22. Dertig zilverstukken: ontslagvergoeding voor de goede herder
Zie ook
Zacharia 11:4-14
Als profetenteksten niet uit wijze lessen bestaan, maar de pijn en teleurstelling bij God en mensen aan ons laten zien, moeten we die dan wel lezen? Was godsdienst niet een beloftevolle agenda om de wereld beter te maken? In de echte wereld gaat dat anders. God en mensen maken hun tocht door de tijd al eeuwen en de bijbel vertelt daar levensecht over. Mocht de bijbel een reisgids zijn, dan staan we zelf als wel erg gewone mensen op de kleurenfoto’s. Voor wie een droomvakantie wil, is dat hinderlijk. Maar de tweede helft van het boek Zacharia laat dingen zien die wij ook zelf ervaren in onze eigen tijd. Dromen van eenheid en vooruitgang werken niet vanzelf. De vragen naar identiteit en overleven komen weer op. Wie gaat ons leiding geven? De profeet meldt zich, maar wordt met een fooi weer naar huis gestuurd. Dit stuk uit Zacharia loopt niet goed af. Dat zegt iets over de botheid van mensen, maar het zegt ook iets over het uithoudingsvermogen van God.
De tekst van hoofdstuk 11 bestaat uit een paar lagen. Dat alleen al laat zien dat de tocht van God met zijn volk door heel verschillende tijden gaat. De oudste laag in de tekst gaat over God die zijn kudde opnieuw wil verzamelen en van de slacht wil redden. Het is de Perzische tijd van de kleine Joodse gemeenschap, teruggekeerd uit ballingschap. De tweede laag gaat over een eeuw of meer daarna, wanneer het Joodse volk moet overleven in de wereld van de Griekse machthebbers, na Alexander de Grote. Tenslotte keert het thema van de dertig zilverstukken terug bij Mattheüs (27:9-10; in combinatie met woorden uit Jeremia). De goede herder lijkt opnieuw goedkoop te ontslaan.
Die verschillende tijden hebben hun sporen in de tekst nagelaten: er is veel een afwisseling in de grammatica. Ook het gebruik van het woord ‘herder’ wisselt nogal. Het is de rol van de profeet, maar ook de rol van God. En ook de machthebbers die God heeft afgezet worden ‘herders’ genoemd. Maar het meest opvallend is het verschil tussen de Hebreeuwse tekst en de Griekse vertaling in vers 7 en 11. De Hebreeuwse tekst heeft het over ‘de zwaksten onder de schapen’, de Griekse tekst zegt: ‘voor de Kanaänieten’. Het verschil is één spatie in de Hebreeuwse tekst. Hebben de Griekse vertalers die spatie gemist? Of hebben latere bewerkers van de Hebreeuwse tekst die spatie er in gezet? Ik denk het laatste, maar wie gaat het bewijzen?
De vraag voor bijbelvertalers is altijd: moet ik de tekst repareren, zodat de lezer geen last heeft van die verschillen? Of moeten we de verschillende generaties achter de tekst maar zichtbaar laten blijven? Dat laatste is het beste voor de tekstuitleg: de bijbel is een echte route die is gegaan. Ik heb in de vertaling de verwarring laten staan. Zo gaat het spreken van God.
4. Als volgt heeft JHWH, mijn God gesproken:
“Word herder van de slachtschapen,
5. die door haar kopers worden gedood, straffeloos
en waarvan de verkoper zegt: JHWH zij geprezen, zo word ik rijk!
zonder dat hun eigen herder medelijden met de schapen heeft.”
6. “Ik heb namelijk geen medelijden meer met de bewoners van het land” – vaststelling van JHWH
“Kijk maar, ik tref de mensen aan,
ieder in de macht van zijn naaste en in de macht van zijn koning.
Dan moeten ze het land maar verwoesten,
ik zal niet redden uit hun macht.”
7. Ik werd herder van de slachtschapen.
de schapen waren eigendom van de Kanaänieten
(of: vooral de zwaksten onder de schapen.)
Ik verschafte mij twee stokken
De ene noemde ik ‘vriendelijkheid’
De andere noemde ik ‘verbinding’.
En ik was herder van de schapen.
8. Ik stuurde drie herders in één maand weg.
Mijn geduld met hen raakte op.
En zij zelf kregen een afkeer van mij.
9. En ik zei: “Ik wil jullie herder niet zijn.
Een schaap dat dood gaat moet maar doodgaan.
Wie zoek raakt moet maar zoek raken.
En de schapen die overblijven, laten ze elkaars vlees maar eten.”
10. Ik nam mijn stok ‘vriendelijkheid’,
En sloeg die kapot om het verbond te verbreken
dat ik gesloten heb met alle volken.
11. Het werd verbroken op die dag.
En zo wisten de Kanaänieten (of: de zwaksten onder de schapen),
die mij bezig zagen,
dat dit een Woord van God was.
12. Ik zei tegen hen:
“Als jullie het goed vinden, geef dan mijn loon,
maar zo niet, laat het dan maar.”
En zei wogen mijn loon af: 30 zilverstukken.
13. JHWH zei tegen mij:
Breng het maar weg naar de metaalbewerker.
Een prachtige prijs, waarop ik door hen getaxeerd ben!
Ik nam de dertig zilverstukken
en ik bracht ze weg naar de metaalbewerker in het huis van JHWH.
14. Ik sloeg mijn tweede stok kapot: ‘verbinding’,
om zo de broederschap tussen Juda en Israël te verbreken.
Slachtschapen onder je hoede nemen, een hopeloze onderneming. Aan die schapen wordt immers geld verdiend, ze worden gedood en niemand die er hartzeer van heeft. Doe het, zegt God tegen de profeet. Profeten worden vaker ingezet voor straattoneel, veelzeggend theater (Jesaja 5; Jeremia 13). Kennelijk is het Gods bedoeling, zo blijkt uit de namen van die twee herdersstaven, om zijn verspreide en onderdrukte kudde weer bijeen te brengen en van de slacht te redden. De schapen ‘die eigendom zijn van de Kanaänieten’ zijn het deel van Gods volk dat geen geloof hecht aan de toekomst in Jeruzalem en de nieuwe tempel daar. Volgens veel uitleggers gaat het hier om het conflict tussen de Samaritanen en de Judeese gemeenschap in Jeruzalem. Zij hebben kennelijk andere eigenaars, waar ze geen afstand van kunnen of durven doen. Het slot laat zien dat de missie van de profeet niet is gelukt. Er is geen vertrouwen en de beoogde band wordt verbroken.
Het stuk eindigt vrij cynisch. Dertig zilverstukken, de prijs voor een verongelukte slaaf (Exodus 21:32) is het loon voor de bewezen diensten als herder. Misschien heeft de metaalbewerker die voor de tempel werkt er nog iets aan, zegt God.
In latere generaties lagen de tegenstellingen anders. De tekst wordt opnieuw gelezen als tekst voor de nieuwe actualiteit. Nu wordt over God zelf gesproken als de herder die zijn kudde in leven wil houden en daarvoor een einde maakt een de gewelddadige machten om hen heen, vers 6, 8). Zijn aandacht gaat uit naar de zwaksten. Hij stuurt hen die macht uitoefenen over zijn volk weg (11). Wie zijn er bedoeld? We weten van drie Griekse heersers uit de derde eeuw die kort na elkaar de troon verloren. Maar of die het zijn?
Hadden de zwaksten onder de schapen nog een toekomst? Hoofdstuk 11 gaat alleen over Gods conflict met de machtigen. Pas de volgende hoofdstukken laten zien dat Gods weg niet stopt bij afwijzing en minachting door de machthebbers. Daarom passen de woorden over de zilverstukken ook in het lijdensverhaal bij Mattheüs.