Theatertekst: Mozes
Mozes. Kent u Mozes? Een ongewone vent. Geboren als Hebreeër, opgevoed als Egyptenaar. Hij was niet echt op zoek naar God, maar werd in verwarring gebracht door een brandende struik. God nam geen blad voor de mond, maar zei Mozes om zijn schoenen uit te doen en te luisteren.
God had een baan voor Mozes. Mozes was niet echt op zoek naar een baan. Hij had al een schaapskudde waar hij voor moest zorgen, maar God wilde dat Mozes op pad ging, zijn volk in Egypte zou leiden en de Hebreeën-slaven zou bevrijden. Hij was een verwant van het volk van de Hebreeën en kende de politieke ins en outs van Egypte. Goed gekwalificeerd dus. Behalve dat Mozes stotterde, misschien.
Echter, de onderhandelingen over het contract liepen voor Mozes niet echt goed. Hij wilde enkele kwesties aan de orde stellen voor hij de baan aannam, zoals zijn stotter of dat niemand hem zou geloven. Later ontdekte hij dat hij iets gemist had in de kleine lettertjes, over de besnijdenis.
Maar er is een grote kwestie die Mozes rechttoe rechtaan naar voren brengt: ‘Wat is uw naam, God?’ Een redelijke vraag. Want er waren vroeger allerlei soorten goden, en als iemand beweerde dat hij god representeerde, wilde je kunnen identificeren welke god. Nu zeggen we gewoon ‘God’. Zelfs mensen die niet in God geloven, nemen aan dat áls er een God zou zijn, dan maar één. Wat ook redelijk is. Eén is zeker meer dan ik kan hanteren.
Mozes krijgt antwoord. Min of meer. God zegt: ‘Ik zal zijn wie ik zal zijn. Dus, als ze vragen wie ik ben, dan kun je zeggen, ik zal zijn.’ Het is niet echt een gemakkelijk antwoord om te begrijpen. De vraag is een stuk duidelijker dan het antwoord.
Nu hebben sommige uitleggers gesuggereerd dat God bedoelde te zeggen: Ik zal er voor je zijn. Als je me nodig hebt, zal ik er zijn.
Dat bevalt me! Het is heel sympathiek, vind ik. Maar als God echt zo’n vooruitziende blik heeft als algemeen wordt aangenomen, dan vraag ik me af of dit is wat God echt wilde zeggen. Het is maar één kleine stap van ‘Ik zal er voor je zijn’ naar ‘Hé, God staat aan onze kant!’ Dat is het God-met-ons dat de Nederlanders op hun munten hadden gegraveerd. Dat is ‘God bless America’. Natuurlijk, Amerika kan wel wat zegen gebruiken…
Maar ik lees het zo: God zei alleen dat God zal zijn wie hij zal zijn. Wij proberen er meer van te maken, omdat we blijven proberen om iets meer van God te maken. We leggen allerlei claims op God – dat God dit of dat zou moeten doen, dat God lijden weg zou moeten nemen, voor wereldvrede zou moeten zorgen, of tenminste wat duidelijker met ons zou moeten communiceren, dat God zou moeten… bestaan of niet bestaan, zich zou moeten terugtrekken of snel zou moeten komen, dat God zou moeten gebeuren of zichzelf zou moeten realiseren – als Hij of Zij – in de geschiedenis. God moet presteren, op de een of andere manier, of… sterven.
Maar wat als God alleen God zou zijn? Tenslotte zijn we daar gekomen, tenminste: sommigen zijn tot het geloof gekomen waar we ons kunnen voorstellen dat God ons neemt voor wie we zijn, niet vanwege iets wat we zeggen of doen, presteren of niet presteren, maar gewoon omdat God ons accepteert zoals we zijn. We gebruiken daar allerlei vreemde en wonderbaarlijke woorden voor als genade, verkiezing, gunst, geschapen naar het beeld van God, geboren als kinderen van God. Het komt allemaal neer op die gratuïte en grootste van alle ervaringen, dat we kunnen zeggen: ‘Ik ben het, God. Hier ben ik. Neem me voor wie ik ben. Want U bent de U in wie ik zal worden wie ik wil zijn.’
Stel dat we dat andersom ook doen? Dat we, in plaats van zeggen dat God dit of dat moet zijn, of dat God tekortschiet, gewoon zouden zeggen: ‘God zal zijn die God zal zijn’? Wat als we God behandelen zoals wij willen dat God ons behandelt? God liefhebben zoals we willen dat God ons liefheeft?
Andere teksten in deze serie: