Menu

Basis

‘Je kunt ook overdrijven’

Mannelijkheid, vegetarisme, homoseksualiteit en religie

Dit artikel focust op de manieren waarop vegetariërs, homo’s en gelovigen in de Nederlandse (en breder westerse) context afwijken van hegemonische mannelijkheid. Besproken wordt de rol van mannelijkheid in een zevental negatieve sociale typeringen van deze ‘afwijkende’ categorieën van mensen, met de bedoeling tevens perspectieven te openen op manieren waarop deze drie queer positionaliteiten elkaar zouden kunnen versterken.

‘Ben je zo geboren of is het omdat je van dieren houdt?’ Die vraag stelde een jongen van zes aan zijn oom toen deze vertelde dat hij vegetariër was.[1] Eerder had de jongen vermoedelijk geleerd waarom zijn oom niet met een vrouw maar met een man getrouwd was. Met zijn vraag leek de jongen die twee zaken met elkaar te verbinden. De uitdrukking ‘zo geboren zijn’ wordt namelijk vaak gebruikt om te benadrukken dat iemand die ‘houdt van’ mensen van hetzelfde geslacht daar niet voor heeft gekozen maar deze gevoelens als ‘aangeboren’ beschouwt. Het vegetarisme van zijn oom lijkt in de beleving dan deze jongen van dezelfde orde als diens homoseksuele oriëntatie.

In dit artikel analyseer ik de discursieve en conceptuele relatie tussen homo’s en vegetariërs. Hieraan voeg ik nog een derde ‘afwijkende’ categorie mensen toe: gelovigen. Hoe wijken hun manieren van doen af van die van de meerderheid, niet alleen in hun zelfpresentatie maar vooral in de manier waarop ze door deze meerderheid gepercipieerd en geëvalueerd worden?

Door middel van een intersectionele benadering wijs ik op de rol van mannelijkheid in evaluaties van vegetarisme, homoseksualiteit en religie. Ik laat zien dat (bepaalde) vegetariërs, homo’s en gelovigen—en met name de mannen onder hen—een queer positionaliteit hebben. Queer is niet iets dat zij als het ware ‘van nature zijn’, maar een al dan niet intentionele performance, een positionaliteit in verhouding tot een hegemonische sociaal-culturele normativiteit (Halperin 1995, 62). Hoewel queer theorie daarbij aanvankelijk vooral aan heteroseksuele normativiteit dacht, gaat het tegelijkertijd ook normen over gender en etniciteit (intersectionaliteit). Dit artikel focust op de manieren waarop vegetariërs, homo’s en gelovigen in de Nederlandse (en breder westerse) context afwijken van hegemonische mannelijkheid.

Dit artikel is verkennend van karakter en heeft een inductieve structuur. In de eerste paragraaf onderscheid ik een zevental negatieve sociale typeringen van vegetariërs, homo’s en gelovigen, waarbij ik mij primair baseer op ervaringen en observaties van mijzelf en van mensen in mijn omgeving. In de daaropvolgende paragrafen onderbouw en verdiep ik deze analyses aan de hand van academische literatuur (met name empirische studies).

Ik hoop dat dit artikel bijdraagt aan bewustwording van de deels vergelijkbare sociale dynamieken rond vegetarisme, homoseksualiteit en religie, en van achterliggende aspecten van de dominante Nederlandse en westerse cultuur. Daarmee hoop ik tevens perspectieven te open op manieren waarop deze drie queer positionaliteiten elkaar zouden kunnen versterken.

Zeven negatieve sociale typeringen

Er zijn diverse manieren waarop sommige mensen c.q. carnivoren reageren op vegetariërs.[2] Een aantal daarvan tonen echter opvallende overeenkomsten met de manieren waarop sommige mensen c.q. hetero’s reageren op homo’s[3] én met de manieren waarop sommige mensen c.q. seculiere ongelovigen reageren op bepaalde gelovigen. Ik bespreek hier een zevental negatieve sociale typeringen die we in interacties tussen deze groepen kunnen tegenkomen in uiteenlopende situaties: gesprekken tussen collega’s op het werk of tussen medegelovigen in de kerk, gesprekken tussen onbekenden op verjaardagen of in cafés, of debatten en interviews in de media.

Typering I: Het verwijt van tegennatuurlijkheid

Dit verwijt wordt soms expliciet maar vaak ook impliciet gemaakt. Carnivoren beweren dat mensen van nature vleeseters zijn en dat vegetarisme dus ongezond is. Hetero’s beweren dat mannen en vrouwen complementair zijn en dat heteroseksuele voortplanting noodzakelijk is, waarbij ze zich baseren op een scheppingsorde en/of evolutionaire mechanismen. Seculieren beweren dat mensen van nature geen religie hebben maar dat religie in de loop van de geschiedenis door mensen ‘bedacht’ is als hulpof machtsmiddel.[4]

Naast het gebruik van categorische argumenten kan men ook op een meer individuele c.q. psychologische manier reageren. Als men ervan overtuigd is dat mensen van nature heteroseksueel zijn, kan men expliciet benadrukken dat homoseksualiteit een keuze is of de suggestieve vraag stellen: ‘Weet je zeker dat je homo bent?’ Zo ook waar het religie betreft: ‘Hoe weet je zeker dat jouw religie de ware is?’ Ten aanzien van vegetariërs ligt dit iets complexer, omdat de meeste vegetariërs—in het Westen althans—vegetariër geworden zijn. Dat ontkennen zij dan ook niet. Wel kunnen carnivoren in hun reacties focussen op de individuele c.q. psychologische aspecten van die keuze. Daarnaast laten ze een belangrijk punt onbenoemd, namelijk dat hun eigen carnivorisme eveneens een keuze is. In plaats van de feitelijke gegevenheid van iemands homoseksualiteit, geloof of vegetarisme te accepteren, gaat men op zoek naar de mogelijkheid dat diegene dat eigenlijk niet is of hoeft te zijn.

Typering II: Het projecteren van het eigen ongemak

Een vegetariër kan van een carnivore vriend, familielid of kennis vragen krijgen als: ‘Vind je het nou niet lastig?’ Of: ‘Word je er soms niet moe van?’ Of: ‘Waarom maak je het jezelf zo moeilijk?’ Deze empathie kan echter schijn zijn. De carnivoor vindt bijvoorbeeld dat de vegetariër zelf moeilijk doet en diens (carnivore) omgeving vermoeit en tot last is. Op eenzelfde manier kunnen sommige hetero’s reageren op homo’s die op sociale media berichten delen over discriminatie en het belang van gelijke rechten of die zich op andere manieren inzetten voor de verbetering van de positie van LHBT-personen: ‘Word je er niet moe van om er altijd zo mee bezig te zijn?’ Ook gelovigen kunnen zulk soort vragen krijgen van ongelovigen in hun omgeving. Het kan een serieuze zorg zijn om het welzijn van de ander, maar de toon en de context kunnen soms het vermoeden wekken dat men eigenlijk bedoelt te zeggen: ‘Ik word er moe van dat jij er altijd zo mee bezig bent.’

Typering III: Het verwijt van overdrijving

Dit type raakt aan het vorige, maar hier is het verwijt explicieter. ‘Ik heb niets tegen vegetariërs, maar sommigen schieten wel erg door.’ ‘Ik heb niets tegen homo’s, maar je kunt ook overdrijven.’ En: ‘Ik heb niets tegen gelovigen, maar sommigen gaan wel erg ver.’ Vegetariërs ‘schieten door’ in de perceptie van de carnivoor als ze ‘hun visie aan anderen opleggen’, als het voor hen een ‘levensstijl’ of zelfs een ‘religie’ is, als ze veganist (geworden) zijn. Homo’s ‘overdrijven’ volgens hetero’s als ze ‘ermee te koop lopen’, als ze ‘naakt op een boot staan te dansen’, als ze ‘altijd maar met seks bezig zijn’, als ze niet ‘normaal’ doen, als hun homoseksualiteit een ‘levensstijl’ of zelfs een ‘religie’ is. Gelovigen ‘gaan wel erg ver’ als ze hun geloof niet ‘voor zichzelf houden’, als ze ‘hun visie aan anderen opleggen’, als ze iedere zondag naar de kerk gaan, als ze religieuze kleding dragen. Vaak is het verwijt niet expliciet gericht tegen de vegetarische, homoseksuele of gelovige gesprekspartner, maar tegen ‘de groep’ waartoe die blijkbaar behoort: men laat doorschemeren dat men de gesprekspartner beschouwt als een positieve uitzondering op die groep (‘Jij bent gelukkig niet zo extreem’), maar roept de gesprekspartner wel impliciet ter verantwoording voor het gedrag van ‘de groep’ waartoe deze blijkbaar gerekend wordt.

