Menu

Premium

6. Toegang ‘alleen voor leden?’

Zie ook

Zacharia 2:10-17

Het beeldscherm van Zacharia’s visoenen gaat even uit. De lezers, de toehoorders van de profeet, worden nu direct aangesproken: “Kom op, verlaat jullie ballingschap! Ik, JHWH, breng jullie in veiligheid, Ik wil weer in jullie stad wonen” (2:10,11,14). In de visioenen ging het over Juda en Jeruzalem in de 3e persoon. God liet via zijn gezant, Zacharia’s tolk en uitlegger, aan zijn profeet beelden zien over de toekomst van zijn volk. De “jullie” waren daarbij een poosje alleen maar publiek. Maar nu zijn ze weer terug, “jullie”, de mensen om wie het begonnen was. Zij werden al aangesproken in hoofdstuk 1, toen God zijn eigen ommekeer naar de toekomst maakte. “Jullie ouders en de profeten van toen zijn er niet meer. Het conflict is uitgewoed, kunnen we nu niet opnieuw beginnen?” (CW15, juli 2015)

Daar hadden de “jullie” toen niet meteen een antwoord op. Sommige vertalingen doen wel alsof die “jullie” zich meteen bekeerden (1:6), maar dat is veel te vroom gedacht en dat staat er ook niet. Dan was het boek Zacharia trouwens na één bladzijde al wel klaar geweest. Nee, het was de vorige generatie, die van de deportaties, die tot inzicht was gekomen. Alleen, dat ging nog over het verleden: de profeten hadden gelijk. Maar hoe snel kan een nieuwe generatie, de “jullie”, weer in de toekomst gaan geloven? Zo soepel gaat dat niet, voor niemand. Dan moet je eerst veel horen en veel te zien krijgen. Dat gebeurt in deze hoofdstukken. Zacharia’s visoenen zijn geen individuele religieuze sensatie, ze hebben een doel en een adres:

10. Kom op jullie, kom op, vlucht weg uit het Noorderland, dat is wat JHWH zegt. Zeker, in de vier windrichtingen heb ik jullie verstrooid, dat is wat JHWH zegt.
11. Kom op, Sion, breng je in veiligheid, jij die in Babel woont.
12. Immers, dit heeft JHWH van de hemelmachten gezegd,
die om zijn glorie mij heeft gezonden naar de volkeren, jullie plunderaars:
“Zeker, wie jullie aantast, tast mijn oogappel aan! (of: ‘zijn oogappel’, CW12, juni 2015)
13. Kijk, ik bedreig hen met mijn macht, zodat ze geplunderd worden door hun eigen slaven.” Dan zullen jullie beseffen dat JHWH van de hemelmachten mij heeft gezonden.
14. Juich en wees vrolijk, ‘dochter van Sion’, want kijk ik kom en dan ga ik in jouw midden wonen. Dat is wat JHWH zegt.
15. En talrijke volkeren zullen zich op die dag bij JHWH aansluiten en zo ‘mijn volk’ worden. Ik ga wonen in jouw midden en jij zult dan beseffen dat JHWH van de hemelmachten mij naar jou heeft gezonden.
16. JHWH gaat Juda als zijn erfstuk in bezit nemen, op heilige grond. Opnieuw zal hij Jeruzalem verkiezen.
17. Heb ontzag, alles wat leeft voor JHWH, want hij is ontwaakt vanuit zijn heilige woning!

Dit stuk is lastig te lezen en moeilijk te vertalen, welke methode je ook kiest. Dat laatste is dan wel weer een opluchting natuurlijk. Vooral over vers 12 en 13 zijn er bijna net zoveel meningen als er bijbelgeleerden zijn. Bijvoorbeeld, wie is degene die zegt, ‘dat hij mij gezonden heeft’? Is dat de profeet Zacharia, of is dat de gezant van God die met Zacharia spreekt? En welke zijn precies de zinnen die God zelf uitspreekt?

Maar het is wel te zien wat er in de teksten op het spel staat. Het zijn eigenlijk allemaal opvallende paradoxen: Sion is de eretitel voor Jeruzalem, maar ze woont nu in Babel. Dat is op de verkeerde plek, dat kan zo niet blijven. Vlucht weg! Maar, vluchten blijkt niet gevaarlijk. Er is een doel. Sion: wees blij (vers 14), want ik ga weer bij jou wonen, zegt God.

Heeft God dan gewonnen en is de vijand vernietigd? Dan komt de echte paradox: als God zijn volk redt, zijn de anderen niet voor altijd verliezers. Waarom zou dat ook moeten? Zeker, er wordt eerst recht gedaan: de plunderaars van toen worden de geplunderden van nu. Dat hebben ze zelf opgeroepen. Maar, bijna in één adem door wordt gezegd (vers 15): talrijke volkeren zullen zich aansluiten bij JHWH. Verliezers, voor het moment, dat wel, maar niet zonder toekomst. Evengoed welkom op de plek waar God zich opnieuw heeft gevestigd. Eigen volk eerst? Ja, bevrijd zijn ze als eersten, maar dan wel om thuis te komen en daar ook plaats te maken voor al die anderen die zich aansluiten, op de plek waar God is gaan wonen.

Een mooi gebaar? De ware humaniteit? Ja, zeker. Alleen, de profeet gebruikt woorden die een paar maten groter zijn. Het gaat er om dat zijn majesteit te zien is als hij de dingen recht zet voor zijn volk. Rechtzetten was Gods nieuwe begin. ‘Besef dat hij mij heeft gezonden’, zegt de profeet, of de gezant van God. Het weidse gebaar van herstel én welkom is niet de goede daad van degene die bezit aan degene die niet bezit. Dat is soms luxe, soms is dat ook het best haalbare voor mensen. Maar dit grote gebaar bij Zacharia komt van God, die een stad herbouwt voor thuiskomers en voor ‘geluk¬zoekers’ samen. God zelf komt daar weer thuis en dat maakt de grond tot heilige grond, zoals vers 16 en 17 zeggen. Je kunt wel iets heilig verklaren en daarmee eigenlijk God dwingen aanwezig te zijn, zoals alle godsdiensten dat steeds weer proberen. Ook goed voor het toerisme en zo. Maar God woont daar niet. Het gaat andersom. Hij had de heilige grond verlaten. ‘Sacrale plechtigheden en onrecht, die combinatie verdraag ik niet.’ (Jesaja 1). En nu komt hij er opnieuw wonen, met een nieuwe generatie en met talrijke gasten. Daar wordt deze grond weer heilig van.

Daar was de nieuwe generatie in Babel nog niet opgekomen en dat duurt ook nog wel even. Maar dat geeft niet, hij begint zelf wel. En ook als hij het weer niet uithoudt op onze heilige plaatsen, komt hij met iets nieuws. Want Hij is God.

Lees het volgende artikel in deze serie: 7. Het kan ook anders

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken