstunde’.

Voor de tweede zondag na Pasen zijn er dus twee cantates verloren gegaan, voor de zestiende na Trinitatis één.

De cantate als muzikale preek

In de tijd van Bach werd de cantate in de regel uitgevoerd direct na de evangelielezing. Door deze plaats in de liturgie kreeg de cantate de functie van een soort van muzikale preek: een eerste reactie op de lezingen die daarvoor hadden geklonken. Daarna hield de dominee zijn preek. [De term ‘muzikale preek’ is van Christoph Wolff, een van de grootste Bach-kenners in onze dagen.]

Cantatediensten in Nederland

Er zijn, voor zover mij bekend, in Nederland op dit moment dertig tot veertig kerken waarin met enige regelmaat cantatediensten worden gehouden. Daarmee bedoel ik dus: kerkdiensten, compleet met lezingen en gebeden en liederen en een preek of overweging én een cantate van Bach. De meeste van deze diensten vinden plaats op de zondagmiddag of -avond – náást de reguliere zondagochtenddienst.

Een aantal jaren mocht ik betrokken zijn bij de organisatie van cantatediensten in de Burgwalkerk te Kampen. Om de mogelijkheid van cantatediensten te laten zien, geef ik een korte schets van de ontwikkeling: zó is het hier gegaan, zó zou het elders kunnen gebeuren.

Cantatediensten in de Burgwalkerk

Het begon ruim veertig jaar geleden, in 1975, met een idee van een bevlogen organist, W. Theo van Dijk. Zouden wij dat in Kampen voor elkaar kunnen krijgen: af en toe een cantatedienst zoals die bijvoorbeeld sinds 1952 in de Westerkerk in Amsterdam en sinds 1967 in de Geertekerk in Utrecht worden gehouden?

Er werd gekozen voor de middagdienst. De ochtenddienst heeft z’n eigen dynamiek – met kindernevendienst en projecten en wat niet al; de middagdienst ligt geheel open voor invulling.

Voor elke zondag de keus uit vijf cantates

Het lukte: in de beginjaren vonden de cantatediensten incidenteel plaats, vanaf 1991 vier tot zes keer per jaar, gaandeweg oplopend tot een maandelijks ritme. Aanvankelijk werden de cantates uitgevoerd door vrijetijdszangers en -instrumentalisten, die in staat en bereid waren veel tijd in de voorbereiding te investeren. Solisten werden bij meer ingewikkelde partijen van buiten aangetrokken: beroepszangers die in grote koren zingen.

Eén geheel, dus mét het bijbelgedeelte waarvoor de cantate geschreven is

Professionalisering

In de loop van de jaren is een proces van een zekere professionalisering opgetreden. Wie als zanger of instrumentalist of dirigent verantwoordelijk is voor de uitvoering van cantates wil kwalitatief goed werk leveren. Men voelt zich daartoe verplicht én tegenover de maker van deze muziek én tegenover de mensen die gekomen zijn om de cantatedienst bij te wonen. Dit heeft er in Kampen toe geleid dat in de loop van de jaren steeds meer een beroep gedaan werd op professionele solisten en op beroepsmusici, ter versterking van een vaste kern van amateurs.

Uiteraard hangt hier een prijskaartje aan. Tot nu toe is het gelukt de onkosten te financieren uit de collecte bij de uitgang. Sinds kort staat op het liturgieboekje de aanbeveling: ‘Een cantatedienst met goede musici kost een fors bedrag. Dit wordt bekostigd uit de collecte bij de uitgang. Met uw gulle bijdrage (denk, als dat u past, aan € 5,00 per bezoeker) kunnen deze diensten ook in de toekomst gehouden blijven worden.’

Een geheel

Daarnaast wijs ik op een tweede proces dat is opgetreden.

Aanvankelijk stond de cantate betrekkelijk los van het geheel. De dominee hield in de beginjaren een ‘gewone’ preek, daarna stond een cantate op het programma. Gaandeweg groeide de behoefte om van de dienst één geheel te maken, zoals in de dagen van Bach.

Dat betekent dat aan de predikant wordt gevraagd om in de preek/overweging uit te gaan van het bijbelgedeelte, waarbij de cantate oorspronkelijk is geschreven. En vooral om in de preek/ overweging nadrukkelijk een verbinding te leggen tussen dat bijbelgedeelte en de cantate, die de gemeente straks te horen zal krijgen.

Een voorganger in een cantatedienst heeft in de voorbereiding dus niet alleen zorgvuldig te luisteren naar het bijbelgedeelte, maar ook naar de cantate die Bach daarbij geschreven heeft.

Ter afsluiting

Ter meerdere eer en glorie van… het is tekenend voor de vroomheid van Bach dat hij zijn cantates afsloot met de initialen SDG: Soli Deo Gloria.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken