Menu

Premium

13.4. Wat de Heilige Geest geeft

Zie ook

Heidelbergse Catechismus

Vraag 55: Wat verstaat u onder de gemeenschap der heiligen?

Antwoord: Ten eerste dat de gelovigen gezamenlijk en ieder afzonderlijk als leden deel hebben aan de Here Christus en al Zijn schatten en gaven. Ten tweede dat ieder zich verplicht moet weten om zijn gaven bereidwillig en met vreugde tot nut en zaligheid van de andere leden te gebruiken.

Verder komen de gaven van de Geest aan de orde in vraag en antwoord 51: Christus giet door Zijn Heilige Geest hemelse gaven in ons uit. In artikel 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis staat dat iedere gelovige de opbouw van de gemeente dient met de gaven die God heeft verleend. In de Dordtse Leerregels, hoofdstuk II, artikel 8 wordt beleden dat Christus door Zijn dood voor Gods kinderen de ‘reddende gaven van de Heilige Geest’ heeft verworven.

Relatie van het thema tot het hoofdthema

Bij het nadenken over het werk van de Heilige Geest kan aandacht voor wat Hij geeft niet ontbreken. Na de aandacht voor het geloof in (13.1) en de vrucht van de Geest (13.2), wordt opnieuw de zeer persoonlijke betrokkenheid van de Geest bij de kinderen van God duidelijk. Het zijn de ‘uitingen’ van de Geest (1 Kor. 12:1). In Zijn gaven laat de Heilige Geest Zich heel concreet zien. In deze schets gaat het niet over het geloof of de gemeenschap als gaven, of over de middelen die de Geest gebruikt. Het eerste deel van vraag en antwoord 55 (over de gemeenschap) komt uitgebreider aan de orde in de schetsen over de kerk. We concentreren ons op de geschenken die de Geest persoonlijk geeft, de ‘gaven van de Geest’.

De leefwereld van de hoorder

In onze wereld is veel aandacht voor de gaven die mensen hebben. Het is mooi om te horen dat de bijbelse woorden ‘gaven’ en ‘talenten’ ook buiten de kerk volop worden gebruikt. Vaak gaat het daarbij om bijzondere eigenschappen: een muzikaal talent, de gave van het spreken. Maar ook ‘gewone’ eigenschappen worden zo benoemd: de gave van het luisteren, een talent voor computers. Het zijn mogelijkheden die een mens heeft gekregen door geboorte (genetisch bepaald) of door ontwikkeling (opvoeding, omgeving, scholing). Deze mogelijkheden liggen niet vast: je kunt nieuwe gaven ontdekken en bestaande mogelijkheden kwijtraken. Buiten de kerk wordt overigens niet gevraagd naar de Gever van alle mogelijkheden.

Jongere en oudere gemeenteleden worstelen met het benoemen van hun gaven. Soms zien ze hun mogelijkheden niet, soms voelen ze zich niet gewaardeerd, soms ervaren ze het als arrogant om te zeggen wat ze kunnen. Regelmatig zoeken mensen naar hun plek in de gemeenschap van de kerk. De een wordt altijd gevraagd, terwijl een ander nooit in beeld komt.

Met het oog op de tieners

In de maatschappij wordt in de hogere beroepen veel ruimte gegeven aan individuele capaciteiten en ambities. Door het sterke accent op het ontwikkelen van de sterke kanten, komt het perspectief van het ontvangen van gaven minder aan de orde. Het inzetten van gaven ten nutte van de ander krijgt dan ook geen nadrukkelijke plaats.

Met het oog op de kinderen

In opvoeding en onderwijs is veel aandacht voor ‘waar je goed in bent’. Ofwel: voor de gaven die elk kind heeft. Kinderen leren elkaar complimenten geven en waarderen: iedereen kan wel iets. Ze krijgen daarmee inzicht in hun eigen sterke kanten. Als de bijbehorende bescheidenheid en beperkingen niet in beeld komen, leidt dit tot hoogmoed, en tot ontmoediging van die kinderen die het gevoel hebben steeds maar weer te moeten presteren. In het onderwijs is een trend naar meer aansluiting bij persoonlijke mogelijkheden (adaptief onderwijs), maar dat stuit vaak weer af op klassensystemen of competentieprofielen.

Uitleg

Een christologische inbedding is van groot belang bij het nadenken over de gaven van de Geest. Het is van belang om het oorspronkelijke woord ‘charismata’ te laten staan: genadegaven. Dat betekent dat er een verbinding is met de gekruisigde Christus. Wie dat niet erkent, loopt het risico dat ze zich loszingen van Christus. Ze vormen dan een aanleiding voor egocentrisme, jaloezie en adoratie van mensen.

Ook de ‘gewone’ mogelijkheden die een mens heeft door geboorte en ontwikkeling, hangen samen met Gods genade in Jezus Christus. De talenten van ongelovigen kunnen we verbinden aan Gods algemene genade (Kuyper) of Gods genadige weerhouding van het kwaad (Schilder). In alle gevallen geldt dat we mogen genieten van de mogelijkheden die God aan mensen geeft. Voor gelovigen komt erbij dat we in de veelheid en variatie aan talenten oog krijgen voor de rijkdom van de Heer.

Verder manifesteert Christus Zich in de gaven als de Herder die voor Zijn kudde zorgt en haar toerust voor het leven en samenleven. De geschonken gaven zijn onmisbaar om gemeente te zijn. Het doel van elke gave is dat het lichaam van Christus wordt opgebouwd in liefde, en dat mensen in woord en daad getuigen worden van het Evangelie. De gaven vallen zo binnen de missie van de Geest: de erkenning van Jezus Christus als Heer en de opbouw van Zijn gemeente.

Het woord ‘charisma’ is in het Nieuwe Testament rijk geschakeerd en niet eenvoudig te systematiseren (zie Conzelmann in TWNT, of Ridderbos in Paulus, Kampen, 1966). We kunnen ook de synonieme uitdrukkingen erbij betrekken (pneumatika, diaconiai, energemata). Toch gaat het in de meeste teksten om bijzondere capaciteiten die de Geest geeft met het oog op de opbouw van en onderlinge dienst in de gemeente (Rom. 12; 1 Kor. 12). Hierin gaat het niet alleen om allerlei werkingen en bekwaamheden, maar zelfs om personen die als gave van Christus worden gezien (Ef. 4). In het charisma ligt een basislijn voor de bijbelse visie op de ambten, door Calvijn ‘de organen van de Geest’ genoemd.

De vertaling ‘persoonlijke mogelijkheden of capaciteiten’ is daarom veel te mager om het rijke spraakgebruik van de Bijbel te omvatten. Het klinkt – typisch westers – als iets wat een mens ‘bezit’ en ‘kan’. Maar er ligt in het bijbelse spreken over ‘gaven’ een diepere dynamische en geestelijke klank. Het is onmogelijk om een definitie te geven van gaven van de Geest. Het is ook onvruchtbaar om een onderscheid aan te brengen tussen ‘natuurlijke’ gaven (die ieder mens meekrijgt door geboorte en ontwikkeling) en ‘bovennatuurlijke’ gaven, die een mens krijgt door de wedergeboorte (zoals in charismatische kring wordt benadrukt).

Wat voor alle charismata geldt, is de re-creatuurlijke aard en het diaconaal karakter: de Geest heiligt en mobiliseert mogelijkheden van een mens ten dienste van de gemeente en de voortgang van het Evangelie. Hierbij wordt een mens niet gedepersonaliseerd, maar compleet ingeschakeld.

In het Oude Testament wordt de bijzondere kunstvaardigheid van Bezaleël en Aholiab toegeschreven aan de Geest (Ex. 31), evenals het inzicht van de landbouwer (Jes. 28). Dit betekent niet dat alle wetenschap, kunst en ambacht aan de Geest verbonden kan worden, maar het maakt wel duidelijk hoe praktisch de Geest werkt. In het Nieuwe Testament is de aandacht voor het werk van de Geest groter. ‘Overvloed’ is een kernwoord van het nieuwe verbond. Elke poging om een afgesloten gavenlijst samen te stellen, verbonden aan een gaventest, doet tekort aan de rijkdom en variatie van dit werk van de Heilige Geest. Overigens kan een rondgang door de Bijbel wel inspirerend werken.

De bijzondere geestesgaven van genezing, tongentaal en profetie hebben aanleiding gegeven voor veel discussie over de vragen wat ermee bedoeld wordt en in hoeverre die vandaag nog te verwachten zijn. Van den Brink en Van der Kooi (CD, p. 461 vv., p. 477 vv.) waarschuwen tegen isolering van deze gaven en tegelijk tegen een ‘streeptheologie’: alsof de Geest deze gaven nu niet meer zou geven. Van Genderen en Velema (Beknopte gereformeerde dogmatiek, p. 637 vv.) namen afstand van de achterliggende theorie van de second blessing. Het ligt voor de hand dat de pinksterbeweging hier een ander perspectief op geeft (zie Duffield en Van Cleave, Woord en Geest).

Relevantie van het thema

Bij een ‘gave’ is sprake van een ‘gever’. Dit betekent dat we Iemand kunnen danken voor onze eigen mogelijkheden en die van een ander. We stellen ons ontvankelijk op voor wat Christus door de Geest uitdeelt. Daardoor letten we meer op wat we wel krijgen en minder op wat we niet hebben. Dit bevrijdt van verwachtingen en claims. Dat scheelt veel teleurstellingen en frustraties. Gaven zijn immers geen verplichtingen voor iedere gelovige (zoals de christelijke deugden dat wel zijn), maar cadeaus van Christus. Dit geldt ook voor de ambtsdragers die Christus schenkt (!) aan Zijn gemeente.

Twee aspecten zijn nodig om de menselijke capaciteiten als gaven van de Geest te laten functioneren: de re-creatuurlijke aard (oude en nieuwe mogelijkheden van mensen worden geheiligd door de Geest), en het diaconaal karakter (onze vermogens zijn bedoeld om Christus en Zijn gemeente te dienen). Zo functioneren ze als charismata. De grote verscheidenheid aan menselijke mogelijkheden draagt bij aan de gemeenschap. Paulus gebruikt hiervoor het prachtige beeld van het ene lichaam met de vele noodzakelijke en verschillende leden (1 Kor. 12).

De verscheidenheid aan gaven die in de Bijbel voorkomt, maakt verwonderd over het concrete en persoonlijke werk van de Heilige Geest. Naast bijzondere gaven gaat het bijvoorbeeld ook om gaven van besturen, onderwijzen, troosten en uitdelen. Wie zulke gaven niet heeft, kan de bijbehorende taken dus ook beter niet gaan doen! We moeten dus zorgen voor een eerlijk beeld van onze sterke en zwakke kanten. Ieders unieke persoonlijkheid met de eigen mogelijkheden en beperkingen wordt door de Geest ingeschakeld: als christen hoeven we niet aan een model te voldoen, geloof vraagt niet om bepaalde basiscompetenties en er is geen rangorde in gaven. We moeten ons overigens niet blindstaren op de mogelijkheden die voorhanden zijn: ‘God roept niet altijd de meest bekwame mensen, maar bekwaamt de geroepen mensen’ (bron onbekend).

Aandacht voor de gaven van de Geest kan gemakkelijk leiden tot een positivistische, triomfalistische of optimistische sfeer. Toch ligt dat meer in de benadering dan in het onderwerp zelf: daaruit blijkt een humanistische focus op de persoonlijke talenten van de mens. Maar het gaat om genadegaven die de Geest geeft om Christus en de gemeente te dienen. Gaven die de gemeente hard nodig heeft om in deze wereld het Evangelie te bewaren en te verspreiden. Ze zijn geen luxe, maar noodzakelijk voor de voortgang van het Koninkrijk. Daarom kondigt Jezus aan dat er verantwoording afgelegd moet worden (Luk. 19).

Voor gemeenteopbouw wordt vaak gekeken naar de noodzakelijke functies, commissieleden en vrijwilligers. Vervolgens wordt van hen alles verwacht. Als er mensen aftreden, moeten de vacatures weer worden ingevuld. Het verdient aanbeveling om dit perspectief om te draaien en te kijken vanuit de gaven die de Geest aan ieder geeft. Waar kun je jouw gave inzetten? Het is niet verkeerd om bij nieuwe gemeenteleden de vraag te stellen: ‘Wat kan de gemeente van je verwachten?’

Met het oog op de tieners

Er is veel aandacht voor capaciteiten van scholieren en studenten en de competenties die ze moeten hebben. In onze samenleving wordt hieraan gewerkt door langdurige scholing en permanente educatie. De persoonlijke aanleg (bijvoorbeeld een ‘talenknobbel’) is mede bepalend voor beroepskeuze en levensloop. Het bijbelse spreken over gaven van de Geest geeft een nieuw perspectief op persoonlijke mogelijkheden. Niet elke aangeboren knobbel functioneert ook als een genadegave. Het hangt ervan af hoe de mogelijkheden worden ingezet.

Jongeren zijn sterk bezig met het ontdekken van hun mogelijkheden en beperkingen, hun voorkeuren en toekomst. Het is goed om te benadrukken dat persoonlijke talenten gegeven zijn met een bedoeling: de Heilige Geest wil hun ‘natuurlijke’ gaven heiligen en in dienst stellen van Gods Koninkrijk. Dat betekent dat zij ze gebruiken in lijn met de Gever: dankend en biddend. Dit sluit niet uit dat ze hun mogelijkheden ook door training en studie tot ontwikkeling brengen. Hierin moet ieder mens keuzes maken: Wat breng je wel tot ontwikkeling, wat niet? Mag het geloof hierin ook een motief zijn?

Daarnaast zullen de jongeren tegen wil en dank ook hun beperkingen ontdekken. Dat is soms moeilijk te accepteren. Misschien dat de Heer hen op deze weg wil helpen om te ontdekken dat Hij in Zijn Koninkrijk geen volmaakte, maar oprechte mensen gebruikt, en dat zij misschien zo op zoek kunnen gaan naar andere ongedachte gaven en talenten waarmee ze ook dienstbaar kunnen zijn.

Met het oog op de kinderen

Voor kinderen geldt eveneens: het is goed dat ze hun talenten ontdekken en die dan gebruiken zoals God ze bedoeld heeft, door God ervoor te danken en hun mogelijkheden te gebruiken om een ander te helpen. Wat is het dan mooi om te zien dat iedereen verschillend is! ‘Je hoeft niet jaloers te zijn op wat een ander heeft. Alle gaven zijn een geschenk van God. Niet alleen heb jij je eigen talenten, maar bovendien mag je genieten van de gaven van een ander als die jou ermee wil helpen. En jij kunt er ook van genieten als jij met jouw talenten andere mensen kunt helpen. Ook daar eer je de Gever mee.’

Relevante bijbelgedeelten

Basisteksten rond de gaven van de Geest zijn de ‘lijstjes’ uit 1 Korinthe 12 en 14, Romeinen 12 en Efeze 4. Het is wel van belang om de Bijbel te laten spreken. De opsommingen van Paulus hebben ieder een eigen kader en bedoeling in het geheel van de brief. Verder wordt er gesproken over de gaven van de Geest in 1 Petrus 4 en Handelingen 6.

Heel fraai is de inzet van Paulus in 1 Korinthe 1:5: ‘Door Jezus Christus bent u in elk opzicht rijk geworden.’ Daarbij doelt de apostel op de rijkdom van de gemeente als geheel, uitgewerkt in een rijkdom in spreken, in kennis, in verwachting en in gaven van de Geest. Die rijkdom begint bij Gods genade in Jezus Christus.

In de gelijkenissen van Jezus worden talenten en ponden toevertrouwd aan dienaren (Mat. 15; Luk. 19), in relatie tot hun persoonlijke aanleg. Aan het eind roept de Heer hen tot verantwoording over het gebruik van de ponden. Hiernaar verwijst Paulus in 1 Korinthe 3.

Aanwijzingen voor de leerdienst

Doelstelling

Na deze leerdienst ziet de hoorder in dat Jezus door Zijn Geest nog steeds op aarde actief is in het toedelen van gaven; begrijpt hij hoe noodzakelijk deze gaven zijn voor het Koninkrijk van God; ontvangt hij dankbaar wat de Geest geeft; en neemt hij zich voor om de eigen mogelijkheden als genadegaven te zien en te gebruiken.

Homiletische aanwijzingen

Het bijbels spraakgebruik over ‘gaven’ en ‘talenten’ wordt ook buiten de kerk volop gebruikt. Het gaat dan over de capaciteiten en mogelijkheden die ieder mens heeft. Dat is een individuele benadering die waarde heeft om onszelf te leren kennen als uniek schepsel van God. Als dat wordt gecombineerd met aanvaarding van elkaars individualiteit, kan dat onderlinge verwachtingen relativeren. We verwachten van onszelf en van een ander geen dingen die niet bij onze mogelijkheden horen, tenzij er sprake is van christelijke deugden (zie schets 13.3).

Tegelijk is het letten op capaciteiten een zeer beperkte benadering van de ‘gaven van de Geest’. Het bijbels spreken over ‘genadegaven’ heeft veel diepere klanken. Allereerst is het goed om achter de gaven ook te letten op de Gever. Centraal in de verkondiging mag staan dat de Heer ons niet aan onszelf heeft overgelaten. Vanuit de hemel is Hij door Zijn Geest actief aanwezig. In de uitgedeelde genadegaven kunnen we Zijn werkzaamheid en zorg ontdekken. Deze vraag is ook te thematiseren als de vraagstelling van de preek: Hoe is Jezus Christus vandaag actief? Hij deelt gaven uit door Zijn Geest.

De aandacht voor de goddelijke oorsprong van de gaven geeft een bijzondere kleur aan de mogelijkheden en capaciteiten van een mens. We leren ervoor te danken, zowel voor onze eigen gaven als voor die van een ander. Bovendien leren we te vragen: Waartoe heeft de Heer mij deze mogelijkheden gegeven?

De Geest geeft de gaven met een duidelijke bedoeling. Op aarde hebben we de gaven van de Geest nodig om gemeente te zijn, om de verkondiging van het Evangelie in woorden en daden uit te voeren, om het Koninkrijk van God verder te ontwikkelen. Als we ons proberen in te denken hoe het Koninkrijk verder zou gaan als de mensen hun aanleg en mogelijkheden niet zouden inzetten voor Jezus Christus, dan beseffen we de noodzaak van de gaven van de Geest. Het is geen thema dat alleen voor de gevorderde gelovige interessant is. Het is geen onderwerp dat als bijlage volgt op de verzoening. Het is integraal verbonden met het werk van Jezus Christus en met het gelovig aanvaarden van de Heiland.

Dit doorbreekt het individualistische perspectief. Jezus Christus gaat verder met Zijn heilsplan door te bouwen aan Zijn kerk in deze wereld. Een christelijke gemeenschap is onmisbaar om het Evangelie te bewaren en te verkondigen. Daardoor komen mensen tot geloof en worden gered. Zo gaat het werk van de Heer in onze wereld door. Met het oog op die voortgang zijn personen en talenten gegeven. Door inzet van gaven voor elkaar ontstaat een levende gemeenschap, waarin het Evangelie circuleert.

Laat de preek uitlopen op aanbidding, omdat de aanwezigheid van de Heer concreet zichtbaar wordt in de gaven die de Geest geeft. Daaraan verbonden is de bereidheid om de eigen mogelijkheden in het licht van Christus te plaatsen en in te zetten voor het Koninkrijk.

Met het oog op de tieners

Jongeren vinden het niet altijd eenvoudig om de aanwezigheid van de Heer te benoemen in het leven hier en nu. U kunt hun vertellen: ‘In de uitgedeelde genadegaven kun je Zijn werkzaamheid en zorg ontdekken. Hij heeft ons niet aan onszelf overgelaten, maar investeert in de gemeenschap. Jouw gaven en die van een ander vormen een deel van Zijn investering. In het dagelijks bidden en bijbellezen helpt de Heer je van dag tot dag om je gaven en talenten te ontdekken en op de juiste wijze te besteden.’

In de preek zou u als toelichting het volgende voorbeeld kunnen gebruiken. Toen Karin als christentiener ervoor koos om het moslimmeisje in de klas te helpen, werd haar hulpvaardige karakter een gave van de Geest. ‘Maar jij bent toch christelijk,’ zei Fatima op een dag. ‘Daarom juist,’ zei Karin.

Een vergelijking is te maken met het populaire spel ‘Kolonisten van Catan’: een mens heeft verschillende grondstoffen nodig om zich te kunnen ontwikkelen. In het spel zijn vijf (zes) grondstoffen voorhanden en hebben de spelers eigenlijk elkaars hulp nodig. In de werkelijkheid zijn we niet snel klaar met een opsomming van benodigde gaven. In het spel kunnen mensen elkaar helpen en elkaar tegenwerken, maar uiteindelijk gaat ieder voor zijn eigen ontwikkeling. In de nieuwe werkelijkheid van het Evangelie gaan we samen voor de ontwikkeling van één Koninkrijk. Daarbij hebben we elkaars mogelijkheden en hulp hard nodig. Onderken het risico dat ieder voor zichzelf gaat beginnen. Laat staan dat we in de vorm van een competitie krampachtig proberen steeds maar weer de beste te zijn. Als het ons om de eer van God te doen is, zorgt de Heer ervoor dat wij met onze gaven en talenten dienstbaar zijn, en dan genieten we daar zelf nog het meeste van.

Met het oog op de kinderen

Voor de kinderen is het eerste deel van de preek het meest praktisch: ‘Wat kun je goed? Wat kan een ander beter? Wat kun jij echt niet? Hoe voel je je als jij iets beter kunt dan een ander, of juist minder goed in iets bent?’ Het is mogelijk om een stapje verder te gaan: Waarom geeft God eigenlijk iedereen verschillende mogelijkheden? Het zou erg saai zijn als iedereen hetzelfde kon. De verscheidenheid laat iets van Gods rijkdom zien; denk aan het beeld van de lichaamsdelen in een lichaam, of het beeld van een regenboog die verschillende unieke kleuren bevat. Die verscheidenheid heeft wel het risico dat we persoonlijke mogelijkheden gaan vergelijken en beoordelen. Dat is niet de bedoeling.

Pastorale aanwijzingen

Er is een aantal onderwerpen die rond de ‘gaven van de Geest’ zelfstandige aandacht vragen: het functioneren van de ambten in de gemeente en de visie op de bijzondere geestesgaven van profetie, genezing en tongentaal. Het is mogelijk om hier een aparte leerdienst aan te wijden. Beide thema’s vragen wel om een overwogen theologisch kader. Misschien is het goed om in een preek aan te geven dat dit vandaag niet aan de orde komt.

We moeten onze mogelijkheden niet alleen leren zien als creatuurlijke aanleg, maar ook als geschenken van de Geest. We kunnen een hele discussie voeren over mogelijkheden en talenten die niet-gelovigen hebben, maar een dergelijke discussie leidt tot onvruchtbare definities en onderscheidingen. Wees blij met de capaciteiten van ieder mens en zorg ervoor dat ieder zijn eigen aanleg en vaardigheden als genadegaven laat functioneren. We kunnen de geestelijke oorsprong ervan niet bewijzen, maar het wel geloven. En ernaar handelen!

De gemeente kan soms met vragen en twijfels zitten: ‘Wat zijn mijn gaven eigenlijk? Ik heb niet het gevoel dat ik veel bij te dragen heb. Of ik merk niet dat mijn bijdrage wordt gezien en gewaardeerd.’ Het levert gemakkelijk teleurstelling op. Het is eerlijk om toe te geven dat we in de kerk niet altijd even goed omgaan met de gaven die mensen inbrengen. We laten onze erkenning snel bepalen door ons eigen referentiekader of door de gaven die we denken nodig te hebben. Het is belangrijk om een open mind te hebben voor wat de Geest geeft, want daarmee moeten we het doen. Geef tegelijk aan dat niet de waardering van mensen bepalend is voor ieders inzet, maar de roeping van de Heer. Uitgangspunt is dat iedereen een gave van de Heer is en een gave aan de gemeenschap heeft. Als iemand daar zelf geen goed beeld van heeft, kan hij de ogen van een ander ‘lenen’ om te ontdekken waarin hij een bijdrage aan het Koninkrijk vormt.

Met het oog op de tieners

Een prikkelende vraag is of het christelijk geloof ook iets te zeggen heeft over de keuzes die jongeren maken voor scholing, beroep en vrije tijd (vakantie). Wordt de keuze alleen bepaald door aanleg en belangstelling? Of mag de waarde voor het Koninkrijk meewegen? Het is een vraag die in alle bescheidenheid gesteld moet worden. Predikanten wijken immers op dit punt als groep af van de meeste andere christenen: hun keuze voor hun levensinvulling is direct verbonden aan het werk voor de Heer. Voor anderen is dit verband anders (maar niet minder!). Toch mag de vraag gesteld worden. Niet als een claim, maar als eyeopener voor de keuzes die jongeren maken: ‘Hoe kun je je mogelijkheden, dat wil zeggen de gaven die God jou gaf, laten functioneren als gaven van de Geest voor Gods Koninkrijk?’

Met het oog op de kinderen

‘Heb jij weleens complimenten van de juf of de meester gekregen? Hoe voelde jij je toen? Kreeg een ander kind weleens een compliment waar jij bij stond? Wat dacht je toen? Vond je dat compliment fijn voor die ander of werd je toen jaloers op die ander, omdat jij zo’n compliment niet kreeg? Heb je dan de neiging om je best te doen, om ook zo’n compliment te krijgen? Sommige kinderen worden echter moe van het steeds maar moeten presteren. Zou de Heer dat van ons vragen? Doe je best, meer kun je niet doen en hoef je ook niet te doen!’

Liturgische aanwijzingen

Over de gemeenschap zijn liederen te vinden in de afdeling ‘kerk’ van het Liedboek voor de kerken (Gezang 303-330). Ook bruikbaar zijn Psalm 22, 84, 87, 111, 133, 134 en 135. Over gaven en diensten gaan Gezang 95 en 473 (LvdK), en ook Psalm 119 en 122.

Helpende vormen

Als voorbereiding op deze leerdienst zou u de gemeente in het kerkblad de volgende vragen kunnen aanreiken, met de toezegging in de preek hierop in te gaan.

– Ieder die werkelijk christen is, heeft gaven van de Geest ontvangen. Alleen weet niet iedereen dat altijd even duidelijk van zichzelf. Hieronder staat een lijst met verschillende gaven. Zet een kruisje achter drie gaven waarvan u/jij denkt dat u/jij die zou kunnen hebben. Vraag zo mogelijk aan anderen of ze dit bij u/jou herkennen.

Voorbeelden van gaven: barmhartigheid, bemoediging, bestuur, creatieve communicatie, dienen, evangelisatie, gastvrijheid, genezing, geven, herder, kennis, leiderschap, onderwijs, profetie, tongentaal, uitleg van tongentaal, vakmanschap, voorbede/gebed, wijsheid, wonderen.

– Welke gave(n) voor uw/jouw werk in Gods gemeente zou u/jij graag ontvangen? En waarom? Maak opnieuw een keuze uit de lijst.

– Ieder van u/jullie volgt of heeft wel een bepaalde opleiding. Denk erover na hoe u/je de kennis en de vaardigheden van die opleiding ook zou kunnen gebruiken voor de opbouw van de gemeente (waarmee die kennis of vaardigheid een gave van de Geest wordt).

Met het oog op de tieners

Zie bij de algemene helpende vormen.

Met het oog op de kinderen

De inzet van de preek bij persoonlijke mogelijkheden is heel concreet te maken. ‘Wat kun je goed? Wat kan een ander beter? Kun je een van jouw gaven opschrijven of tekenen?’ Dit is te verbreden naar de hele gemeente: laat iedere aanwezige op een (gekleurd) memoblaadje een gave opschrijven. Laat de kinderen ze verzamelen en naar voren brengen, en er een paar voorlezen. Als de blaadjes in een glazen schaal of vaas worden gedaan, ziet het er kleurrijk uit! Zo kleurrijk is de Heer met het uitdelen van Zijn gaven!

Literatuur

  • G.P. Duffield en N.M. Van Cleave, Woord en Geest. Hoofdlijnen van de theologie van de pinksterbeweging. Kampen, 1996.

  • J. van Genderen en W.H. Velema, Beknopte gereformeerde dogmatiek. Kampen, 1992.

Zie verder schets 13.1.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken