Alverzoening maakt God groter

Het einde van de hel door Reinier Sonneveld was de afgelopen maanden waarschijnlijk het meest besproken theologische boek. Sommige recensenten noemden het ‘misleidend’ (Reformatorisch Dagblad), anderen juist ‘hoopvol’ (Nederlands Dagblad).
Reinier Sonneveld zet zich in Het einde van de hel scherp af tegen de visie dat niet-christenen eeuwig in een hel worden gestraft, en houdt een gloedvol pleidooi voor universalisme of alverzoening: er zal in een hiernamaals recht worden gedaan, maar uiteindelijk zal iedereen zich verzoenen en alle wonden zullen genezen.
Op initiatief van enthousiaste lezers en Stichting In Perspectief werd op 21 juni in Amersfoort een congres georganiseerd om deze oude visie te onderzoeken. Diverse bekende sprekers uit de breedte van het Nederlandse christendom zullen alverzoening tegen het licht houden en er is veel gelegenheid tot gesprek. Hieronder kun je de bijdrage (na)lezen van Reinier Sonneveld. Dit is deel twee van de bijdrage, lees hier deel 1.
Gezonde theologie is ‘traditioneel’ (criterium 4)
Want, dat is het vierde criterium: gezonde christelijke theologie kent een waardige traditie. Als we het over dezelfde God willen hebben als waar Jezus tweeduizend jaar geleden over sprak, dan staan we uiteraard open voor nieuwe ideeën, maar zijn we daar wel voorzichtig in.
Dus als infernalisten opeens halverwege de twintigste eeuw iets nieuws over de hel gaan beweren, namelijk dat mensen daar uit vrije wil voor kiezen en dat zij zelf de poorten van de hel van binnen uit dichthouden – C.S. Lewis maakte dat idee populair – dan zijn we sceptisch. Want wat voor vreemd nieuw idee over vrijheid is dat plotseling? Mensen die zichzelf te gronde brengen en hun omgeving daarin meeslepen, die vonden we toch in hoge mate onvrij? Past dit nieuwe idee over de hel niet wat al te goed bij onze twintigste eeuw waarin vrijheid eigenlijk verabsoluteerd werd? Want vrijheid doet er zeker toe, maar hoe zou onze vrijheid het van Gód kunnen winnen? Ik ben bij een schaakspel ook heel vrij, maar ik win het toch nimmer van Magnus Carlsen.
Alverzoening heeft een lange, waardige traditie. Waarschijnlijk de meerderheid van de vroege christenen was alverzoener. Ik citeer in mijn boek de enige passages die bekend zijn, drie stuks, waarin kerkvaders zelf een inschatting maken van hoeveel alverzoeners er in hun tijd zijn en zij beklagen zich er dan over dat het er zo veel zijn, ze hebben het over ‘de meesten’. Grote denkers onder hen waren alverzoener, de eerste grote theologen waren het – Paulus van Tarsus natuurlijk, maar goed, dat wordt bediscussieerd, maar in elk geval Clemens, Origenes, Gregorius van Nyssa en velen met hen. Let op, vooral de Grieksprekenden, die dus de betekenis van aionios begrepen. Het zijn de kerkvaders die nauwelijks Grieks kenden, zoals Tertullianus en Augustinus, die hun culturele bagage projecteerden in de Bijbel.
Want die eeuwige kwellingen, die kenden ze al lang, namelijk uit de heidense mythologie, in de verhalen over de Hades, het dodenrijk – Sisyphus die zijn steen steeds maar de berg op moet rollen, Tantalus die eeuwig nét niet bij de vrucht kan, Prometheus wiens lever er dagelijks uit wordt gepikt en dan weer aangroeit. Ten opzichte daarvan klinkt infernalisme wat al te bekend en niet als goed nieuws, eerder als oud nieuws. Net als tegenwoordig overigens, we horen overal hoe andersdenkenden worden afgeschreven, moeten we dat nu echt nog in onze theologie en preken gaan herhalen? Is dat goed nieuws?
Alverzoening werd in deze eerste vijf eeuwen niet verketterd – ook al wordt dat keer op keer beweerd, dit is een historische onjuistheid – terwijl dat prima had gekund, er werd zoveel verketterd in die tijd. Maar de alverzoeners deden volop mee aan de grote concilies en waren zeer gerespecteerd. En, voor alle duidelijkheid, zij waren allerminst vrijzinnig en zeker geen softies als het gaat over Gods oordeel. Zij dachten vooral heel groot over God. God zal het niet tolereren dat het kwaad tot in alle eeuwigheid blijft bestaan.
Gezonde theologie kent goede vruchten (criterium 5)
Kortom, als infernalisme al binnen de criteria voor gezonde christelijke theologie moet vallen, dan toch zeker alverzoening. Alverzoening verdient een gerespecteerde plek binnen de kerken. Zie ook het laatste criterium voor gezonde christelijke theologie: die kent goede vruchten. Want vruchten zeggen iets over de boom.
Bij die vruchten is mijn boek begonnen: hoe ik mensen heb zien lijden onder de doempreken van de zware dominees en voorgangers, hoeveel die kapot maken, week in week uit, in naam van God. Depressies, nachtmerries, onvrijheid, dwanggedachtes, uitstoting, het is verschrikkelijk. En als ik dat soort vruchten zie, dan vormt zich spontaan enig vermoeden over hoe het staat met de boom. En als ik vervolgens hoor hoeveel vrijheid mensen kunnen ervaren, als ze de mogelijkheid van alverzoening tot zich door laten dringen, ja, dan denk ik ook wel iets over díe boom.
Alverzoening is uiteindelijk een grote oproep om hier en nu te beginnen met het herstellen van relaties en verwondingen, in het besef dat we daar niet volledig in zullen slagen, maar dat God daar wel in bezig is en het uiteindelijk zal voltooien, in de apokatastasis, in het herstel van alle dingen, als hij ‘alles in allen’ is. God laat de wonden niet voor eeuwig open, God laat het onrecht niet tot in eeuwigheid bestaan, maar we kunnen vrijuit over hoop spreken, over echt goed nieuws, zonder meel in de mond, zonder apen die uit de mouw moeten komen…
Een belangrijke traditie heet ‘hoopvol’ universalisme en spreekt vooral de hoop uit dat de hel uiteindelijk leeg zal zijn
Ik noemde al even Rwanda. De fotograaf Pieter Hugo maakte een prachtige serie met telkens een koppel van twee mensen, een moordenaar, soms een massamoordenaar, en diens slachtoffer, iemand die het net heeft overleefd of iemand wiens familie door die ander is omgebracht. Zij hebben verzoening gezocht met elkaar en gevonden.
Wat mij betreft laat dit zien wat God al doet in dit leven en hoeveel te meer in het volgende. Als je wilt weten wat mijn diepste motivatie is om te geloven in alverzoening, dan zijn het dit soort verhalen. Dít is goed nieuws, dít is hoop. Dit zijn plaatjes van het koninkrijk van God, hier en nu, en tot in eeuwigheid.
Of alverzoening te stellig is
Ben ik hier niet veel te zeker in? Ben ik niet veel stellig dat uiteindelijk iedereen bij God zal komen? Dat is de opmerking die ik regelmatig terugkrijg.
Nu zijn er alverzoeners in soorten en maten. Een belangrijke traditie heet ‘hoopvol’ universalisme en spreekt vooral de hoop uit dat de hel uiteindelijk leeg zal zijn. Als ik voor mezelf spreek, ik ben er minder zeker van dat er überhaupt een God bestaat en dat hij rechtvaardig en almachtig is – ik denk dat niemand daar volkomen zeker in kan zijn, we noemen het geloof – dan dat áls hij bestaat en inderdaad rechtvaardig en almachtig is, dat hij niet mensen eeuwig zal afschrijven.
We moeten terughoudend zijn in onze uitspraken over God, maar er is zoiets als overdreven bescheidenheid. Laat ik dat vergelijken met mijn vrouw. We kennen elkaar nu bijna een kwart eeuw, dus ik denk dat ik haar een beetje ken. Ik zal daar uiteraard voorzichtig in zijn, want ik kan niet in haar hoofd kruipen, maar we spreken elkaar dagelijks, vaak uitvoerig, dus ik kan wel degelijk vermoedens uitspreken over haar karakter en wat ze wel en niet zal doen. Het zou bijvoorbeeld absurd zijn om te zeggen: ‘Ja, ik ken haar wel als een heel liefdevol en oprecht iemand, maar dat weet ik natuurlijk niet zeker, dus ik moet de mogelijkheid openhouden dat ze onder ons huis een paar lijken verborgen houdt.’
Dat zou niet alleen absurd zijn, maar ook een grove belediging voor haar, en een brute miskenning van alles hoe ze zich heeft betoond.
Zo is het met God. In de mate dat onze uitspraken over God enige betekenis hebben, moeten we die ook serieus nemen en kunnen ons niet, zodra we kritische vragen krijgen, plotseling op een vluchtheuvel van nederigheid terugtrekken. Als de dominee die hele preken vol weet over God, maar als iemand vraagt of een eeuwige hel wel rechtvaardig is, plotseling ‘het oordeel aan God laat’…
Want natuurlijk is dat oordeel aan God, hij is de rechter, een beeld dat de Bijbel soms voor de overgang naar de Komende Wereld gebruikt. Maar we kunnen wel iets van dat oordeel verwachten. Om het weer met mijn vrouw te vergelijken, zij geeft les aan een kunstacademie en het oordeel over het werk van haar studenten is aan haar. Zij is daarin ‘rechter’. Maar ik ken haar beetje, en als ik dan het werk van die studenten zie, kan ik wel wat verwachten over haar oordeel, ik kan daar vermoedens over uitspreken.
Zo is het ook met God. Natuurlijk, hij oordeelt. Maar alles wat we over hem weten, of vermoeden, wijst erop dat hij iedereen verzoening en herstel gunt. Dat is het grote patroon in de Bijbel. Dan mogen we dat verwachten. En zoals het een grove belediging voor mijn vrouw zou zijn, als ik de mogelijkheid zou openhouden dat zij een paar lijken onder ons huis verstopt houdt, zo is het een grove belediging voor God om te zeggen: tegen alles wat we van u weten in, denk ik toch, of houd ik zelfs maar de optie open, dat u mensen eeuwig verloren laat.
Alverzoening en de kruisiging
Ten slotte, verkleint alverzoening niet de betekenis van Christus? Als het toch sowieso automatisch met iedereen wel goed komt, waarom is hij dan nog gestorven en opgestaan?
Ik denk dat deze vraag berust op een misverstand. Het komt volgens alverzoening niet ‘sowieso automatisch’ goed met iedereen. Daar is Christus nog steeds voor nodig. Het grote verschil met infernalisme is dat hij daar ook in slaagt. Een alverzoener kan nog steeds zeggen dat Christus mensen redt uit een eeuwige hel, maar dat lukt hem ook in alle gevallen! Dat maakt zijn werk dus nog veel groter.Om een vergelijking te maken met Magnus Carlsen – als hij op een toernooi alle wedstrijden heeft gewonnen, betekent dat niet dat hij ‘sowieso automatisch’ wint. Die wedstrijden zijn reële wedstrijden, hij moet daar echte moeite voor doen, hij moet dat serieus voorbereiden – alleen, ja, hij is echt de beste en dus wint hij alles.
Zo is het met Jezus. Ja, hij zal alle wedstrijden winnen, hij is namelijk de grootste, Deus semper maior, maar dat betekent niet dat zijn werk daarmee kleiner wordt, juist groter: het zijn echte geschiedenissen met mensen die hij gaat, die mensen stribbelen echt tegen en kunnen echt hun best doen niet bij hem te horen, alleen ja, Deus semper maior, God zal winnen uiteindelijk, en niet in verreweg de meeste gevallen verliezen, zoals het infernalisme meent.
Daarom kies ik, uiteraard met alle beperkingen als mens, voor alverzoening. Ik lees het overal in de Bijbel, het past verreweg het beste bij hoe ik de Christus heb leren kennen, het maakt God groter, en het heeft goede vruchten in concrete mensenlevens.
Reinier Sonneveld is afgestudeerd theoloog (TU Kampen) en scenarioschrijver. Hij publiceerde o.a. ‘Het vergeten evangelie’ (over de betekenis van de kruisiging), ‘De stilte van God’ (over geloofstwijfel) en ‘Het einde van de hel’ (over alverzoening). Ook schreef hij diverse romans en kinderboeken.
Reinier Sonneveld, Het einde van de hel. Waarom niemand wordt afgeschreven. Uitgeverij Kokboekencentrum, Utrecht. €23,99. 288 pp. ISBN 9789043542326