Menu

Premium

Aardbeving

Dagelijks vinden er vele aardbevingen plaats. Meestal zijn die zo licht dat zij nauwelijks opvallen. Enkele zijn wat zwaarder en trekken even de aandacht. Een paar keer per jaar zijn de bevingen zo krachtig dat zij sporen van verwoesting achterlaten en slachtoffers maken. Dan schrikken we ervan op en de tv-beelden raken ons. Aardbevingen weten wij te verklaren. Zij ontstaan wanneer delen van de aardkorst verschuiven, veroorzaakt door materiestromen in de aardmantel.

Hoe anders beleefden de mensen in de oudheid dit verschijnsel! Zij verbonden veelal de aardbeving met een goddelijk ingrijpen. Zij wisten niets van onderaardse verschuivingen en stromingen. Voor hen was de beving vooral een religieuze gebeurtenis. Tegen die achtergrond lezen we de bijbelse teksten over dit verschijnsel.

Grondtekst

Het Hebreeuwse woord ra’asj, ‘beving, trilling, dreun’, komen we in de betekenis van aardbeving tegen in 1 Koningen 19:12; Jesaja 29:6; Ezechiël 3:12-13; 38:19; Amos 1:1; Zacharia 14:5. Soms gaat de beving gepaard met lawaai, qol (Jes. 29:6; Ez. 3:12-13). Het werkwoord met dezelfde stam, in verbinding met ‘èrèts, ‘land, aarde’, doelt op het beven of trillen van de aarde; in die zin komt het tienmaal voor (2 Sam. 22:8; Jes. 13:13). Het beven van de bergen is nauw verwant aan het beven van de aarde (Jer. 4:24; Nah. 1:5; Ps. 46:4). Het Oude Testament kent nog andere werkwoorden die doelen op het beven der aarde: ragaz, waarin de notie siddering en woede voelbaar is (1 Sam. 14:15; Joël 2:10; Am. 8:8; Ps. 77:19; Spr. 30:21); moeg, met de nadruk op het aspect ‘schudden, in beweging brengen’ (1 Sam. 14:15-16; Am. 9:5; Hab. 3:6; Ps. 75:4); moet, ‘wankelen’, steeds in poëtische literatuur (Ps. 60:4; 82:5; 93:1; 96:10; 99:1; 104:5; 1 Kron. 16:30); chiel, ‘beven’ (Ps. 97:4); zalal (Richt. 5:5; Jes. 64:2).

In het Nieuwe Testament treffen we seismos, ‘aardbeving’, aan in overwegend apocalyptische teksten (Mat. 24:7; 27:54; vgl. 57:51; 28:2; Mar. 13:8; Luc. 21:11; Hand. 16:26; Op. 6:12; 8:5; 11:13,19; 16:18). Dat wil zeggen: het verschijnsel is gekoppeld aan de crisis van tijd en wereld. (Dit Griekse woord vinden we terug in hedendaagse woorden als seismograaf en seismometer, instrumenten om de aard en duur van bevingen te registreren.)

Letterlijk en concreet

a.Voor de bijbelse mens is de aardbeving eenervaringsgegeven. Niet alleen maken we dat op uit opgravingen, maar we beschikken ook over teksten die daarvan spreken. Het boek Amos dateert het optreden van de profeet met de zinsnede ’twee jaar vóór de aardbeving’. Kennelijk heeft die beving grote indruk gemaakt. Zelfs eeuwen nadien, in de dagen van Zacharia, spreekt men er nog van (Zach. 14:5). Ook Josefus verwijst naar een grote aardbeving, rond 30 v.Chr. (Joodse Geschiedenis, XV, 121).

b.In de bijbel verschijnt de aardbeving bijna nooit als gewoon feitelijke mededeling. Ook al zou zij daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, de nadruk ligt telkens op de theologische betekenis. Aldus is het denkbaar dat er rond het sterven en opstaan van Jezus aardschokken zijn geweest (Mat. 27:51,54; 28:2). Maar we doen de tekst tekort, als we niet over die eventuele letterlijke betekenis heenkijken.

Beeldspraak en symboliek

a.Naar het besef van de mensen in de bijbel is de aardbeving geen natuurverschijnsel zonder meer. Zij geldt als de zichtbare uitdrukking van Gods onbeperkte macht. De aardbeving doet de mens uitroepen: Gods grootheid kent geen grenzen! Vaak gaat de beving gepaard met andere natuurverschijnselen zoals vuur, bliksem, donder, hagel en storm (2 Sam. 22:8-9; Op. 11:19). God heerst over de natuur. Alle verschijnselen staan Hem ten dienste. Hij schakelt de natuur in bij het voltrekken van zijn plannen. De aardbeving vervult de mens met ontzag voor de Eeuwige en maakt hem bewust van zijn kwetsbaarheid en afhankelijkheid.

b.De aardbeving (en de daarmee samenhangende beving van bergen) gaat veelal vooraf aan de goddelijke verschijning. De natuur reageert op de aanstaande verschijning van God (Ps. 68:8-9). In die zin verbeeldt zij de aankondiging van de komst van de Heer. En de bijbelse mens gelooft steevast bij het trillen van de aarde: Hij nadert ons! Telkens laat Hij daarbij zien wie Hij is en vooral wat Hij van de bewoners der aarde verwacht. Hij komt om zijn wil te openbaren, zoals bij de gave van de Tora op de Sinai (Ex. 19:18). Des te opvallender is 1 Koningen 19:11-12, waar we lezen dat de Heer niet in de aardbeving is, noch in storm en vuur. Daaruit mogen we opmaken dat de verschijning van de Heer telkens weer de gebruikelijke kaders te buiten gaat.

c.De aardbeving dient ook als teken van Gods boosheid over het kwaad van mensen en volken, wat niet zonder gevolgen blijft (Jes. 5:25; Nah. 1:5; Ps. 18:8). Hier komt de vernietigende kant van Gods komst naar voren. In dat geval jaagt de beving enorme schrik aan (1 Sam. 14:15).

d.De aardbeving als voorbode van het einde van de wereld, van de wereldtijd zien we meer dan eens. Zoals de openbaring van de Heer in het begin met kosmische verschijnselen gepaard gaat, zo zullen aardbevingen het einde, de dag van de Heer, kenmerken. De aardbeving kondigt de wereldcrisis aan. Zij symboliseert de eindigheid van het oude en tevens doet zij beseffen dat er door de crisis heen een nieuw bestaan komt. In zekere zin betekent de aardbeving terugkeer naar de chaos, naar het ‘woest en ledig’ van voor de schepping. Aan alle onderdrukking, onmenselijkheid en machtswellust komt een einde. Zo kan zij schrik (voor de een) en hoop (voor de ander) oproepen. Eveneens beeldt de bevende aarde uit dat vernieuwing van het leven vaak alleen plaats kan vinden als het oude wordt afgebroken. De aardbeving is een breuk (!) tussen oud en nieuw. Zie onder andere Ezechiël 38:19-20; Marcus 13:8; Openbaring 6:12; 8:5. Eens zal er een tijd aanbreken dat God de aarde dusdanig zal bevestigen, dat bevingen tot het verleden behoren (Ps. 93:1; 96:10). Met andere woorden: de afwezigheid van de aardbeving is tijd van heil en geluk.

e.In het Nieuwe Testament komt de aardbeving behalve in het kader van de eindtijd op nog enkele bijzondere momenten naar voren. Matteüs vertelt dat de aarde beefde bij de kruisdood en de verrijzenis van Jezus (27:51,54;28:2). Dit kosmische verschijnsel beklemtoont de betekenis van deze momenten. In Jezus’ dood voltrekt zich het oordeel, in zijn opstanding de vernieuwing. Hiermee verbindt hij Jezus’ komst met de verschijningen van de Heer in het Oude Testament. In dit buitengewone godskind manifesteert zich de Eeuwige tot bevrijding van de wereld. Kruis en verrijzenis zijn om zo te zeggen geen incidenten.

Op nog een ander moment breekt het oudtestamentische gedachtegoed van de aardbeving door. Tijdens de gevangenschap van Paulus en Silas in Filippi vindt er een aardbeving plaats. Het gevolg is dat wat gesloten is, opengaat (Hand. 16:25). Deze aardbeving overstijgt de letterlijke betekenis. Zij symboliseert crisis voor de een en bevrijding voor de ander. Impliciet zien we hier het kruis- en opstandingsmotief.

f.In Psalm 60:4 vergelijkt de klagende geloofsgemeenschap haar miserabele toestand met een aardbeving. De gemeenschap voelt zich door elkaar geschud. Zij zit vol barsten en breuken. Aldus dient de aardbeving als beeldspraak van verlatenheid en wanhoop.

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 18; 29; 46; 77; 97; 104; 114; Gezang: 12; 35; 195; 213; 278; 300; Evangelie I: 49; 50; Gezegend: 80; 206; Zingend V: 36; VI: 33; 68; 90.

b.Poëzie:

Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 36: ‘Dag van oordeel’; 205: ‘Het gericht’. Ankie Peypers, Letters van een naam, Baarn 1985, blz. 52: ‘Bodem’. J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten, Amsterdam 199817, blz. 516: ‘Verval’.

c.Verwerking:

Anders dan de bijbelse mens zien wij niet onmiddellijk de hand van God achter aardbevingen. Voor ons is dit, los van geloven, een verklaarbaar natuurverschijnsel dat op bepaalde plaatsen van de aardkorst vaak voorkomt. In onze tijd kunnen we met moderne meetapparatuur zelfs aardbevingen min of meer zien aankomen. De thema’s die de aardbeving in de bijbel aandraagt, behoren echter wél tot onze beleving: crisis, chaos, vernieuwing, ontzagwekkendheid, leven dat heen en weer geslingerd wordt. Om die begrippen verstaanbaar te maken in onze tijd, zullen we eigentijdse beelden moeten scheppen om hetzelfde tot uitdrukking te brengen. Welke concrete dingen in ons bestaan zouden we kunnen aanwenden om de komst van de Heer als crisis en vernieuwing uit te beelden?

Verwijzing

De aardbeving is een natuurverschijnsel dat verwant is aan verschijnselen als ‘bliksem‘, ‘donder‘, ‘vuur‘, ‘wind‘ (storm) en ‘hagel‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken