Menu

Premium

5. Thuiskomen in een open huis

Zie ook


Zacharia 2:5-9

Zacharia 2:5-9 toont het derde visioen van de profeet. Dat gaat over de vraag hoe het herstelde Jeruzalem er gaat uit zien. We zijn er klaar voor, zoals dat in TV jargon heet: het eerste visioen ging over Gods hernieuwde passie, nadat zijn eigen gezant (‘de engel van Jhwh’) hem de directe vraag had gesteld: ‘Gaat het nog lang duren?’ (1:12) Het tweede visioen liet zien dat God de mensen die een vak beheersen, heeft klaarstaan tegenover de vernielers in de wereld. Dus, nu gaat het beginnen, toch? In dit derde visioen blijven we nog even bij de handwerkers: iemand met een meetlint gaat aan de slag. Maar opnieuw ontstaat er hemels overleg: was dit opmeten eigenlijk wel de bedoeling?

5 Ik keek op en daar was een man met een meetlint in zijn hand.
6 Ik zei: Waar ben je naar op weg?
Hij zei tegen mij: Om Jeruzalem op te meten,
om vast te stellen wat haar breedte is en wat haar lengte is.
7 Ook verscheen weer de engel, mijn tolk.
En nog een engel verscheen, die naar hem toe kwam.
8 Hij zei tegen hem: Vlug, zeg tegen die jongeman:
Als een open ruimte zal Jeruzalem bestaan,
vanwege het grote aantal mensen en dieren in haar.
9 Ikzelf zal voor haar – toezegging van JHWH – een muur van vuur zijn, rondom.
En met mijn majesteit zal ik in haar zijn.

Een toekomstvisioen is iets anders dan heimwee naar vroeger. Dat is wat de profeet te zien krijgt. Iemand met een meetlint gaat Jeruzalem opmeten, de stad die er 70 jaar na de verovering door de Babyloniërs grotendeels nog verwoest bij ligt. ‘Ik kom Jeruzalem opmeten’, zegt de man. Dat klinkt als: hoe was het ook al weer? Is er wel plek voor ons als we terugkomen uit onze ballingschap? Hoe gaan we hier in passen?

Je zou denken, God met zijn passie heeft haast. De handwerkslieden uit het vorige visioen kunnen aan het werk. En zo dacht de man met het meetlint er kennelijk ook over. Maar dan worden we getuige van engelenoverleg. Er gaat iets niet goed. Het lijkt een beetje op die vraag van de engel aan God (1:12): ‘Hoe lang nog?’ Alsof God geen echte manager is die al een goed plan heeft liggen dat we nu gaan ‘uitrollen’, zoals leidinggevenden dat gewend zijn. In dit derde visioen gaat het trouwens andersom. De uitvoerder is alvast begonnen. Eerst opmeten hoeveel ruimte we hebben en dan … Maar dat was niet de bedoeling. De gezant van God, de engel die steeds aan Zacharia uitlegt wat hij ziet, grijpt in. Een tweede engel moet nu snel zijn: ‘Houd die man tegen. We gaan namelijk niet restaureren, niet kijken of de oude stad nog past, we gaan iets heel nieuws doen.’ Maar daar moeten de mensen kennelijk nog aan wennen. Als God alles repareert wat kapot is en ons een veilige plek geeft om weer verder te gaan – dat is mooi genoeg.

En dat is natuurlijk ook zo. Alleen, het zal anders gaan, een stuk royaler. Er gaat wel gebouwd worden, maar niet begrensd. De duimstok van de bouwers zal wel gebruikt worden, zei God al in hoofdstuk 1:16, maar het meetlint van de landmeters niet: Jeruzalem zal een royale ruimte worden, zonder stadsmuren en met plaats voor heel veel mensen en dieren. De ‘duimstok’ en het ‘meetlint’ zijn ook in het Hebreeuws twee verschillende woorden, maar vaak doet men in vertalingen alsof het om hetzelfde instrument gaat. En dat is jammer. De NBV heeft beide keren: ‘meetlint’. De BGT lost het op een originele manier op. In 1:16 is de duimstok verdwenen en hier in 3:5 staat er ‘een stuk touw’.

Er zal wel gebouwd worden, maar het wordt geen burcht, met ‘wij’ binnen en ‘de anderen’ buiten. De ruimte om te wonen wordt groot, een open ruimte: geschikt voor alle thuiskomers en, zoals we in de rest van hoofdstuk nog zullen lezen: ook geschikt voor anderen, gasten, de volkeren die mee willen doen. Zo vind je dat ook bij andere profeten: Jesaja 49:19-20

‘Een mooi ideaal dominee, maar in de echte wereld gaat het zo niet.’ Nee dat klopt, daarom zijn er ook profeten die visioenen krijgen en die laten zien hoe God alle moeite doet om zijn plek ‘in de echte wereld’ zichtbaar te houden.

Dat is zijn worsteling met degenen die denken dat je met kapotmaken je gelijk kunt afdwingen, maar, zoals in dit visioen, ook zijn worsteling met de ijverigen die Gods plan alvast willen invullen op zoek naar zekerheid. In dit visioen gaat het anders: is er ruimte om thuis te komen, maar het is een open huis. Thuis-komen is voor iedereen die dat aandurft.

Prachtig, maar is Gods stad zo niet een onverdedigbare plek? Maar wat wil je dan, God verdedigen? Daar komen de vreselijkste dingen van, al eeuwen.

In vers 9 staat opeens “ik”. Toezegging van JHWH: ‘ik ben een muur van vuur rondom mijn stad.’ Dat vuur is niet verzengend, maar het is de schittering van zijn aanwezigheid, zoals Mozes dat al meemaakte op het moment dat Gods avontuur met zijn mensen begon. Het is nog niet klaar, maar het gaat ook niet meer weg.

Openheid en veiligheid, gaat dat samen? In onze ‘echte wereld’ is dat een gevecht, dat is onze dagelijkse ervaring. In de bijbelse visioenen is dat niet anders. Maar die plaatjes van God reizen wel met ons mee, om onze ogen open te houden, want het model staat: een royale stad, altijd open en niet kapot te krijgen (Openbaring 21: 24-25).

Lees het volgende artikel in deze serie: 6. Toegang ‘alleen voor leden?’

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken