Menu

Premium

As

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

ashoop, zak (en as), roet

Wanneer wij van iemand zeggen dat hij ‘in zak en as zit’, een uitdrukking die ontleend is aan de bijbel (Est. 4:1,3; Dan. 9:3), dan geven we aan dat die persoon diep in de put zit of de moed geheel heeft laten zakken. Niet alleen in onze taal, ook in de christelijke liturgie speelt as een rol, bijvoorbeeld als symbool bij de boetedoening, op Aswoensdag, de eerste dag van de vasten.

De betekenis en het gebruik van as hebben oeroude wortels. Voor de christelijke traditie liggen die wortels in de bijbel en geschriften uit de latere joodse traditie. We willen nagaan hoe in de bijbel as voorkomt.

Grondtekst

Het eerste Hebreeuwse woord dat we noemen is dèsjèn, dat behalve ‘vet’ ook ‘vetas’ betekent. Dat laatste doelt op de as die ontstaan is door verbranding van vet en hout op het altaar (Lev. 1:16; 4:12; 6:3-4[6:10-11]; 1 Kon. 13:3-5; Jer. 31:40). Met toftèh duidt Jesaja 30:33 een brand-plaats aan en ‘asjpot wijst in 1 Samuël 2:8, Psalm 113:7 en Klaagliederen 4:5 op een ashoop of afvalhoop (deze twee vallen soms samen). Het woord ‘efèr, dat ongeveer 20x in het Oude Testament voorkomt, betekent op een paar plaatsen waarschijnlijk ‘as’ (Num. 19:9-10; twijfelachtig is Ez. 28:18); meestal duidt het ‘stof aan. Van ‘afar (ca. 110x) is het niet altijd duidelijk wanneer ‘as’ en wanneer ‘stof’ is bedoeld; de context moet bepalen of het om as of stof gaat, maar zelfs dat lukt niet altijd. Overigens verschillen die twee niet zoveel van elkaar. Met ‘avaq geeft het Hebreeuws ‘stof’ (Deut. 28:24; Jes. 5:24; 29:5; Ez. 26:10; Nah. 1:3) of ‘roet’ (Ex. 9:9) aan. De betekenis ‘roet’ heeft vermoedelijk ook pieach (Ex. 9:8, 10). Het woord saq treffen we bijna 40x aan in de betekenis van ‘zak’, soms in de vertalingen weergegeven met ‘rouwgewaad’ (Jona 3:6). Het is een soort overgooier of poncho, gemaakt van zwart geitenhaar. Meer dan eens wordt deze zak samen met as (of stof) genoemd (Gen. 18:27; Ez. 27:30).

De verbinding ‘zak’ en ‘as’ geeft ook het NieuweTestament, met de respectievelijke Griekse woorden sakkos en spodos (Mat. 11:21; Luc. 10:13). Het laatste woord verschijnt ook in Hebreeën 9:13, waar het verwijst naar Numeri 19:9-10, de as van de rode koe. De zak komt verder nog voor in de Apocalyps, als kleed (Op. 6:12) en gewaad (Op. 11:3).

Letterlijk en concreet

a.Op meerdere plaatsen in de bijbel lezen we over de as van offers. Het betreft de resten van het verbrande vet en hout (Lev. 1:16; 4:12; 6:34). Bekend en tegelijk mysterieus is Numeri 19:9-10, dat spreekt over de as van de geofferde rode koe (vgl. Hebr. 9:13). De as van deze offers ligt daar weliswaar concreet en zichtbaar bij het altaar, maar door de handelingen die eromheen plaatsvinden krijgt de as bijzondere waarde. We komen daar straks op terug. Met de as van offers gaat de bijbelse mens zorgvuldig om, juist vanwege die bijzondere betekenis. Men vangt de as op (Lev. 1:16) en zij wordt verzameld om naar een plaats buiten de leefgemeenschap te worden gebracht (Lev. 6:3-4[10-11], alwaar een ashoop ontstaat.

b.De verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs heeft van stad en tempel een puin-en ashoop gemaakt. Kennelijk heeft de vijand her en der de stad in brand gestoken (vgl. Klaagl. 4:5).

c.Doorgaans spreekt de bijbel over as, al dan niet gekoppeld aan een gewaad (zak), als beeld of symbool. En dat vaak in de context van rouw, boete en bezinning.

Symboliek en beeldspraak

a.De Tora schrijft voor dat Israël eerbiedig met de as van de offers zal omgaan. De as moet men verzamelen en naar de verzamelplaats van as brengen buiten de stad. Het drukt uit dat het offerdier aan de Heer gewijd is, en met het heilige dient het volk eerbiedig om te gaan. De opdracht om de resten van de offerstier naar buiten te brengen op de ashoop en ze aldaar te verbranden (Lev. 4:12), staat in het teken van het wegnemen van alle zonde en schuld. Bijzonder mysterieus is het reinigingsritueel bij het offer van de rode koe in Numeri 19:1-10. De joodse traditie merkt op dat zelfs Salomo die op iedere vraag een antwoord had, hier geen raad mee wist. Een reine man moet de as vergaren en deze naar buiten brengen. De as wordt met water besprenkeld. Hoewel niet alles wat hier gebeurt overduidelijk is, valt wel dit te zeggen: as met water overgoten heeft een zeer sterk reinigende werking; in de as kunnen nog resten van het geofferde zondedier zitten; door het water spoelen die weg. Het ritueel symboliseert de totale ommekeer, alle smerigheid van voorheen verdwijnt.

b.Iets of iemand tot as maken is een wijze van zeggen om de volkomen ondergang van dat iets of die iemand te beschrijven. Alzo kondigt de Heer, in het kader van het gericht, de ondergang van het kwade volk Tyrus aan (Ez. 28:18). Er blijft niets over dan as, alle leven verdwijnt. Hoewel we hier aan beeldspraak denken, is werkelijk vergaan door vuur niet uitgesloten. As of stof onder de voetzolen duidt evenzeer op vernietiging; dit zal op de Dag van de Heer met de goddelozen gebeuren (Mal. 3:21[4:3]). Sterven in as houdt voor de gestorvene een vreselijke vernedering in, niets, zelfs geen stoffelijk overschot blijft over. Dit lot overkomt Menelaüs, omdat hij onder meer het vuur en de as van het altaar had ontwijd (2 Makk. 13:5-8). Hier zien we het boemerang-motief: het ontheiligen van as loopt uit op het ondergaan in as.

c.Meer dan eens gebruiken mensen as als metafoor voor geringheid en vergankelijkheid. Abraham zegt van zichzelf dat hij ‘stof en as’ is (Gen. 18:27; vgl. 1 Clemens 17:2). Die uitspraakdoet hij echter voor het aangezicht van de Heer, dat wil zeggen, vergelijkenderwijs. Hij ziet zichzelf in vergelijking met de grootheid van God als gering. Evengoed kunnen we in dit verband zeggen, dat Abrahams gezegde de grootheid van de Heer versterkt. Andersom kan eveneens: wie door de Heer opstaat, geldt als iemand die uit de as of het stof herrijst (Ps. 113:7). Ook dient as om de nietigheid en leegte van mensen en dingen aan te geven. Wie zich vastgrijpt aan afgoden, graait in as (Jes. 44:20). Hij vertrouwt op niets. Iets dergelijks komen we ook tegen in de Koran, waar soera 14:18 de daden van ongelovigen vergelijkt met as. In een prachtige woordspeling kondigt de profeet (Jes. 61:3) de verandering aan in de nieuwe tijd: in plaats van as (‘pr) op het hoofd zal het volk een tooi (p’r) op het hoofd dragen. In plaats van onheil zal er heil zijn.

d.As komt vaak voor als symbool voor rouw, verdriet en boete. De as kan op het hoofd gestrooid worden (Ez. 27:30), of de rouwende zit neer in as of op de ashoop (Klaagl. 3:16). Wanneer de dichter in zijn klaaglied zingt dat hij as als brood eet (Ps. 102:10), dan beschrijft hij in beeldende taal dat zijn ellende hem helemaal in beslag heeft genomen. Brood is immers leven en zijn leven is een en al verdriet. Zijn uitspraak doet denken aan de dichter van Psalm 42: ‘Mijn tranen zijn mij tot spijze…’.

e.Bij de plagen vóór de uittocht uit Egypte ontvangen Mozes en Aäron van God de opdracht fijne as, een soort roet, hemelwaarts te gooien (Ex. 9:8-10). En dat in het bijzijn van Farao, opdat deze beseft dat de uittocht Gods zaak is. Het naar boven gooien verbindt het roet symbolisch met God. Zoals dat roet neervalt, zo zal God een huidziekte over mens en dier laten vallen.

f.De uitdrukking ‘zak en as (of stof)’ drukt nog sterker rouw en boete uit dan enkel as of enkel zak. Bij deze zak moeten we denken aan een donker ruw gewaad. De bijbelse mens die dit gewaad draagt, verbonden met as, laat zien hoe diep hij treurt. Vaak gaat dit ritueel van zak en as gepaard met andere rouwrituelen, zoals vasten, scheuren van kleding en luid geklaag. Mordekai hult zich erin als zijn volk met moord wordt bedreigd (Est. 4:1); Daniël heeft het aangetrokken, terwijl hij God bidt om bevrijding voor zijn volk (Dan. 9:3); als teken van berouw en de wil tot ommekeer zet de koning van Ninevé zich in zak en as (Jona 3:6; vgl. Mat. 11:21 en Luc. 10:13).

Ook komen we herhaaldelijk de zak als treur- en boetekleed apart tegen, zonder as. Het aantrekken van dit gewaad is een reactie op een aanstaande of al in gang zijnde catastrofe (1 Kon. 20:31-32; Jes. 15:3; Jer. 4:8). Het toont mens en God dat de treurende zijn leven wil omkeren (Jona 3:5-8), in de verwachting dat de medemens hem nabij is en dat God zijn gericht afwendt. De psalmist drukt de verandering in zijn lot metaforisch uit door te zingen, dat God zijn rouwgewaad heeft losgemaakt (Ps. 30:12). In de eindtijd zal de zon zwart zijn als een haren zak. Met andere woorden, de zon trekt een rouwgewaad aan, de zon treurt, de chaos is compleet (Op. 6:12). De getuigende profeten in die tijd zullen groot gevaar lopen. Vandaar dat zij in rouwkleding lopen (Op. 11:3).

g.Apart noemen wij het boek Job, waar verschillende van de bovengenoemde aspecten naar voren komen. De hoofdfiguur zet zich neer in as als uiting van rouw (2:8). Zijn vriend Sofar verwijt hij uitspraken te doen die op as lijken; dat zijn uitspraken zonder inhoud (13:12). Met de woorden ‘ik ben aan stof en as gelijk geworden’ geeft Job aan, hoe waardeloos en zinloos zijn leven wel is (30:19). En aan het slot van het dispuut met God blijken Jobs profetische kwaliteiten, wanneer hij ten aanschouwen van de Eeuwige boete doet in stof en as (42:6). Of gaat het – zo kunnen we het Hebreeuws hier ook vertalen – niet om boetedoening maar om de troost en zegt hij: ik voel me getroost dat ik stof en as ben? Die troost zou dan liggen in de verbondenheid met Abraham, die zich in het licht van Gods aanwezigheid ook vergeleek met stof enas. En kwam uit Abraham niet het volk van God voort, ondanks zijn gevoel stof en as te zijn?

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 7; 35; 80; 97; 102; 147; Gezang 43; 92; 166; 278; 311; Liturgie 152 (= Gezangen: 515); 437; ZingendI-II: 196.

b.Poëzie:

Virginia Hamilton Adiar, Gedichten, Baarn 1998, blz. 30-31: ‘Amerikanen in Bloomsbury’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 126: ‘Vulkaan’. Lucienne Stassaert, Nachtglas, Maasbree 1981, blz. 48: ‘As. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 69: ‘Steen’; 70: ‘Sotto Voce’.

c.Verwerking:

Bij het bijbelse woord as, al dan niet samen met het woord zak, dienen zich thema’s aan als rouw, verootmoediging, nietigheid, vergankelijkheid, boete en bekering. Met eigentijdse beeldspraak kunnen we proberen die betekenissen aan te geven. Ook wijst as op het gebruik van rituelen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen. Door de eeuwen heen hebben mensen en groepen rituelen nodig gehad om hun beschadigd bestaan te verwerken.

Verwijzing

Het woord as heeft duidelijk verwantschap met ‘vuur‘. Ook lopen er lijnen naar het begrip ‘zwavel‘ en ‘kleding‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken