Menu

Basis

Er mag dan niets gegeten worden dat zuurdesem bevat…

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Oorsprong en betekenis van het Pesachmaal

Het huidige Pesachmaal kent een lange ontwikkeling met verschillende oorsprongen en interpretaties. Tegenwoordig markeert Pesach het oogstseizoen en een historische gebeurtenis: in dit zeven of acht dagen durende feest in het voorjaar wordt de bevrijding door de uittocht uit Egypte herdacht en gevierd. In deze bijdrage sta ik stil bij het Pesachmaal en verken ik de oorsprong en ontwikkeling van het feest en de betekenis van wat en door wie er gegeten wordt.

Een herderlijke oorsprong van het Pesachoffer

In het twaalfde hoofdstuk van het bijbelboek Exodus is te lezen dat de laatste van de tien rampen, de sterfte van de eerstgeborenen, over Egypte was gekomen. Er staat beschreven dat men de tiende dag van de eerste lentemaand, tegenwoordig Nisan genaamd, een lammetje of bokje dient uit te kiezen. ‘Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten’ (Exodus 12,6). Het bloed van het dier moet aan de deurposten worden aangebracht, het vlees geroosterd en nog diezelfde nacht gegeten met ongezuurd broden en bittere kruiden. De maaltijd moet bovendien in haast worden gegeten: niet aanliggend en breeduit, maar staande en met de gordel om, de sandalen aan en de staf in de hand, klaar om te vertrekken. Beschreven staat dat het teken aan de deurposten dient om te voorkomen dat de plaag hen schade berokkent. Het gevaar dringt zo niet binnen, maar gaat aan hen voorbij.

Onderzoek naar verschillende details in het verhaal, zoals het slachten van een lam of een bokje en de specifieke bereiding ervan, heeft geleid tot het vermoeden dat het offer oorspronkelijk geen onderdeel was van het verhaal over de plagen. Gedacht wordt dat het gebaseerd is op een ouder ritueel dat eveneens plaatsvond op een voorjaarsavond, waarbij herders poogden om gevaar dat door demonen veroorzaakt werd, af te weren door binnen te blijven en bloed op hun entree aan te brengen. In deze theorie wordt aangenomen dat de Israëlieten dit ritueel van de herders, hun voorvaderen, overnamen (zie hiervoor ook Genesis 46,32). Deze visie op het offer, met daarbij het bloed als magisch-beschermend element, houdt tevens verband met het woord Pesach, dat ‘overheen stappen’ of ‘overslaan’ betekent, in de zin van ‘sparen’, ‘niet treffen’.

Uiteindelijk werden de twee rituelen, die van het Pesachoffer en die van het ongezuurde brood, samengebracht.

Na verloop van tijd werd het Pesachoffer in het verhaal over de tiende plaag geïntroduceerd. Sporen van deze ontwikkeling kunnen worden gevonden in de laatste verzen van Exodus 12. In Exodus 12,27 en 12,29 is te lezen dat het God zélf is die toeslaat, maar elders wordt gesproken over een verwoester, een doodsengel. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Exodus 12,23. De hierachter liggende voorstelling lijkt te zijn dat de doodsengel de Egyptenaren op Gods bevel doodt, terwijl God de huizen van de Israëlieten tegen deze verwoester beschermt: pāsach. Uit de eerdere verzen van dit hoofdstuk, zoals in Exodus 12,12-13, dat in de ik-vorm is geschreven en evenwel gerelateerd is aan de Heer, lijkt de verwoester enkel te worden beschouwd als de plaag. Het bloed is hier geworden tot een teken om de Israëlische huizen slechts mee te identificeren, in plaats van een magisch-beschermend teken.

Een agrarische oorsprong van het Feest van de Ongezuurde Broden

Oorspronkelijk verwees Pesach dan ook alleen naar het offer, waarbij tevens ongezuurd brood werd gegeten (zie Exodus 12,8). Toch wordt ongezuurd brood ook apart van het Pesachoffer genoemd: als het Feest van de Ongezuurde Broden (Chag ha-Matzot). In Exodus staat bijvoorbeeld beschreven:

Generatie na generatie moeten jullie [het Feest van] de Ongezuurde Broden onderhouden, omdat Ik jullie die dag, in groepen geordend, vanuit Egypte heb geleid. (Exodus 12,17)

Op verschillende plaatsen in de Tora wordt dit Feest van de Ongezuurde Broden beschouwd als een afzonderlijk feest, in plaats van als onderdeel van hetzelfde feest als het Pesachoffer. Onder andere de passages in Exodus 12,14-20; 12,24-27; 12,43-49; 13,3-9; 23,15 en Leviticus 23,5-6 duiden hierop. Alleen in Deuteronomium, Ezechiël en 2 Kronieken wordt het als één feest beschreven. Dit heeft geleid tot de theorie dat het Pesachoffer en het Feest van de Ongezuurde Broden afzonderlijke oorsprongen hebben: het eerste herderlijk, het tweede agrarisch. Gezien de tijd van het jaar suggereert de onthouding van gezuurd brood dat het Feest van de Ongezuurde Broden kan zijn ontstaan als een vastenritueel dat verband houdt met de komst van het voorjaar. In deze tijd van het jaar, waarin de natuur weer tot leven komt en de aarde opnieuw gewassen zal voortbrengen, was dit mogelijk een uiting van het verlangen een goede graanoogst te verkrijgen. Uiteindelijk werden de twee rituelen, die van het Pesachoffer en die van het ongezuurde brood, samengebracht. Hierbij speelt een rol dat beide rituelen vlak na elkaar op de kalender stonden en dat het ongezuurde brood ook bij het Pesachoffer werd gegeten. We lezen hierover:

Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de Heer. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren. (Exodus 12,14)

Dit wordt gevolgd door instructies over het eten van ongezuurd brood en het Pesachoffer.

Van herderlijke en agrarische oorsprong naar het huidige Pesach

Het is dit feest dat het prototype werd van de na-bijbelse seder, de feestelijke maaltijd waarbij het exodusverhaal opnieuw wordt verteld, op het Pesachfeest. ‘Op diezelfde dag leidde de Heer de Israëlieten, in groepen geordend, uit Egypte’, staat geschreven in Exodus 12,51. Dit leidde ertoe dat de twee van oorsprong verschillende rituelen gaandeweg werden geherinterpreteerd als een herinnering aan de uittocht uit Egypte. Ook in deze ontwikkeling speelt mee dat de gebeurtenis van de exodus in de joodse kalender dicht bij de uitvoering van de oudere rituelen ligt, in het voorjaar. Op deze wijze maakten de magisch-beschermende aspecten van het Pesachoffer en de agrarische betekenis van het ongezuurde brood plaats voor de betekenis van de herinnering aan de uittocht.

Waar Pesach oorspronkelijk alleen naar het offer verwees, werd het in latere tijden de naam van het gehele feest, inclusief de zeven dagen van het Feest van de Ongezuurde Broden. Zo ontstond het huidige Pesach, dat acht dagen duurt. Over de basis van dit feest is in het boek Exodus het volgende te lezen:

Mozes zei tegen het volk: ‘Blijf deze dag gedenken, de dag waarop u weggetrokken bent uit Egypte, dat slavenland, want met krachtige hand heeft de Heer u daaruit bevrijd. Er mag dan niets gegeten worden dat zuurdesem bevat’. (Exodus 13,3)

De ontwikkeling met betrekking tot de inhoud van datgene wat herdacht wordt, bracht verschillende herinterpretaties met zich mee. Zo krijgen de verschillende elementen van de rituelen een andere betekenis. De ongezuurde broden (matsot) herinneren nu aan de haast waarmee de joden uit Egypte moesten vertrekken. Omdat zij geen tijd hadden om gezuurd brood te bakken (zie Exodus 12,39), moest er ongerezen brood bij het Pesachlam worden gegeten. Ook de bittere kruiden (maror) krijgen een nieuwe betekenis: zij roepen nu de bittere smaak op van de slavernij (zie Exodus 1,4). Met deze veranderingen ontwikkelt ook het centrale thema van het feest. Gaandeweg werd het verhaal van de uittocht uit zijn puur historische context gelicht. In plaats daarvan werd het inzicht benadrukt dat een bepaald gegeven, bevrijding, deel uitmaakt van een voortdurende ervaring. Iedereen is daarbij betrokken: de mensen in het verleden, het heden en de toekomst. Pesach kan daarom, elk jaar opnieuw, het feest van bevrijding zijn. In de benadering van deze thematiek wordt het thema vanuit verschillende invalshoeken verstaan, waarin ook de agrarische betekenis weer terugkomt: behalve de historische bevrijding uit Egypte, markeert Pesach in het voorjaarsseizoen de verlossing uit de greep van de winter, en op algemeen menselijk niveau het achterlaten van afgoderij en verslaving.

Gewoon eten wordt zo in de haggada symbolisch eten.

In Bijbelse tijden vervulde het offer in de Tempel van Jeruzalem de centrale plaats binnen de viering van Pesach. Na de verwoesting van de Tempel verviel het offer van het Pesachlam (zie Deuteronomium 16,6) en kwamen, in plaats van de priesters en het offer, rabbijnen en een maaltijd centraal te staan. Symposia zoals die in de Grieks-Romeinse tijd plaatsvonden dienden daarvoor als voorbeeld en kregen een joodse inhoud. De matsa en maror, als ook andere elementen zoals het zingen van het Hallel (Psalmen 113-118) en het vertellen over de uittocht van Egypte, bleven onderdeel uitmaken van de maaltijd en kregen een plaats in de huiselijke viering die tot op heden ieder jaar plaatsvindt.

De viering van de Pesachmaaltijd

De vorm van de huidige huiselijke viering ligt in grote lijnen vast. Tijdens deze viering staat de vertelling (haggada) samen met voedsel en drank centraal. Voorafgaand aan de viering worden brood en andere gegiste graanproducten, ook wel chameets genoemd, verwijderd. Het verwijderen van de chameets symboliseert de wil om de routine, het kunstmatige en de slavernij de rug toe te keren. Een symbool voor de vrijheid kan gevonden worden in het leunen tijdens de maaltijd. Het feest wordt vervolgens ingewijd over een beker wijn. Dit wordt kaddeesj genoemd. Het gebruik van wijn is beperkt tot vier bekers, symbolisch voor de vier woorden van bevrijding in Exodus 6,6-7: ‘afnemen’, ‘bevrijden’, ‘verlossen’ en ‘aannemen’. Een vijfde beker wijn is een speciale beker voor Elia, de profeet en aankondiger van vrede en vrijheid voor de hele mensheid (Malachi 3,1; 3,23). Uit deze vijfde beker wordt niet gedronken.

Ook het voedsel tijdens de maaltijd kenmerkt zich door veel symboliek. Als voorgerecht wordt een groente, meestal peterselie, gegeten (karpas), dit als teken van de lente. Naar aanleiding van de ingrediënten op de sederschotel stelt de jongste aanwezige vier vragen, afkomstig uit de haggada:

Wat is het verschil tussen deze avond en alle andere avonden? Alle andere avonden eten wij gezuurde en ongezuurde broden, vanavond alleen ongezuurde broden? Alle andere avonden eten wij allerlei groenten, vanavond bittere kruiden? Alle andere avonden dopen wij niet éénmaal in, vanavond tweemaal? Alle andere avonden eten we rechtop zittend of leunend, vanavond alleen leunend?

Deze vragen worden beantwoord met een korte uiteenzetting over de aard van slavernij, zowel lichamelijk als geestelijk, en een lopend commentaar op Deuteronomium 26,5-8. Daarnaast volgt een verklaring van de hoofdingrediënten: pesach, matsa en maror. De pesach bestaat uit een geroosterd (lams-)bot (zeroa), dat herinnert aan het Pesachoffer. De maror is gewoonlijk mierikswortel, dat samen met een mengsel van geraspte appels, amandelen en rozijnen, zoete wijn en kaneel (charoset) op de sederschotel ligt. De charoset vertoont uiterlijk gelijkenis met en staat symbool voor de klei waarmee de slaven in Egypte hun arbeid verrichtten (zie Exodus 1,14). Verder ligt er een gekookt, geroosterd ei (beetsa), dat symbool staat voor de overwinning van het leven over de dood, als ook een bakje zout water waarin de peterselie wordt gedoopt, dat herinnert aan de tranen van de slaven. De hierboven beschreven gerechten worden niet gegeten, in tegenstelling tot de matsa.

Op de sederschotel liggen drie matses, die symbool staan voor drie groepen joden: Cohen (priester), Levi en Israël. Volgens de traditie wordt zowel voor als na de maaltijd matsa gegeten, in combinatie met maror. De eigenlijke maaltijd gaat gepaard met het zingen van de Psalmen 113-118 (Hallel). Het dessert is een laatste stuk matsa (afikoman). De viering wordt afgerond met een aantal vrolijke tafelliederen. Met name de aanwezigheid van kinderen tijdens de seder is erg belangrijk. Dit is gebaseerd op de vier manieren waarop in de Bijbel door kinderen over Pesach gevraagd wordt (Deuteronomium 6,20; Exodus 12,26; 13,14 en 13,8). Op basis hiervan beelden de rabbijnen in de haggada vier karakters uit in de figuren van ‘zonen’: een wijze, een slechte, een eenvoudige en een die nog te jong is om vragen te stellen. In de huidige viering wordt aandacht besteed aan de deelname van kinderen door middel van bepaalde teksten, gebruiken en liedjes die de belangstelling van de aanwezige kinderen wekken en om ze te stimuleren vragen te stellen.

Gewoon eten wordt zo in de haggada symbolisch eten. Deze vaste componenten worden jaarlijks uitgebreid met liederen en verhalen, uitgegeven in nieuwe haggadot. Dit dient om het centrale idee van de haggada te onderstrepen dat ‘in elke generatie ieder zich moet voorstellen alsof hij zélf uit Egypte is gekomen’. De haggada kan daarmee worden beschouwd als een draaiboek van een levende ervaring, waarbij eenieder die deelneemt zich zowel persoonlijk als gezamenlijk aan het bewustzijn van slavernij en de ervaring van vrijheid verbindt: van het vertellen en zingen tot het vragen en antwoorden en tot het eten en drinken van de maaltijd.

Bernice Brijan is docent Bijbels Hebreeuws en PhD-student aan de School of Catholic Theology van Tilburg University.

Literatuur

  • Adele Berlin en Marc Zvi Brettler (red.), The Jewish Study Bible (Second Edition. Oxford: Oxford University Press, 2014).
  • Edward van Voolen, Joods leven: Thuis en in de synagoge (Almere: Parthenon, 2011).
  • Rosetta C. Musaph-Andriesse en Edward van Voolen, Haggada: Het Pesachverhaal (Baarn: Ten Have, 1993).
  • Simon Ph. de Vries, Joodse Riten en Symbolen (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1968).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken