Vergaderopening: Opdracht tot troosten – Jesaja 40:1

Kerntekst
‘Troost, troost mijn volk, zegt uw God.’
Jesaja 40:1
Schriftlezing
Jesaja 40:1-5
Uitleg
Het volk Israël zat diep in de put. Van huis en haard verdreven leefden de Joden in Babel als ballingen. Stad en tempel zijn verwoest. Zou er ooit terugkeer zijn? Heeft God met zijn volk voorgoed afgerekend? Ze zagen het niet meer zitten.
In die situatie klinken deze woorden van de profeet Jesaja. Hij verneemt Gods stem. God nodigt zijn dienaren uit zijn volk te troosten. Troost is bemoediging van mensen in moeitevolle omstandigheden.
Wie zijn de aangesprokenen? Stellig ambtsdragers, gezanten, boodschappers van God. Jesaja zelf was er zo een. De opdracht is: troost mijn volk. De tijd van verdrukking, straf en onheil is voorbij. God herstelt de oude verbondsrelatie. Er is dubbel en dwars geboet.
Waaruit bestaat het heil, dat aangekondigd wordt; de inhoud van de troost?
Dat God zelf naar zijn volk toe komt en bij hen wonen wil. Het leven mag nog zozeer een woestijn, een wildernis, een hobbelige weg zijn, God zal er niet door worden tegengehouden. Zijn ‘heerlijkheid’ nadert. Dat betekent zoiets als ‘zijn volle gewicht’. Dat zal de Here in de schaal leggen ter bemoediging en troost van zijn volk.
Overweging
Pastoraat houdt troosten in. Men kan daar niet te vroeg mee komen. De tijd moet er rijp voor zijn. Maar wanneer een gesprekspartner zijn of haar verdriet en zorg heeft geuit en blootgelegd, kan het moment er zijn. Het vraagt van de pastor fijngevoeligheid en tact dat juiste ogenblik te vinden. Maar dan mag er iets zijn van verkondiging. En wat is de inhoud van die troost? Dat God er is. Dat Hij komt. Dat Hij nabij is. Dat er een eind is aan zijn verborgenheid. Hij legt het volle gewicht in de schaal om te vergeven en te helpen. Hij laat ons niet vallen. Nooit. Zijn verbond houdt eeuwig stand.
Die troost is nieuwtestamentisch gevuld met Jezus Christus. Wat is dan de diepe inhoud? ‘Dat ik met lichaam en ziel, in leven en in sterven, het eigendom ben van Jezus Christus’, zo formuleert kernachtig de Heidelberger Catechismus in Zondag 1.
Gebed
Here God,
Gij die beter troost dan een moeder troost,
bemoedig hen die in verdriet en pijn moeten leven
en help ons in het voetspoor van Jezus en in uw opdracht
mensen te troosten en bijstand te verlenen.
Geef ons daartoe de kracht van uw Geest
en leid ons zo,
dat wij fijngevoelig en tactvol
uw troostwoord zullen spreken
te rechter tijd.
Amen.
Ter bezinning
‘De troost is een handeling die zich afspeelt binnen het bereik van twee polen: geborgenheid en inzicht.’
(Over geborgenheid:) ‘Geborgenheid is een oer-woord. Het duidt het besef aan dat er mensen zijn die borg staan, die herbergen en desnoods verbergen. Het gaat om meer dan veiligheid en zekerheid. Soms moet dat besef worden gevoed door duidelijke signalen: aanwezigheid, verzorging, woorden, omarmingen, iets fijns, iets zoets, iets zachts, iets warms. Vooral tijdens crises kan men wat dit betreft te gauw menen dat de ander het toch allemaal wel weet. “We kennen elkaar al zo lang”. Ja, maar het moet nog eens onderstreept worden, speciaal binnen de radeloosheid.
Buiten de crises kan het wat minder worden aangezet, maar het moet wel overkomen: Troost is altijd geborgenheid. Het is die pool van de troost, waarover in Jesaja 66:10-14 wordt gesproken; de troost die een moeder biedt, die haar kind met volle teugen “laaft aan haar rijke moederborst”. Dat heeft niets te maken met verstikkende of overstelpende sentimentaliteit, maar gewoon met “effectief en doelmatig handelen”.’
(W. ter Horst, Over troosten en verdriet, Kampen z.j., 2e druk, 85.)
Deze vergaderopening is eerder verschenen in ‘Er voor staan’, onder redactie van Aart Peters en Arie Romein. Bekijk alle vergaderopeningen.