Menu

Basis

En nu vernielt u mij?

Woede is een van de meest voorkomende emoties in de Hebreeuwse Bijbel, dat deel van de Bijbel dat christenen het Oude Testament noemen. En het is meestal God die boos is.

Wanneer ontsteekt God in woede? God wordt boos als mensen zich van hem afkeren. Afkeren in de letterlijke zin van: niet meer aankijken. Wat God kwaad maakt, is niet zozeer dat mensen niet ‘braaf’ zijn, maar dat ze de relatie met God verbreken. De God van het joodse volk is altijd op zoek naar het gezicht van de mensen, of dat nu lacht of vertrokken is van woede, zegt de Zwitserse theologe Lytta Basset. Je zou kunnen zeggen dat God ons laat zien dat je boos mag zijn: verberg je woede niet, maar laat hem eruit! Laat hem misschien zelfs overkoken! Maar wees boos juist omdat je een oneindige vriendschap, een verbond met God of met een ander mens hebt. Woede staat zo tegenover onverschilligheid.

VRIJMOEDIGHEID

In de joodse traditie bestaat een vorm van verbondenheid met God die ‘choetzpah’ genoemd wordt: vrijmoedigheid tegenover de hemel. In een verbond van vrienden of geliefden die samen optrekken, kun je elkaar erop aanspreken als een van de partijen zich onttrekt aan die relatie en afspraken schendt. Zo is het ook met God en zijn mensen. Je kunt God verwijten maken, tot de orde roepen, aanklagen. Abraham redetwist met God over het verdelgen van de goddeloze stad Sodom, Jakob vecht met een vreemdeling (die trekken van God heeft) aan de oever van de rivier de Jabbok. Maar hét bijbelse voorbeeld van de choetzpah is Job.

IK BEN ONSCHULDIG

Job krijgt een enorme portie narigheid en lijden te verduren. Zijn vrienden proberen hem ervan te overtuigen dat hij toch echt iets verkeerd gedaan moet hebben. Zij geloven in een sluitende theorie, waarin lijden altijd een gevolg is van je eigen fouten of je eigen tekortschieten. Dan volgt een straf van God. Job houdt vol dat hij onschuldig is. Hij staat in zijn recht, daar is hij van overtuigd. En hij zoekt zijn toevlucht bij God, terwijl hij diezelfde God aanklaagt. Hij doet een beroep op zijn vriendschap met de God die hem geschapen heeft, tegen de God die zijn vijand is.

Ik ben onschuldig, dat weet U – en toch kan niemand voorkomen dat ik U in handen val.
Die handen hebben mij geboetseerd, een geheel van mij gemaakt, tot in het kleinste onderdeel – en nu vernielt u mij?’ (Job 10:10)

Het ingewikkelde vind ik, dat God hier zowel degene is die vernietigt (of kan vernietigen) als degene die schept en redt. Theoloog Erik Borgman wijst erop dat de klacht van Job uiteindelijk gedragen wordt door een belijdenis: ‘Zozeer staat voor mij vast, dat Hij die mijn rechten behartigen zal, lééft en uiteindelijk op aarde naar voren zal treden. En van onder mijn huid, diezelfde die nu zoveel slagen verduurt, in levenden lijve zal ik God zien, ik voor mij, en niemand anders, met eigen ogen zal ik Hem zien. Daar smacht ik naar in hart en nieren! (Job 19:25-27) ‘Deze belijdenis draagt het vertrouwen dat Gods vrije, genadige en volledige goedheid aan het licht zullen komen, ook al is deze goedheid in geen velden of wegen te bekennen’, voegt Borgman eraan toe. Door dat vertrouwen én door het vertrouwen dat zijn eigen geweten zuiver is, kan Job God aanklagen.

NIET ALLES HEEFT EEN OORZAAK

Aan het eind van het boek Job, krijgt Job God met eigen ogen te zien, als God uiteindelijk antwoord geeft. En Job overleeft die confrontatie – God is er niet op uit om hem te vernietigen. Maar God geeft geen antwoord op de vraag waarom Job onverdiend lijdt. Dat spoor – blijven zoeken naar ‘waarom’ – loopt dood.

God lijkt erop uit om Job te laten erkennen dat je als mens niet alles kunt en ook niet hoeft te doorzien. Dat niet alles een oorzaak heeft. Juist dat kan je verder brengen.

TEKSTEN UIT JOB IN DE VERTALING VAN PIUS DRIJVERS & PÉ HAWINKELS (TEN HAVE, 2003)

Esther van der Panne is theologe en eindredacteur van Open Deur.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken