Menu

Premium

13. Op weg met een sleutelbos

Grote vreugde – groot probleem

Wat is het verschil tussen een predikant en een theoloog?’, zo vraagt iemand aan het begin van een artikel over Bijbelse Theologie.[1] Een predikant gaat de kansel op, doet de Schriften open en zegt tot de gemeente: ‘Vandaag mag ik u het evangelie verkondigen, bron van grote vreugde en blijdschap.’ Een theoloog neemt plaats achter de katheder, doet eveneens de Schriften open en zegt tot de studenten: ‘Vandaag moet ik jullie confronteren met een groot probleem.’

Dit gefingeerde vraag- en antwoordspel schetst een herkenbaar probleem voor predikanten. Voordat de predikant de kansel opgaat om het ‘evangelie te verkondigen’, ontmoet hij tijden het proces van preekvoorbereiding enkele lastige en zelfs grote problemen. Hoe verbind je op een legitieme wijze de wereld van de tekst met de wereld van de hoorders? Voor de verbindingen tussen Oude Testament en Jezus Christus komen daar gecompliceerde vragen bij. Want er loopt immers geen een-voudige, deductieve weg van Mozes en de profeten naar Jezus Christus.

Onopgeefbaar verbonden, maar hoe?

De Protestantse Kerk in Nederland getuigt in haar kerkorde van de ‘onopgeefbare verbondenheid’ van de christelijke kerk met het volk Israël.[2] Dat de spellingcontrole van het tekstverwerkingsprogramma het woord ‘onopgeefbaar’ niet kent, kon weleens tekenend zijn voor de kerkelijke praktijk. Ten aanzien van de verhouding tussenkerk en Israël doet zich het merkwaardige fenomeen voor dat officiële kerkelijke documenten enkele passen vóór liggen op de kerkelijke praktijk.[3] Mogelijk vindt dat zijn oorzaak in het gegeven dat de redenering en argumentatie van de officiële documenten zich toespitsen op dogmatische, exegetische en godsdiensthistorische elementen. De praktijk van de prediking komt niet of nauwelijks in beeld. En dat hangt weer samen met een hermeneutische verlegenheid ten aanzien van het Oude Testament. De verworven inzichten op de gebieden van de bijbelse theologie en de verhouding tussen Jodendom en Christendom zijn nog nauwelijks systematisch verwerkt in de hermeneutische en homiletische bezinning.[4]

Op het gehele gebied van de praktische theologie moet dan ook nog veel gebeuren om de ‘onopgeefbare verbondenheid’ met Israël uit te werken en vorm te geven.

Jezus Christus

De kerk leeft van de dingen aangaande Jezus van Nazaret (Lucas 24:19). Daarom kunnen kerk, theologie en prediking zich niet onttrekken aan bezinning op de christologische vragen. De christologie ligt in het hart van de kerk en drukt een stempel op alles wat zij verder zegt en doet. Dat houdt in dat prediking naar aanleiding van oudtestamentische teksten zich ook heeft te buigen over vragen die betrekking hebben op de christologische dimensie.

Een ‘goede’ preek

Als een preek de hoorders heeft aangesproken, is na afloop te horen: ‘Ik vond het een goede preek, het sprak me aan.’ Maar als iemand vervolgens vraagt: ‘Wat vond je er goed aan? Waarom sprak de preek je aan?’ dan zijn die vragen niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Want wat maakt een preek tot een goede preek? Aan welke spelregels moet een voorganger zich houden om een ‘goede preek’ te maken? Nu is er nog weinig onderzoek naar die ervaringen gedaan. Dat neemt niet weg dat er toch wel iets is te zeggen over dat wat een hoorder in een preek raakt.

In het algemeen kunnen we zeggen dat hoorders een preek als goed ervaren, wanneer zij op de een of andere manier zelf in de preek voorkomen. Een preek spreekt aan wanneer het niet alleen met een verre wereld, maar ook met de eigen vragen en vreugden te maken heeft. Wanneer tijdens de preek het besef oplicht: ‘Dit gaat ten diepste ook over ons en over mij.’ Wanneer de binnenkant van de tekst en het hart van de hoorder elkaar raken. Een preek is evangelie, ‘goed nieuws’ wanneer je hart wordt geraakt, heilzaam uit zijn voegen wordt gelicht, wanneer er licht valt op een donker probleem, een duister geheim of een mistige weg. Wanneer een preek een woord bevat dat in je hart, je ziel of je verstand resoneert, in beweging brengt wat al zo lang vast zat, wanneer zo’n woord je troost, bemoedigt of aanzet tot bekering – dan kan het ‘goede nieuws’ van een preek worden tot ‘Goed Nieuws’, tot een woord dat God zelf overneemt. Het ‘Verhaal van God’ en het ‘verhaal van mensen’ worden dan zodanig door elkaar gevlochten dat de hoorders zich door God voelen aangeraakt.

Het eschatologische tegoed

Eschatologie is in het gangbare jargon de leer over de laatste dingen. Het gaat dan doorgaans over het laatste oordeel, hemel en hel, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het nieuwe Jeruzalem. Het gaat om de dingen aan gene zijde van leven en dood. Die te verwachten toekomst is betrokken op een situatie die een breuk met het bestaande inhoudt. Het huidige tijdperk zal worden afgelost door een nieuw tijdperk.

Nu dromen de profeten wel van een andere wereld. Maar die andere wereld is niet alleen het hiernamaals. Ze schetsen ook een bestaan hier op aarde zoals dat door de Schepper is bedoeld, zoals het onze taak is daaraan te werken en zoals het eens zal worden. Dat wat niemand voor mogelijk heeft gehouden of houdt, dat zal geschieden: wij zullen de goedheid van de Heer zien in het land der levenden (Psalm 27).

Daar komt bij dat het oudtestamentische spreken over de toekomst de blik allereerst richt op het komen van Iemand.[5] Die Iemand neemt wel een ‘iets’ in zijn kielzog mee. Maar de profeten getuigen allereerst van een komend gebeuren waarvan de Heer oorzaak en spil is.[6] Het oudtestamentische spreken over belofte en vervulling verwijst naar en getuigt van ‘Hij die komt’ (Psalm 98:7-9; Jesaja 40:10; 59:19-20). En Hij neemt tastbaar heil in zijn kielzog mee. Dat houdt in dat de Heer en zijn komen het midden vormt van de beloften. Hij is zowel de inhoud van de beloften als Degene die garant staat voor de vervulling. Dé belofte is dan ook vervat in Zijn Naam: Ik zal zijn, die Ik zijn zal (Exodus 3). Het ligt in de vrijheid van deze God om telkens nieuwe en verrassende wegen te kiezen om die Naam in woorden en daden te openbaren.

Deze kernbelijdenis waaiert bij Mozes en de profeten uit in een veelkleurig en veelvormig spreken over de toekomst.

Zoeken en tasten

Als de gereformeerde dogmaticus Herman Bavinck uiteen wil zetten hoe hij tegen een bepaald onderdeel van de geloofsleer aankijkt, trekt hij eerst de grenzen tegenover zijn opponenten wier mening hij afwijst. Vervolgens gaat hij zeggen hoe de gereformeerde visie eruitziet. Dat deel begint hij met de volgende zin: ‘Ook hier is het, evenals bij elk ander dogma, lichter de dwaling af te wijzen, dan thetisch de waarheid te ontvouwen, want bij al wat God openbaart, stuiten wij ten slotte op een ondoordringbaar mysterie, op dat punt, waar het eeuwige het tijdelijke, het oneindige het eindige, de Schepper het schepsel raakt.’[7]

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken