Menu

Premium

8. Vernieuwd en hoopvol

Zie ook

Zacharia 3:6-10

De hogepriester Jozua, opnieuw geïnstalleerd, vertegenwoordigt Gods nieuwe begin met zijn volk. De eerste drie visoenen gingen over een nieuwe ruimte, een hernieuwde stad om te leven. Nu gaat het over een nieuwe omgang tussen God en zijn volk. Het verleden dat tot ondergang en deportatie leidde, moet worden schoongemaakt. Het lijkt op wat wij in onze tijd kennen als het werk van een waarheid- en verzoeningscommissie. Dat werk is het moeilijkste wat er is, dat laat ook dit visioen zien.

God heeft in vers 2 de beroepsaanklager onder de engelen, de Satan, het zwijgen opgelegd. Je moet kwaad en schuld onder woorden brengen, zeker. Maar wij doen hier niet aan afrekenen, want dan is er geen toekomst. Tegenover het grote gelijk, zet God de emotie, de keuze, de koppigheid van de liefde. Er moet geleefd worden.

De hogepriester Jozua kreeg een nieuw, schoon gewaad. De schuld die de priesterkaste aankleefde: veel godsdienst en weinig geloof, is nu zichtbaar verwijderd.

Maar hoe nu verder? Gewoon: niet terugvallen in status, rituelen en diepzinnigheid, maar uitvoeren waar je voor bent aangesteld en uitkijken naar wat God gaat doen.

De gezant van JHWH, de uitlegger van de vorige visioenen, voegt aan de reiniging van het priesterambt nu woorden van God toe.
6. De gezant van JHWH verzekerde Jozua:
7. Als volgt heeft JHWH van de hemelmachten gesproken:
“Als je gaat volgens mijn wegen
en als je mijn opdracht bewaart,
dan mag ook jij mijn huis beheren,
en mijn voorhoven bewaren,
en laat ik jou toe tussen diegenen die hier staan.
8. Luister goed, hogepriester Jozua, jij en je collega’s,
die voor jou zitten, omdat ze mannen van het teken zijn:
Ik ga namelijk mijn dienaar, ‘de afstammeling’, laten komen.
9. Kijk, de steen, die ik ten overstaan van Jozua heb neergezet.
Op één steen, zeven ogen.
Kijk, ik graveer daarop een inscriptie – dat is wat JHWH zegt –
en dan verwijder ik de schuld van dit land, op één dag.
10. Op die dag – dat is wat JHWH zegt –
Zullen jullie elkaar uitnodigen, onder de wijnstok en de vijgenboom.”

De eerste opdracht (vers 7) is gericht aan Jozua in zijn rol van hogepriester. Het gaat over trouw, goed beheer en toegang tot de wereld van God. Dat is een opvallende en hoopgevende combinatie: eerst klinken woorden we die we al kennen van Mozes en de profeten: ‘ga volgens mijn wegen’. Dat is voor een priester niet anders dan voor ‘gewone mensen’. Zijn werk doen zoals het hoort, loopt voor Jozua uit op toegang tot de goddelijke troonzaal. Toegelaten tussen “diegenen die hier staan”. Dat zijn de dienaren uit vers 4. Dit is de ruimte waarin niet met Jozua, maar juist met zijn aanklager was afgerekend, de ruimte waarin de dienaren van JHWH hem zijn nieuwe ambtsgewaad hadden aangetrokken. Daar is hij nu als geheel vernieuwde priester welkom. Daar komt weinig mystieks en liturgisch bij kijken. ‘Brandhout uit het vuur gered’, meer woorden had God niet aan hem besteed (vers 2). Maar in deze troonzaal moet hij immers wel kunnen rondkijken, wil hij zelf overtuigend kunnen vertellen over ‘waarheid en verzoening’. Dat heeft hij daar toch zelf ondervonden?

De woorden van JHWH die daarna worden uitgesproken (vers 8 – 10), zijn gericht aan Jozua en zijn collega’s samen. Gemeenschappelijk krijgen ze te zien wat God gaat doen. De collega’s heten ‘mannen van het teken’. Dat wil kennelijk zeggen dat ze getuige zullen zijn van wat er gaat komen. Een ‘teken’ is een signaal, een aanwijzing dat JHWH aanwezig is in de dingen die gebeuren. Maar de woorden en de beelden die nu volgen, roepen wel veel vragen op. Je kunt ze wel min of meer vertalen, maar wat staat hier nu precies? De geleerden zijn het er niet over eens. We hebben eenvoudig te weinig vergelijkingsmateriaal om deze woorden concreet te maken en daarom gaat de uitleg soms alle kanten op. Gewoon maar toegeven dat we de details niet snappen?

Voor drie dingen vraag JHWH aandacht:

  • Ik laat mijn dienaar komen, die ‘afstammeling’ heet, een nieuwe loot. Die term kennen we uit andere profeten (Jeremia 23: 5). Een nieuwe loot aan het huis van David, die het vernieuwde Israël komt regeren in vrede. Is dat dan Zerubbabel, de tempelbouwer en nazaat van David? (Haggai 2:20-23 en Zacharia 4:6) Of is dat te haastig gedacht en moeten we wachten op de messiaanse tijd van vers 10?

  • Daarna wijst JHWH op de steen die hij vóór Jozua heeft geplaatst, met daarop zeven ogen. Jesaja 28:16 heeft het ook over ‘een steen’ die God plaatst, bedoeld als een fundament van vertrouwen. Of hoort deze steen bij de kledij van de hogepriester (Ex 28)? De zeven ogen worden opnieuw genoemd in het volgende visioen, 4:11, als uitleg van de zeven lampen op de menora.

  • Tenslotte spreekt God over een inscriptie die hij op de steen aanbrengt. Maar we hebben geen idee van wat daar eigenlijk kwam te staan.

Helder is wel waar deze ‘tekenen’ op uitlopen in het slot van vers 9. Als laatste van Gods acties gebeurt hier met ‘dit land’ (de tempel en omgeving?) wat al eerder met Jozua was gebeurd (vers 4): de schuldenlast wordt verwijderd. Op één dag, staat er. Die dag, belooft vers 10, is het begin van de heilstijd, die wordt omschreven op de manier die we al eerder bij de profeten hadden kunnen lezen (Micha 4:4). Jullie, Jozua en zijn collega’s, zullen elkaar uitnodigen onder de wijnstok en de vijgenboom. Het ultieme beeld van vrede. Is dat ook ‘die dag’ die wordt aangekondigd in Zacharia 2:15, waarop talrijke volken zich zullen aansluiten bij Gods volk? (CW 24).

Of waarheid- en verzoeningscommissies in onze tijd zover kunnen komen, dat is maar de vraag. Maar als mensen daar toch aan durven beginnen, mag je dan niet zeggen dat zulke pogingen een teken zijn van wat God in gedachten heeft, nog steeds? Gretige aanklagers tot zwijgen brengen, schuld reinigen en vrede laten ervaren, wie zou dat anders moeten voltooien?

Lees het volgende artikel in deze serie: 9. Wat stelt dit voor?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken

Lid worden