Menu

Premium

Deur

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

deurwachter, deur- en poortpost, poort, ingang, Mezoezah

De deuren van onze huizen verraden meestal iets van hetgeen zich daarachter bevindt. Allereerst is daar het naamplaatje waarop de naam van de bewoner staat. Verder prijken er in de nabijheid van de deur soms afbeeldingen waarmee de bewoner een gedachte of ervaring tot uitdrukking brengt. Vroeger brachten katholieke bewoners wel een crucifix boven hun deur aan; dit om de veronderstelde negatieve krachten buiten te houden. De deur beschermt en beveiligt.

Ook de bijbel spreekt over deuren, al zagen hun vorm er anders uit dan de modellen die wij kennen. Hoe functioneerde toen de deur? Schreef men er een meerwaarde aan toe? Wat hielden ingang en uitgang, opening en afsluiting voor de oosterse mens precies in?

Grondtekst

Het Hebreeuws kent twee woorden voor deur: pètach (160x) en dèlèt (90x; dal alleen in Ps. 141:3). Het eerste woord kan naast ‘deur’ ook de ‘ingang’ van een ruimte (tent, spelonk) of ‘poort’ aangeven. Het tweede betekent ‘deur’ of ‘deurvleugels, maar eveneens ‘(schrijf)tafer. Bij pètach mogen we primair denken aan de deuropening, bij dèlèt vooral aan de deurvleugels. De schrijver van Genesis 19 laat door het gebruik van beide woorden het nuanceverschil zien; Buber vertaalt hier het eerste met ‘Einlaß’ (vs. 6 en 11), het tweede met ‘Tür’ (vs. 6, 9, 10). Het Aramees heeft nog tera’, dat in Daniël 3:26 de deur van de vuuroven en in 2:49 de poort van het paleis aangeeft; tara’ is in Ezra 7:24 de bewaker van de deur. Apart noemt het Oude Testament in twintig teksten de deurpost, mezoezah. In de nabijbelse tijd ontwikkelt dit woord zich tot aanduiding voor het hulsje dat op de deurpost wordt aangebracht, met daarin een rolletje waarop Deuteronomium 6:4-9 en 11:13-21 geschreven staat.

Het nieuwtestamentische woord thyra (30x) doelt op de in- en uitgang van een huis of een ander bouwsel. Openbaring 4:1 spreekt over de ‘deur van de hemel’. In de meeste teksten kunnen we het vertalen met ‘deur’, een enkele keer geeft het ‘poort’ aan, bijvoorbeeld die van de tempel (Hand. 3:2). Soms doen we er beter aan het als ‘ingang’ te vertalen, zoals in de tekst over Jezus’ graf (Mar. 15:46; 16:3). Vanzelfsprekende werkwoorden bij deur zijn onder meer: aankloppen (krouöo), openen (anoigoo) en sluiten (kleioo). De deurwachter, thyrooros/-è, treffen we aan in Marcus 13:34; Johannes 10:3; 18:17,17.

Letterlijk en concreet

a.Elke omheinde of ommuurde ruimte bezit een toegang. Als het om een stad of gebouwencomplex gaat, is dat een poort. We kennen tempelen stadspoorten. Als het een woning of schaapskooi betreft spreken we van deur, en een tent of graf heeft een ingang. De deur – bij eenvoudige huizen kan dat een gordijn zijn – is onmisbaar,immers zij zorgt voor intimiteit, veiligheid en bescherming; zij houdt indringers tegen.

b.Om te voorkomen dat ongewenste personen binnenkomen en anderen illegaal van binnen naar buiten gaan, kent de bijbelse tijd deur- en poortwachters (Ezra 7:24; Mar. 13:34; Joh. 18:16-17). Ook zien we zo’n bewaker bij de ingang van de schaapskooi staan; hij laat alleen binnen wie daar thuis hoort (Joh. 10:3). Gevangenisdeuren worden zeer goed bewaakt, vaak door meer personen; op deze bewakers rust een grote verantwoordelijkheid (Hand. 12:6,19).

c.Wie naar binnen wenst te gaan, kan dat op twee manieren aankondigen: door op de deur te kloppen of de stem te verheffen of beide (Luc. 13:25; Hand. 12:13; Op. 3:20). Zonder aankondiging een huis betreden, geldt als onfatsoenlijk gedrag. Bewoners hebben recht op intimiteit en bescherming van privacy. De rabbijnen noemen het onaangekondigd binnentreden zelfs een van de vier dingen die God haat (Midrasj Rabbah Lev. XXI,8).

d.De deur heeft een godsdienstige betekenis. Zo heet een van de Romeinse goden Janus, dat wil zeggen ‘deur’. Zoals de deur binnen en buiten, uitgang en ingang – tweevoudigheid dus – vertegenwoordigt, zo heeft Janus twee gezichten. Hij gold als een beschermgod, de god van begin en einde, van opgang en ondergang. Vanwaar die cultische kant van de deur? Wel, naar antiek besef vormt de deuropening de scheidslijn tussen twee gebieden: de veilige en beschuttende omgeving binnen èn de dreigende met kwade machten vervulde omgeving buiten. De bijbelse mens kent dit besef ook. Daarom spelen zich allerlei gebruiken en rituelen af in de buurt van de deuropening, met het doel die kwade wereld buiten te houden. Dit gedachtegoed vormt de achtergrond van het voorschrift de geboden op de posten van deuren en poorten te schrijven (Deut. 6:9; 11:20).

Beeldspraak en symboliek

a.Het ‘schrijven’ van bijbelteksten op de deuren poortpost heeft oorspronkelijk een bezwerende functie. Met dit symbool drukt de bewoner uit dat het kwade buiten gehouden wordt en dat binnen de Tora, de bron van leven geldt. Deze achtergrond heeft ook het bestrijken van bloed op de deurposten. Overbekend is de handeling van de Israëlieten in de nacht voor de uittocht (Ex. 12:21-28): huizen met bloed aan de deurposten zullen niet door het verderf getroffenworden. Het bestrijken heeft in Ezechiël 45:19 een reinigende functie.

Tot op de dag van vandaag hangt bij veel joodse huizen naast de deuren de Mezoezah als teken van godsvrucht. Bij het betreden en het verlaten van zijn huis, wordt de Jood als het ware opgeroepen zich te houden aan de Tora. Hetzelfde geldt voor het binnentreden en verlaten van de stad. Huis en stad staan onder het gezag van Gods geboden. Huis en stad symboliseren hun bewoners. De Mezoezah hangt men rechts aan de binnenzijde van de deurpost op ooghoogte, zodat zij meteen opvalt. Dit wijst erop welk een grote waarde Joden toekennen aan deze symboliek; zij raakt de kern van hun bestaan. De Talmoed noemt de Mezoezah een van de zeven voorschriften waarmee God Israël liefdevol omringt. De Targoem op Hooglied 8:3 zegt over het doel van de Mezoezah: ‘…opdat de schadelijke geesten geen macht hebben mij schade te berokkenen.’

b.In Exodus 21:6 vindt een merkwaardige handeling plaats: het oor van een slaaf wordt op de deur of deurpost van het huis van zijn Heer doorboord. Waarschijnlijk wil dit ritueel symbolisch tot uitdrukking brengen, dat de slaaf en Heer aan elkaar zijn verbonden. Waarom juist bij de deur? Mogelijk hierom: zo gebeurt de plechtigheid in de nabijheid van God of de god die in het huis gediend wordt. De deur is metafoor voor de eigenaar.

c.Meer dan eens treffen we uitspraken en gezegden aan met een niet-letterlijke betekenis van deur. De dichter van Spreuken vat de wijsheid op als een gebouw en noemt de mens die de deuren en poorten bewaakt welzalig. Het bewaken is het horen en doen van wijsheid (8:34; 9:1; vgl. Sir. 14:23). De psalmist heeft het over ‘de deuren van mijn lippen’ (141:3) en Micha spreekt van ‘behoed de deuren van uw mond’ (7:5). Uit de mond kan veel kwaad komen (Spr. 17:19), daarom is een ‘bewaker’ bij deze deur onmisbaar. De meesten vatten de omschrijving van het meisje als deur in Hooglied 8:9 op als beeld van onkuisheid of losbandigheid. Het meisje zou iemand zijn die het gemakkelijk met iemand aanlegt (vgl. Spr. 5:9); in dat geval zullen haar broers haar opsluiten. Evengoed is het denkbaar vers 9b als aanvullend parallellisme van vers 9a te zien: de deur slaat dan op afzondering en bescherming die de broers versterken. De profeet Hosea schetst het dal Achor als een ‘deur van hoop’ (2:14[17]). Hij bedoelt dat God een opening zal maken vanuit de woestijn naar het beloofde land (vgl. de Rol van de Oorlog 11:9, uit Qumran). Job verwenst zijn geboortedag en het was hem liever geweest wanneer de ‘deuren van de schoot zijner moeder’ gesloten waren gebleven (3:10). Hij zegt: was mijn moeder maar onvruchtbaar gebleven. De Prediker schildert in de kleuren van de allegorie de ouder wordende mens; het aftakelende lichaam beschrijft hij met beelden uit het huiselijk leven (12:3-4). Als hij zegt dat de deuren naar de straat gesloten blijven, doelt hij erop dat de wereld van de oude mens klein wordt. Deze mens neemt geen deel meer aan het leven. Vermoedelijk hebben we in Ezechiël 26:20, ‘de deur der volken die is opengebroken en staat naar mijn kant open’, met een spreekwoord te doen. Het duidt op het in bezit nemen van de persoon of groep die genoemd wordt. Hier is dat Jeruzalem.

d.De ingang van het huis, de stad of de tent is een communicatieve plaats bij uitstek. Het is de plek waar men wijsheid en inzicht uitwisselt. Het is ook de plek waar belangrijke dingen worden geopenbaard; zitten voor de ingang beeldt het wachten uit op openbaring (Gen. 18:1-3). De prachtige versieringen van de deur, deurposten en -vleugels van de tempel leggen nadruk op de waarde van de ontmoeting en communicatie tussen God en zijn volk (1 Kon. 6:31-35).

e.Opmerkelijk zijn de zogenaamde ‘deurwonderen’ in Handelingen (5:17-25; 12:6-19; 16:1940). Deze verhalen laten zien dat de apostelen wegens hun getuigenis van de levende Heer in de gevangenis terechtkomen. Deze gevangenen krijgen door goddelijk ingrijpen hun vrijheid terug. De verteller geeft krachtig de bevrijdende daden van Godswege weer door scherpe tegenstellingen te tekenen tussen gevangenneming en vrijheid. Aan het begin van het verhaal overheerst de gevangenschap; voor de gevangene is er geen enkele beweging mogelijk. Aan het slot is er een en al beweeglijkheid en dynamiek. De verteller draait de rollen en posities om. In dit geheel nemen de deuren van de gevangenis een bijzondere plaats in. Zij vormen het scharnier tussen gevangenschap en bevrijding. De gesloten deur, beeld van verzet tegen het evangelie, staat tegenover de geopende deur, beeld van de kracht van de Geest. De Geest laat zich niet beperken door gesloten deuren, Hij breekt daar doorheen.

f.In de verhalen rond de verrijzenis horen we hoe Jezus de gesloten deuren trotseert. Zijn volgelingen hebben zich uit angst voor het joodse gezag opgesloten; de deuren zitten op slot. Hun Heer verschijnt ondanks de gesloten deur plotseling in hun midden (Joh. 20:19). De gesloten deur is teken van bedreiging en angst van buitenaf, de open deur teken van goddelijke bevrijding en nabijheid. Eerder was de deur van het graf al opengegaan als teken van de nieuwe uittocht, als beeld van de overwonnen dood (vgl. Mar. 15:46; 16:3).

g.Gesloten deuren kunnen ook duiden op scheiding tussen hen die buiten en hen die binnen zijn, vooral in teksten die spreken over de komst van de Heer. Zo komen de vijf meisjes zonder olie te laat op het bruiloftsfeest, de deur is al dicht en zij kunnen niet meer naar binnen (Mat. 25:10). In andere eschatologische teksten duidt het ‘staan voor de deur(en)’ aan, dat de Heer zeer nabij is (Jak. 5:9). Met het beeld van iemand die voor de deur staat, roept de bijbel de gemeente op geduld te hebben en actief te blijven wachten op de definitieve bevrijding bij de komst van de Heer. Ook de woorden uit de brief aan de gemeente Laodicea wijzen in die richting: ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop… ‘ (Op. 3:20); primair moeten we de kloppende Christus eschatologisch verstaan; pas in tweede instantie mogen we er het geklop aan de deur van het hart in zien, wat in de christelijke traditie dikwijls zo is uitgelegd (vgl. Hoogl. 5:2).

h.De uitspraak van de ziener op Patmos in Openbaring 4:1: ‘…er was een deur geopend in de hemel’ gaat waarschijnlijk terug op Ezechiël 1:1, waar staat dat ‘de hemel zich opende’ (vgl. Hand. 7:56). Beide uitdrukkingen zijn metafoor voor een bijzondere visionaire ervaring; deze ervaring heeft het karakter van een goddelijke openbaring. In Psalm 78:23 duiden de deuren van de hemel op de voorstelling van de hemel als voorraadschuur. De Heer opende deze deuren zodat het manna regende in de woestijn.

i.Overbekend is de parabel van de Goede Herder (Joh. 10), waar de deur van de schaapskooi de sleutel van het verhaal lijkt te zijn. Niet minder dan vier keer lezen we over de deur, steeds wordt een ander aspect belicht. Op de achtergrond horen we het indringende verhaal van de herders uit Ezechiël 34. Wie niet door de deur van de schaapskooi binnenkomt, is onbetrouwbaar, is uit op eigen belang en niet op dat van de kudde. Zo niet de echte herder Jezus (vs. 1-2). Vermoedelijk verwijst de deur hier naar de Tora:de ware herder komt via de Tora tot zijn kudde. En even later zegt Jezus achtereenvolgens ‘Ik ben de deur der schapen’ en ‘Ik ben de deur’ (vs. 7-9). De kudde verblijft aanvankelijk in de schaapskooi. Daar zijn de dieren veilig en beschermd. Jezus vormt als deur de beschutting tegen bedreiging èn Hij is de opening naar de weide (vs. 9). Binnen èn buiten zijn op elkaar betrokken. De deur symboliseert de legitimiteit van het binnengaan en de vertrouwensbasis van het op weg gaan. Met andere woorden: bij Hem ligt het ware geluk. De context bevestigt dit: het voorafgaande hoofdstuk 9 vertelt over een blinde die het licht ontvangt, in hoofdstuk 11 komt de dode tot leven. Leven en licht vallen de kudde ten deel via de deur. Op grond van deze parabel trokken de kerkvaders de lijn door en zagen Jezus als de deur tot de Vader (zie Ignatius’ brief aan de kerk van Filadelfia, 9:1).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 24; 78; 105; 141; Gezang 4; 5; 82; 120; 136; 197; 203; 209; 235; 265; 295; 296; 253; Alles I: 20; II: 2; IV: 12; Bijbel II: 23; 43; III: 81; 83; Gezegend: 5; 56; 68; 74; 116; 133; 137; 153; 156; 154; 163; Leven: 10; Liefde: 24; 54; ZAD I: 44; Zingend III: 62; Zolang: 5 (= Liturgie: 568; Gezangen: 730).

b.Poëzie:

Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten,Amsterdam 1994, blz. 369: ‘Deur’. Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 174: ‘Huis’. Ankie Peypers, Letters van een naam, Baarn 1985, blz. 99: ‘Deuren’. A. Roland Holst, In ballingschap, Den Haag 1957, blz. 86: ‘De twee deuren’. Bert Schierbeek, De deur, Amsterdam 1977, blz. 66: ‘de deur’. M. Vasalis, Gedichten, Amsterdam 1997, blz. 77: ‘Confetti’. Leo Vroman, Psalmen en andere gedichten, Amsterdam 1996, blz. 107: ‘Er zijn reusachtige deuren’. Ellen Warmond, Vragen stellen aan de stilte, Amsterdam 1984, blz. 12: ‘Laat maar.

c.Verwerking:

Gezang 295 uit het Liedboek bevat verschillende aspecten van de deur als metafoor. Het zet in bij de klop op de deur van het hart en het loopt uit op de klop op de deur der wereldtijden. Dit lied kan dienen als uitgangspunt voor gesprek en bezinning.

Thema’s die bij het luisteren naar het woord deur opwellen, zijn: openen en sluiten, gevangenschap en bevrijding, ingang en uitgang, veiligheid en geborgenheid. Ook kunnen we enkele elementen van de deur-beeldspraak naar voren brengen aan de hand van de Mezoezah.

Verwijzing

Om de betekenis van deur (en poort) optimaal te verstaan moeten we de bespreking van ‘huis‘ en ‘stad‘ erbij betrekken. Ook is er verwantschap met ‘dief‘, ‘drempel‘, ‘herder‘ en ‘sleutel‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken