Menu

Premium

Ergernis, aanstoot

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In onze multiculturele samenleving worden weinig zaken als aanstootgevend ervaren (‘moet kunnen’). Wel valt te denken aan discriminerende uitspraken of dat wat de vrijheid van het individu aantast. In een multiculturele samenleving is er over en weer aanstoot, bijvoorbeeld: seksuele vrijheden van Nederlanders vormen voor moslims een bron van ergernis; omgekeerd stoten Nederlanders zich aan het dragen van hoofddoekjes door moslimvrouwen en aan bepaalde uitspraken van imams. ‘Aanstoot’ wordt gebruikt als waardeoordeel over gedrag, maar velen willen afzien van een vaste richtlijn van normen en waarden en zien aanstoot nemen als kleingeestig en hoogmoedig, als: anderen ‘de maat wil nemen’ en ‘de wet voorschrijven’.

In kerkelijke kring lijkt ‘aanstootgevend’ vooral op gedrag, samenlevingsvorm en kleding te worden toegepast. Vrij algemeen leeft het besef anderen geen aanstoot te moeten geven. Erg duidelijk omschreven is dit echter niet. Ons begrip van aanstoot/ergernis is veel vager en emotioneler dan het bijbelse concept.

Woorden

Wat betreft het Oude Testament gaat het vooral om de woordenjaqasj/mokeesj (‘een valstrik zetten/valstrik’) en kasjal/miksjol (‘struikelen/struikelblok’). De Griekse woordgroep skandalon, skandalidzein speelt een grotere rol en heeft meer kracht en ernst dan de vertalingen veelal doen vermoeden. Waar de SV meestal ‘ergernis/geërgerd worden’ vertaalt, variëren moderne vertalingen per context.

De NBG-51 heeft meestal ‘tot zonde verleiden’ of ‘aanstoot nemen’, wat helderder is omdat het de emotionele component (ergernis als boosheid) uitzuivert en het resultaat benadrukt.

Betekenis in context

Oude Testament

We treffen in het Oude Testament de idee van ‘aanstoot’ of valstrik meermalen aan, zowel in letterlijke als figuurlijk-geestelijke zin (oorzaak van zonde, afval en ondergang). ‘Struikelen’, ‘aanstoot’ en de reden daartoe hangen samen met het beeld van het leven met God als weg en wandeling (zie Hos. 14:10). Meermalen blijkt uit het al of niet struikelen de goed- of afkeuring van God: ‘want de rechtvaardige valt zevenmaal, doch staat weer op, maar de goddelozen struikelen in de rampspoed’ (Spr. 24:16). Dit beeld wordt zelfs op God Zelf toegepast wanneer er sprake is van zijn straf voor Israëls ongehoorzaamheid: ‘Dan zal Hij tot een heiligdom zijn, en tot een steen, waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klap-net en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem’ (Jes. 8:14). Zie onder voor de profetische toepassing van deze tekst.

Nieuwe Testament

Aanstoot nemen aan Jezus

Jezus is (van Godswege) gesteld tot een val enopstanding (Luc. 2:34) en daarom roepen zijnpersoon en werk tegengestelde reacties op. Zij die niet tot geloof in Hem komen, ‘nemen aanstoot’ en moeten niets van Hem hebben. In Nazaret betwijfelt men de wijsheid en krachten van Jezus, omdat men Hem alleen als vroegere dorpsgenoot ziet en benadert binnen menselijke kaders (Mat.13:57 en Mar. 6:3). De passage stelt dit gelijk aan ongeloof. Jezus’ antwoord aan Johannes de Doper over de vraag of Hij de Messias is, eindigt met: ‘Zalig wie aan Mij geen aanstoot neemt’ (Mat. 11:6; Luc. 7:23). Gelukkig is hij of zij die eigen voorstellingen en verwachtingen over Jezus laat varen en Hem in geloof aanvaardt zoals Hij is. In het ‘zalig’ en ‘wee u’ klinkt steeds iets mee van het uiteindelijke heil of van verlorenheid. Zo doorslaggevend en verreikend is het geloof of de aanstoot.

De Farizeëen ‘vallen over’ de uitspraken van Jezus over hun reinheidsvoorschriften en verwerpen Jezus en zijn leer. Daarmee tonen ze niet tot Gods volk te horen (Mat. 15:10-20). Maar ook gelovigen kunnen tekortschieten in geloof.

In de nacht van Jezus’ arrestatie zullen alle discipelen letterlijk en figuurlijk afstand van Hem nemen, van zijn lijden en van de idee dat dit Gods raad zou zijn (Mat. 26:31-35 en parallellen). Terwijl Matteüs de Griekse woordstam het meest benut, zoekt Lucas regelmatig naar andere woorden en heeft hier: ‘uw geloof bezwijkt’ (Luc. 22:32), op andere plaatsen staat het parallel aan ‘Hem verloochenen’. De Meester ziet hun aanstoot-nemen als één van de slagen die de Herder van Godswege krijgt.

Ook Paulus onderkent dat Christus voor velen en vooral voor joden een aanstoot is. Het betreft vooral zijn lijden aan het kruis (1 Kor. 1:23). Ze ‘vallen over’ deze ‘dwaasheid van God’. Omdat voor hen een gehangene een door God vervloekte is, is het kruis voor hen een struikelblok en valstrik (Gal. 5:11). Paulus zet dit echter in profetisch en bijbels licht door in Romeinen 9:33 de gedeelten in Jesaja 28:16 en 8:14 te verbinden met het gebrek aan geloof van Israël (vergelijkbare ‘schriftuurlijke’ benadering van het raadsel van Israëls struikeling in Rom. 11: 9). Toch staat dit niet los van Gods handelen en van de belofte van behoud voor wie gelooft. Ook 1 Petrus 2:7 betrekt de aanstoot van de Jesajateksten op Christus. Ook belicht Petrus met Psalm 118:22 hoe de hoeksteen tot struikelblok wordt. Hij zoekt hiermee de gelovigen te bemoedigen en ongelovigen te waarschuwen.

Samenvattend: zich ergeren of aanstoot nemen, betreft: a. niet tot geloof komen, b. als gelovige tekortschieten in geloof.

Anderen ten val brengen

Satan wil de mensen van het geloof afhouden en zelfs gelovigen kunnen ongewild zijn instrument worden en anderen (ver)hinde-ren. Petrus is in zijn verzet tegen Christus’ lijden een ‘satan en sta-in-de-weg’ voor Jezus (Mat. 16:23), doordat hij op menselijke wijze over Jezus denkt en niet vanuit Gods plan. Zelfs Christus is aangevochten door pogingen om Hem te laten vallen en kent ook die gevaarlijke kant van ons mensenleven, maar zonder in zonde te vallen.

Jezus instrueert zijn leerlingen anderen niet tot aanstoot te zijn, en neemt het afhouden of ten val brengen zwaar op. Het gaat om niet minder dan het frustreren van het geloof en dus het behoud van ‘deze kleinen’. Het tot zonde verleiden brengt tot val en zelfs afval (Mat. 18:6-9; Mar. 9:42-47). De verzen worden bijeengehouden door het kernwoord ‘aanstoot’ of ‘verleiding tot zonde’. We zien het begin daarvan al in Matteüs 17:27, Jezus wil dat de discipelen vrijwillig de tempelbelasting betalen om voor de inners van deze belasting geen struikelblok op te werpen in hun aanvaarding van Jezus’ persoon en leer.

De ernst van de verleiding tot zonde of afval blijkt wel uit de zware bedreiging van de molensteen en het ‘wee die mens’ (Mat. 18:6,7).

Ook bij Paulus treffen we deze zorg aan voor de broeder en zuster. Evenals Jezus spoort hij aan om af te zien van eigen rechten (bijv. het eten van [offer]vlees) als dat anderen tot geloofsonzekerheid of zelfs tot afval brengt (Rom. 14 en 15; 1 Kor. 8-10). Dat zou niets minder dan ‘het afbreken van Gods werk’ betekenen (Rom. 14:20). Het kan zelfs leiden tot verderf (14:15) en verloren gaan (1 Kor. 8:11). Tegelijk maakt dit alles duidelijk dat we ons niet in elke kleinigheid aan onze minder vrije broeder of zuster hoeven aan te passen, maar wel in zaken die hem of haar in totale twijfel of zelfs geloofsafval kunnen storten. De conclusie van de apostel is: ‘Geeft noch aan de Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot’ (1 Kor. 10:32).

Dat wat ‘ergernis’ of afval veroorzaakt

Zowel personen als zaken kunnen tot zonde verleiden, tot afval brengen of van Christus afhouden. Jezus noemt deze verleidingen onvermijdelijk (Mat. 13:37-43), maar voorzegt dat de Zoon des mensen ze zal wegnemen (13:41). Vanwege de doorlopende zin ‘en hen die de ongerechtigheid bedrijven’ denken veel verklaarders meer aan personen dan aan zaken. In de gelijkenis van de zaaier ‘verdort’ het geloof van velen als een plant zonder wortel, door de verdrukkingen (Mat. 13:21; Mar.

4:17).

Gelovigen op aarde blijven dus kwetsbaar voor afval en verleiding. Deze komen zowel van buiten als van binnen. Als uw oog, voet of hand u tot zonde verleidt (Mat. 5:29, 30; 18:8, 9 en Mar. 9:43-48) gaat het om niets minder dan al of niet ‘ingaan in het (eeuwige) leven’. Op beeldende en radicale wijze maakt Jezus duidelijk dat het leven als kinderen van de hemelse Vader zijn prijs heeft. Het ‘amputeren’ van de beste lichaamsdelen kan nodig zijn. Beter is complete onthouding voor die lichaamsdelen die je tot zonde verleiden, dan met heel je lichaam verloren te gaan. Dit zet het ‘aanstoot geven’ in het licht van de eeuwigheid en geeft het een ultieme ernst. Offer en radicaliteit in het heden zal winst zijn aan het eind der tijden.

Kern

‘Aanstoot’ is het tegenovergestelde van geloof: ongeloof, geloofszwakte of afval. Aanstoot/ ergernis heeft meer te maken met het uiteindelijke behoud van mensen dan met ons besef van fatsoen en ethische oordelen. Het is dus goed mogelijk dat wat wij voor aanstootgevend houden, niet de kern is van wat de Bijbel als ergernis of aanstoot ziet. De afval en afkeer bleek zich voor een groot deel rond Jezus’ kruislijden te concentreren. Voor veel christenen is de ergernis van het kruis en Jezus als struikelblok moeilijk mee te voelen, omdat het voor hen allemaal zo gewoon of zelfs iets positiefs is geworden. In de tijd van Jezus en Paulus was een kruis iets vreselijks en schandelijks, nu is het symbool voor van alles geworden.

Het blijkt een verschrikkelijke mogelijkheid te zijn medegelovigen en niet-gelovigen tijdelijk of definitief te blokkeren op de weg van het geloof. De bijbelse definitie van ‘aanstoot’ is in dit geval veel scherper dan ons gebruikelijke hanteren van dit concept. Dit geeft tegelijk ernst en nuchterheid aan onze omgang in de gemeente.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: broeder, kruis, oordeel, zalig, zwak.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken