Menu

Premium

3. Profetie in woord en beeld

Zie ook

Zacharia 1:7-14

“Kunnen we het er niet over eens worden dat het oude conflict voorbij is?” Dat was Gods vraag in de voorafgaande verzen. De vorige generaties zijn er niet meer, de profeten die hen zo kritisch moesten aanspreken, zijn er ook niet meer. Kunnen wij elkaar dan nu niet terugvinden? Dan valt er een stilte. Het gesprek tussen God en de huidige generatie over de toekomst wordt pas voortgezet in hoofdstuk 7. Maar kennelijk is er in de stilte die uitdaagt tot nadenken, ook nog wat anders nodig. Eerst maar eens opnieuw leren kijken.

Want nu gaan we eerst over van woord naar beeld. Vanaf Zacharia 1:7 mogen we meekijken met de visoenen van Zacharia. Goddelijk toneel, scenes over de tijd van vernieuwing en herstel die gaat beginnen. God meent het. Niet pas na een bekering (vers 3), maar ‘gewoon’ uit toewijding en passie: het verleden is voorbij. We schrijven 520 voor Christus, het tweede jaar van Darius, koning der Perzen, bijna zeventig jaar na de verwoesting van Jeruzalem. Dat getal speelt een rol in het eerste visioen.

Maar eerst over de tekst. De visoenen zijn op een bijzondere manier in het boek ingebouwd: het knarst een beetje. Vers 7 begint net als vers 1 met te vertellen dat Zacharia het ‘woord van God’ ontvangt, ‘door te zeggen …’ Volgens de grammatica betekent dit dat God nu gaat spreken. Maar dat is niet zo, we horen meteen de profeet die over zijn visoenen vertelt: ‘Ik heb deze nacht iets gezien’.

Vertalingen strijken de tekst soms glad door een zinnetje in te voegen: ‘Dit is zijn relaas’ of: ‘Hier volgt het verslag’. Is vertalen dan ook: verbeteren? Wordt de tekst er beter van als je een probleem weg plamuurt? Hoe dan ook, het gaat erom dat de schrijver wilde duidelijk maken dat we nu niet een verslag krijgen van de bijzondere religieuze ervaringen van Zacharia, maar dat alle beelden die nu volgen, woord van God zijn. Zacharia ontving het woord van God die sprak met visioenen.

Met andere woorden, je moet altijd eerst kijken hoe de teksten er uit zien. Juist als er barsten in de tekst zitten, zegt dat iets over de manier waarop Gods spreken vorm heeft gekregen in onze taal. Dat moet je de lezer niet besparen.

Daarna is het belangrijk om te kijken naar de rolverdeling in het stuk: wie zegt eigenlijk wat tegen wie? Ook dat zegt iets van de manier waarop God spreekt. Bijbelteksten zijn niet zomaar samen te vatten tot ‘een boodschap’. Dan sla je het belangrijkste over, namelijk de spelers, de ervaring, de emoties in de gesprekken tussen God en mensen.

Dat is te zien in dit eerste visioen. Zacharia ziet een man op een rood paard tussen de mirtestruiken (hoge struiken met altijd groene, geurende bladeren) aan een diep water. Achter hem andere paarden in verschillende kleuren. Wat hij ziet wordt Zacharia uitgelegd door een engel, een gezant van God, waarschijnlijk dezelfde als de aanvoerder op het rode paard. Het blijkt een eenheid ruiters te zijn, door God erop uit gestuurd om de aarde te verkennen. Dat is interessant. Dat God en zijn volk elkaar terug willen vinden is geen religie in het privédomein. Het is breder, het speelt zich af in de publieke en politieke ruimte. Maar dat duurt nog even. De verkenners brengen rapport uit aan de gezant van God: alles is in rust.

Dan gebeurt er iets bijzonders. De gezant van God spreekt in twee richtingen. Hij gaf uitleg aan de profeet, maar nu roept hij ook God zelf aan: ‘Hoe lang nog, Heer?’ Dat is ongewoon, daarom is de rolverdeling zo belangrijk. De mensen durven na vers 6 nog nauwelijks denken aan een nieuwe tijd. Maar het debat voor de troon van God gaat alvast beginnen. ‘Het is te stil op aarde. Alsof de rust van het Perzische rijk belangrijker is dan het verlangen van Gods mensen om weer thuis te zijn, niet langer ontheemd. God, U geeft toch niet op?’ Dit zijn niet de woorden over ‘hoe lang nog?’ van een kritische profeet (Jeremia 12:4) of een koppige vrome (Psalm 74:10). Het is de gezant van God die onrustig is geworden van de status quo: ‘Doet U nog wel aan toekomst, God? Mag ik U herinneren aan Jeremia 25:11 en 29:10? Zeventig jaar, zei U toch? Hoe lang dan nu nog?’ En God reageert. Wat hij zegt, krijgen we niet te horen. Maar het was goed, het was troostrijk, zegt Zacharia. Genoeg om weer als profeet aan de slag te gaan, aldus de gezant van God: je moet spreken. Spreek over Gods passie en hartstocht. Spreek over Jeruzalem waar God weer wil wonen. Spreek over de veroveraars die dachten dat er geen grens is aan Gods woede over onrecht en ontrouw. Alsof straffen hetzelfde is als afrekenen. Die niet beseffen dat bij God passie gaat over heel houden en niet over kapot maken.

Teksten over toekomstscenario’s, zoals de visioenen bij Zacharia, trekken de aandacht. Ze horen bij het actuele gevoel van dreiging, onzekerheid. De paarden uit Zacharia 1 komen immers terug in het boek Openbaring. ‘Het oordeel komt, bent U er klaar voor?’, roepen sommige predikers alvast. Maar is dit visioen wel een tekst voor een donderpreek? Gaat het debat voor de troon van God niet over Gods passie voor het leven? Dat is wat in de volgende visioenen op het spel staat: Gods beschadigde, maar onuitroeibare aanwezigheid in de wereld.

Lees het volgende artikel in deze serie: 4. Kapotmaken is geen kunst

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken