17. Vloek wordt zegen
Zie ook
Zacharia 8:7-17
Gods troonrede over zijn eigen hartstocht voor Jeruzalem begint met vier stellingen. ‘Dit is wat Yhwh heeft gezegd’ (CW 20). Ze gaan over Gods eigen beslissing: Ik ga weer wonen in Jeruzalem, en wie dat onmogelijk vindt, moet maar eens opletten. Nu komen de stellingen vijf tot zeven, over wat dat voor Israël gaat betekenen. Dit is een vrij lang stuk tekst, vers 7 – 17, en het wordt net als vers 1 – 6 afgesloten met de zin: ‘dit is de verklaring van Jhwh.’
7. Dit is wat Yhwh van de hemelmachten heeft gezegd: ‘Kijk, ik ga mijn volk redden uit het land van de zonsopgang en uit het land van de zonsondergang
8. dan laat ik hen komen en gaan ze wonen in Jeruzalem. Ze zullen mij tot volk zijn en ik zelf zal hen tot God zijn, in waarheid en gerechtigheid.’
Stelling vijf gaat over terugkeer en herstel van Gods volk. Daarbij klinken de oude woorden: ‘zij zijn mijn volk’ en ‘ik ben hun God’. Die woorden kennen we uit de overeenkomst tussen God en Israël die werd opgeschreven in Deuteronomium 26, nadat alle Tora-instructies hadden geklonken. Daarom spreekt men wel van de ‘verbondsformule’. Maar eigenlijk past die term hier niet, want hier worden geen afspraken gemaakt, er klinkt een belofte. ‘Ik herstel de oude verhoudingen door ze opnieuw geldig te verklaren’. Zulke woorden klinken vaker op het moment dat God de gedeporteerden weer naar huis brengt (Jeremia 32:38 en Ezechiël 36:28). Thuisbrengen is één ding, maar je weer bij elkaar thuis voelen is nog wat anders. Dat is Gods grootste opgave. In Jeremia 31:31 noemt God dat een ‘nieuw verbond’, waarmee hij zijn volk gaat veranderen.
9. Dit is wat Yhwh van de hemelmachten heeft gezegd:
‘Jullie handen moeten sterk zijn, nu jullie in deze dagen deze woorden horen uit de mond van de profeten, op de dag dat het fundament van de tempel, het huis van Jhwh van de hemelmachten wordt gelegd, zodat er kan worden gebouwd.
10. Immers, vóór die dagen verdiende niemand iets en ook het vee bracht niets op. Wie op weg ging of terugkwam kende was niet veilig vanwege de onderdrukker. Ik maakte alle mensen tot tegenstanders van elkaar.
11. Maar nu, voor wie er nog over zijn van dit volk ben ik niet meer zoals als vroeger – aldus de verklaring van Jhwh van de hemelmachten.
12. Want zaaizaad geeft de volle opbrengst, de wijnstok geeft zijn vrucht en het land geeft zijn oogst en de hemel geeft zijn dauw. Aan wie er nog over zijn van dit volk ga ik dat allemaal in bezit geven.
13. En dan gaat het gebeuren: net zoals jullie, huis van Juda en huis van Israël, een vervloeking zijn geworden bij de volken, zo zal ik jullie redden en zullen jullie een zegening worden. Wees niet bang, jullie handen moeten sterk zijn.’
Stelling zes komt terug op het thema van de tempelbouw dat ook in de visioenen aan de orde kwam. De woorden over de nieuwe verhoudingen tussen God en zijn volk gaan wel verder in vers 14, maar ze worden hier onderbroken. Het hele stuk tussen de oproep in vers 9: ‘jullie handen moeten sterk zijn’ en dezelfde oproep in vers 13 lijkt een uitbreiding, omdat we terugschakelen naar ervaringen die ook bij de profeet Haggai staan, de tijdgenoot van Zacharia. Zij beiden zijn dan ‘de profeten’ die in vers 9 worden genoemd. Het is een realistisch stuk. Weer thuiskomen is mooi, maar als niemand denkt aan het huis van God, gaat het dan wel goed met ons? Het lijkt antieke religie: God beloont degenen die zijn tempel bouwen. Maar dat is te simpel. We zijn hier in de periode van vernieuwing en herstel, na de pijn van verwoesting en deportatie; de fase van Jeruzalem 2.0 zouden wij tegenwoordig zeggen. Als God de oude discussies over schuld en boete wil beëindigen, zoals hij zei in hoofdstuk 1 en nu met de volgende generatie verder wil, dan ligt daar nog steeds een simpel feit: de vraag naar waarheid en recht is nog net zo geldig als in Jeruzalem 1.0. Dat is wat de vorige generatie nu juist zo pijnlijk had ervaren. Het is als bij een milieuramp in onze tijd: als het strand en de besmeurde vogels eindelijk weer schoon zijn, of als het is gelukt om de uitstoot van kwalijke gassen een beetje naar beneden om te buigen, ga je dan weer gewoon verder alsof er niets gebeurd is? Ja, cynici genoeg die niets liever willen, maar de profeten weten wel beter. Maar ze zijn wel precies. Deze verzen beweren niet: nu vooral religieus worden, de tempel repareren en uw beloning is een mooi leven. Religie is geen recept voor welvaart. Het gaat erom de hartstocht van de schepper van hemel en aarde te zien, zijn instructies van recht en gerechtigheid te volgen, pas dan is er leven. Dus is er een plek nodig voor eredienst en voor de woorden van de profeten om dat vernieuwde leven vast te houden. Dat vraagt energie: jullie handen moeten sterk zijn, bouw de tempel en luister naar de profeten. Als mensen dan uitroepen: ‘moge het jou gaan zoals Juda’, dan is het niet meer een verwensing, maar een zegen.
14. Dit is namelijk wat heeft Yhwh van de hemelmachten heeft gezegd:
‘Net zoals ik het besloten had om jullie kwaad aan te doen, toen jullie ouders mijn woede opriepen – heeft Yhwh van de hemelmachten gezegd – en ik er geen spijt van had,
15. zo heb ik mij omgekeerd en in deze dagen een besluit genomen,
om Jeruzalem en het huis Juda goed te doen. Wees niet bang.
16.Dit zijn de dingen die jullie moeten doen:
Spreek waarheid, de een tegen de ander.
Naar waarheid en eerlijk rechtspreken moeten jullie in jullie poorten.
17. In jullie hart kwaad beramen jegens je naaste, laat niemand dat doen!
Een valse eed, geef je er niet aan over.
Want dat zijn allemaal dingen waar ik een hekel aan heb.’
– aldus de verklaring van Jhwh van de hemelmachten.
Stelling zeven legt de verbinding tussen vernieuwing bij God en bij de mensen. Ik ben omgekeerd, zegt God. Ik wil jullie goed doen, meer argumenten heb ik niet. Passie geeft niet op. Dat is jullie beste reden om de instructies van de Tora te volgen.
Lees het volgende artikel in deze serie: 18. Feesten doe je niet alleen