Typering IV: Het verwijt van inconsistentie

Eerst schetst men een monolithisch en karikaturaal beeld van ‘de vegetariër’, ‘de homo’ of ‘de gelovige’ en vervolgens probeert men die groep op inconsistenties te betrappen. ‘Weet je dat ze in Brazilië regenwouden kappen voor de bouw van sojabonen?’ (cf. Good 2015). De implicatie is dat de meeste sojabonen door vegetariërs gegeten worden en dat hun gedrag dus juist slecht is voor het milieu.[5] Mensen die—al dan niet op religieuze gronden—homoseksuele relaties afwijzen of als minderwaardig beschouwen, verwijten homo’s dat ze zelf (ook) intolerant zijn, namelijk tegenover mensen met een andere mening (over homoseksualiteit). Sommige seculiere mensen reduceren religie tot een bepaald (vaak de facto liberaalprotestants) idee van ‘je naaste liefhebben’ en vervolgens verwijten zij gelovigen dat die daar in de praktijk weinig van terechtbrengen, bijvoorbeeld wanneer het hun (vermeende) houding jegens homo’s betreft (cf. Derks 2019, 105). Vegetariërs, homo’s en gelovigen kan cognitieve inconsistentie (irrationaliteit) verweten worden, maar vaker wordt hen morele inconsistentie (hypocrisie) verweten. Telkens keert men de visie of moraal van de ander tegen die ander, terwijl de eigen visie of moraal onbesproken c.q. onbetwist blijft.

Typering V: Het verwijt van ‘politieke correctheid’

Hier is nog sterker dan in Typeringen I en IV sprake van de ontkenning van de authenticiteit van de keuze of levensstijl van de ander. Zowel bepaalde vormen van LHBT-activisme of -beleid (bijvoorbeeld het creëren van gender-neutrale toiletten) als bepaalde vormen van vegetarisch/ veganistisch activisme of beleid (bijvoorbeeld het aanbieden van een volledig vegetarische borrel of buffet) worden door bepaalde mensen als ‘politiek correct’ bestempeld. Dit verwijt klinkt met name aan de rechterzijde van het politieke spectrum, waarbij men de bekritiseerde organisatie of groep nogal eens bestempelt als ‘linkse kerk’. Daarin moet ‘kerk’ worden opgevat als een metafoor voor een machtsinstituut dat mensen een bepaalde moraal oplegt, terwijl ‘links’ daarin een (dis)kwalificatie is die voor de kerk in letterlijke zin per definitie niet zou gelden.

Typering VI: Het verwijt van ‘de gedachtepolitie’

Een veelgehoorde uitroep die hieronder valt is: ‘Je mag tegenwoordig ook niets meer!’[6] Soms worden verschillende voorbeelden van wat ‘we’ dan niet meer mogen in één adem genoemd, zoals ‘gewoon’ vlees eten, hetero zijn of kritiek leveren op religie (met name de islam).[7] In de drie voorbeelden die ik hier noem zijn de ‘we’ die zich aangevallen of de mond gesnoerd voelen respectievelijk carnivoren, heteroseksuelen en religiecritici c.q. islamcritici van seculiere of (cultuur)christelijke snit.[8]

Typering VII: Het verstevigen van de eigen identiteit

In grotere gezelschappen hebben sommige carnivoren, hetero’s of ongelovigen, wanneer zij het gedeeltelijk op willen nemen voor de ander, de behoefte zichzelf tegelijkertijd van die ander te distantiëren: ‘Ik ben zelf gewoon hetero, maar ik vind dat iedereen moet kunnen trouwen met wie hij wil.’ ‘Ik ben zelf geen vegetariër, maar ik vind dat we best wel wat minder vlees kunnen eten.’ ‘Ik ben zelf niet gelovig, maar ik denk dat mensen wel steun uit hun geloof kunnen halen.’ Met deze disclaimer wil men voorkomen dat men zelf ‘verdacht’ wordt. Maar je kunt ook op meer passief-agressieve manieren de eigen identiteit verstevigen, door—als man—te benadrukken dat jijzelf ‘toch gewoon voor de biefstuk gaat’, ‘toch echt een borstenman bent’ en ‘helemaal niets met religie hebt’.

Carnisme, heteroseksisme en secularisme als ideologieën

In het voorafgaande heb ik overeenkomsten laten zien in de manieren waarop vegetariërs, homo’s en gelovigen ervaren en beoordeeld worden door groepen die—getalsmatig, maar vooral moreel—een meerderheid vormen: carnivoren, heteroseksuelen en niet-gelovigen, die zich vaak ‘natuurlijk’ wanen in hun liefde voor vlees, hun liefde voor het andere geslacht en hun religieloze leven. De mensen die af (b)lijken te wijken kunnen dat op een manier doen die de morele meerderheid acceptabel vindt wanneer ze—salonfähig gemaakt of geworden—de positie van deze meerderheid niet te veel bedreigen. Naast de vegetariërs (of in ieder geval de flexitariërs[9] ) gaat het hier om homo’s omdat of voor zover zij ‘net als wij ook gewoon willen trouwen #liefdeisliefde’ en ‘aan wie je het verder helemaal niet ziet’. De gelovige waarmee nog te leven valt is de witte, liberaal-protestantse gelovige: zo tolerant, doet nergens moeilijk over, houdt zijn geloof netjes voor zich, draagt geen religieuze kleding—‘je zou het haast niet zeggen’ (dat hij gelovig is). Kortom, zij die kunnen ‘doorgaan voor’ omnivoor, hetero en niet-gelovig.[10]

Maar volgens het oordeel van de morele meerderheid zijn er ook mensen die ‘doorschieten’, ‘overdrijven’, ‘te extreem’ zijn (zie Typering III). Allereerst veganisten, die zelfs geen kaas eten of melk drinken (dierlijke producten die overigens sterk verbonden zijn met het Nederlandse culturele zelfbeeld). Dan nichten, die zo ‘verwijfd’ zijn dat het niet grappig meer is, of flikkers, die zo nodig promiscue, kinky en naakt moeten doen—in de eigen woorden van deze queers: not gay as in happy but queer as in fuck you. Ten slotte bevinden zich onder Nederlandse gelovigen diverse groepen die te veel afwijken, zoals ‘streng gereformeerden’, moslims en katholieken. Hoewel deze drie religieuze groepen onderling verschillen wat betreft hun sociale positie, lijken ze in de seculiere perceptie nogal eens te worden beschouwd als seksueel repressief (zowel naar zichzelf als naar anderen) én seksueel afwijkend. Veganisten, nichten/flikkers en refo’s/moslims/ katholieken botsen met drie verschillende, onderling samenhangende ideologieën, namelijk carnisme (Joy 2010; cf. Adams 1990), heteronormativiteit (Warner 1991) en secularisme (zie bijv. Asad 2003; Jakobsen en Pellegrini 2008a). De samenhang tussen deze systemen wil ik laten zien door achtereenvolgens de rol van moraliteit en mannelijkheid te bespreken.

De (im)moraliteit van vegetarisme, homoseksualiteit en religie

In de evaluatie van vegetarisme, homoseksualiteit en religie speelt moraliteit een belangrijke rol, maar wel telkens op een iets andere manier.[11] Veel carnivoren die direct of indirect worden geconfronteerd met de morele keuze van vegetariërs worden zich ervan bewust dat ook zij een morele keuze maken als zij blijven vasthouden aan een carnivoor dieet. Sterker nog, omdat de meeste mensen vinden of aanvoelen dat het (laten) doden van dieren niet te allen tijde moreel legitiem is, dringt de noodzaak tot een morele verantwoording zich op. De cognitieve dissonantie die dit oproept kan worden ‘opgelost’ door het leed van dieren te ontkennen, te abstraheren of te bagatelliseren (Loughnan, Haslam en Bastian 2010, 156). Maar in plaats van zulke defensieve reacties kan men ook agressief reageren door vegetariërs ‘politieke correctheid’ te verwijten (zie Typering V) of hen als Gutmenschen te bestempelen (zie onder).

Sommige seculiere ongelovigen lijken zich te storen aan het in hun ogen hypocriete gedrag van sommige gelovigen (zie Typering IV). De binnen religies ontwaarde moraliteit wordt echter óf als verbiedend, onderdrukkend en dus verwerpelijk beschouwd óf als tolerant, bevrijdend en dus in overeenstemming met de dominante seculiere moraal, maar zelden als moreel superieur.[12]

Zolang homo’s zich ‘normaal’ gedragen, kunnen hetero’s hen accepteren op grond van de vermeend amorele (en apolitieke) visie dat homoseksualiteit ‘aangeboren’ is. Maar de nichten en flikkers die zich niet ‘normaal’ gedragen, gedragen zich volgens de morele meerderheid immoreel (zie Typering I).

Mannelijkheid in carnivorisme, heteroseksualiteit en secularisme

In al deze morele evaluaties van vegetarisme, homoseksualiteit en religie is mannelijkheid een drijvende factor. Mannen eten verhoudingsgewijs meer en vaker vlees, het percentage vegetariërs onder mannen is lager dan onder vrouwen en mannen zijn minder bereid hun vleesconsumptie te minderen (zie Rosenfeld 2018, 130, en de vele daar besproken studies; voor de Nederlandse situatie zie o.a. Krijger 2019; Spreksel 2020).[13] Ook zijn er in Nederland meer mannen dan vrouwen die aangeven zich grotendeels of volledig tot mensen van het andere geslacht aangetrokken te voelen (Kuyper 2017, 42-48). Ten slotte zijn er substantieel meer mannen dan vrouwen die niet religieus zijn (Pew Research Center 2018, 38).[14]

Carnivore mannen verschillen van carnivore vrouwen in hoe zij hun eetpatroon verantwoorden:

‘Whereas men tend to justify eating meat directly, such as by endorsing pro-meat attitudes and denying animal suffering, women are more inclined to justify eating meat indirectly, dissociating meat from its animal origins and refraining from thinking about farm animals’ experiences. The use of such direct justification strategies among men may serve to maintain feelings of masculinity.’ (Rosenfeld 2018, 131; cf. Rothgerber 2013)

Vlees eten is een ‘mannelijke’ activiteit. Voor het eten van vlees heb je meer dan anders je tanden nodig en vanuit een psychoanalytisch perspectief kunnen tanden worden beschouwd als symbool voor geweld en destructie, wat moderne westerse mensen vooral met mannelijkheid associëren. Vlees van een bot kluiven is toch net even wat mannelijker dan het likken aan een softijsje. Het zich onthouden van vlees daarentegen is een vorm van ascese—in diverse religieuze kringen is het zelfs een specifieke vorm van vasten (bijv. in de veertigdagentijd). Zowel deze vorm van lichamelijke zelfdiscipline als bepaalde motieven en effecten ervan, zoals empathie voor dieren en zorgzaamheid voor de schepping c.q. het klimaat, zijn in hoge mate gegenderd: ze passen niet bij het huidige dominante westerse mannelijkheidsideaal.[15]

Carnivoren—met name mannen—hebben ook meer vooroordelen jegens mannelijke vegetariërs dan jegens vrouwelijke vegetariërs (Rosenfeld 2018, 131)[16] Op een vergelijkbare manier hebben heteroseksuele mannen meer problemen met mannelijke homoseksualiteit dan met lesbische seksualiteit (bijv. Keuzenkamp 2010, 41). In het algemeen kan worden gesteld dat bepaalde vormen van secularisme de samenhangende opposities van publiek/privé en mannelijk/vrouwelijk bevestigen wanneer ze religie in de (impliciet als ‘vrouwelijk’ gekwalificeerde) privésfeer terugdringen (cf. Scott 2013). De rol van gender in seculiere evaluaties van religie in Nederland is echter te complex om hier adequaat te kunnen bespreken, onder meer omdat Nederland een protestants secularisme kent dat zich op verschillende manieren verhoudt tot protestants fundamentalisme, katholicisme en islam (Derks 2019, 105-7; cf. Jakobsen en Pellegrini 2008b)[17] Een nader te onderzoeken hypothese is dat bijvoorbeeld het katholicisme in het protestantse en/of seculiere Nederland als een te emotionele, softe, lichamelijke en vrouwelijke vorm van religie beschouwd wordt.

Vegetariërs worden als deugdzamer en minder masculien beschouwd, zowel door vegetariërs zelf als door omnivoren (Ruby en Heine 2011, 450). Die deugdzaamheid roept bij sommige mannen weerstand op, zoals in de hierboven genoemde diskwalificatie van vegetariërs als Gutmenschen. Dat zou erop kunnen wijzen dat zij deugdzaamheid als zwak en vrouwelijk beschouwen, wat in dat geval een goed voorbeeld is van de culturele bepaaldheid van opvattingen over mannelijkheid, aangezien deugdzaamheid juist een essentieel onderdeel was van het klassieke mannelijkheidsideaal.

Aanhangers van een rechtse autoritaire ideologie hebben minder problemen met het uitbuiten van dieren en het eten van vlees18 Ze ervaren een diervriendelijke ideologie als een bedreiging van de dominante ‘carnistische ideologie’ en ze geloven dat mensen superieur zijn ten opzichte van dieren. Ze eten vlees niet alleen omdat ze het lekker vinden, maar ook omdat dit gedrag past bij hun overtuigingen (Dhont en Hodson 2014). Vanwege de associaties met mannelijkheid en kracht is vlees een symbool van het patriarchaat. Westerse hegemonische constructies van mannelijkheid hangen niet alleen samen met ongezond gedrag jegens zichzelf, maar ook met ongezond gedrag jegens andere mensen, dieren en het milieu (Rothgerber 2013, 371; cf. Adams 1990). In lijn hiermee kan deze ideologie ook heteronormatieve en secularistische vormen aannemen.

Epiloog

In dit artikel heb ik laten zien hoe vegetarisme, homoseksualiteit en religie op gespannen voet (kunnen) staan met een dominant mannelijkheidsideaal. Het is dan ook niet vreemd dat er allerlei vegetariërs, homo’s en gelovigen zijn die zich nadrukkelijk van elkaar distantiëren: vegetariërs die zich rabiaat tegen iedere vorm van religie keren (zoals de Utrechtse milieufilosoof Floris van den Berg), homomannen die in het gezelschap van heteroseksuele seksegenoten graag vlees eten (en bier drinken) of conservatieve rooms-katholieken die zich tegen homoseksualiteit keren (lees bijv. Sodoma van Frédéric Martel, 2019). Zij lijken hun onmannelijke positie te compenseren of te camoufleren door zich op andere vlakken (hyper)masculien op te stellen.

Ik hoop echter dat vegetariërs, homo’s en gelovigen—en alle andere mensen van goede wil—inzien dat hun ervaringen op allerlei punten overeenkomen en dat zij te maken hebben met vergelijkbare uitsluitingsmechanismen. Dat kan ertoe leiden dat vegetariërs, homo’s en gelovigen meer begrip voor elkaar krijgen, dat carnivore, heteroseksuele en seculiere identiteiten—en de carnistische, heteronormatieve en secularistische ideologieën die zij vertolken—gedeconstrueerd worden en dat er nieuwe queer karakters kunnen ontstaan (cf. Long 2011; Simonsen 2012; Derks 2018).

Marco (dr. M.) Derks is een katholiek en queer theoloog, en werkzaam als secretaris van de Nederlandse Onderzoeksschool voor Theologie en Religie (NOSTER).

Noten

[1] Deze anekdote is door een bekende van mij gedeeld op Facebook en deel ik hier met diens toestemming.
[2] Hoewel ze ook ‘omnivoren (alleseters)’ genoemd zouden kunnen worden, spreek ik over ‘carnivoren (vleeseters)’ om daarmee de nadruk te leggen op wat hen onderscheidt van vegetariërs (die geen vlees eten) of van veganisten (die geen vlees of dierlijke producten eten). De complicaties rond de definities van vegetarisme en veganisme laat ik hier rusten.
[3] Ik zie deze reacties vooral waar het ‘homo’s’ c.q. homoseksuele mannen betreft, ook al kunnen bijvoorbeeld lesbische, biseksuele en transgender personen met deels vergelijkbare reacties te maken krijgen.
[4] Deels overlapt dit met de vier argumenten die carnivoren volgens Piazza e.a. (2015) gebruiken om hun vleesconsumptie te verantwoorden: necessary, natural, normal en nice. Wat vegetariërs, homo’s en gelovigen doen is dan respectievelijk overbodig of schadelijk, tegennatuurlijk, abnormaal en onprettig of onderdrukkend.
[5] Slechts een klein deel van de sojabonen wordt direct door mensen gegeten; het grootste deel wordt verwerkt in veevoer (zie Good 2015 en de daar aangehaalde studies).
[6] Dit was ook de titel van een lezingenserie door Denken in de Driehoek in Utrecht in het voorjaar van 2020 die ik mede georganiseerd heb (en die vanwege de coronamaatregelen voortijdig beëindigd is).
[7] Andere voorbeelden van dingen die niet meer zouden mogen (maar die minder relevant zijn voor dit artikel) zijn foute grappen maken, het Sinterklaasfeest vieren mét Zwarte Piet of trots zijn op de Nederlandse cultuur.
[8] Er zijn daarnaast ook gelovigen—met name orthodoxe protestanten—die juist (of ook) benadrukken dat je tegenwoordig niet meer voor je geloof mag uitkomen. Zowel deze gelovigen als genoemde islamcritici lijken zich vaak te richten tegen seculiere progressieven.
[9] Flexitariërs zijn inmiddels behoorlijk mainstream geworden, vegetariërs zijn onderweg (Westerlaken 2016). Volgens de Nederlandse Vereniging voor Veganisme zijn 700.000 Nederlanders vegetariër (Spreksel 2020; cf. Rothgerber 2013) en is het aantal veganisten in Nederland afgelopen vijftien jaar gestegen van ca. 16.000 naar 100.000 (Westerlaken 2016; Spreksel 2020).
[10] Dit is vergelijkbaar met het fenomeen racial passing, wat betekent dat een gekleurd persoon ‘doorgaat voor’ c.q. geaccepteerd wordt als behorend tot de witte meerderheid.
[11] Andere factoren (zoals rationaliteit en gezondheid) laat ik hier buiten beschouwing.
[12] Dat laatste zou eventueel het geval kunnen zijn voor zover religie fungeert als vicarious religion (Davie 2007). Sommige religieuze groepen zelf pretenderen wellicht dat hun moraal superieur is ten opzichte van de seculiere moraal, maar dat uiten ze vooral intern; naar buiten toe proberen ze vooral de vrijheid van godsdienst te benadrukken.
[13] Hegemonische mannelijkheid wordt primair (maar niet uitsluitend) in stand gehouden door cisgender mannen. Cisgender mensen zijn zij die zich in hun gender-identiteit positief verhouden tot de bij hun geboorte aan hen toegekende sekse.
[14] Dit geldt voor West-Europa in het algemeen. Het onderzoek van Pew laat ook zien dat deze ‘nones’ (atheïsten, agnosten, geen specifieke religie) nergens zo’n grote groep vormen als in Nederland (48% van de bevolking).
[15] De zelfdiscipline die we onder mannen in de sportcultuur tegenkomen vormt hierop op het eerste gezicht een uitzondering, maar daar gaat het vaak om een bepaalde vorm van body enhancement die juist gericht is op de belichaming van het huidige dominante westerse mannelijkheidsideaal (gespierd, onaantastbaar).
[16] Recent onderzoek onder de Belgische bevolking laat zien dat ‘men who identify more strongly with new forms of masculinity consume less meat, have a weaker attachment to meat, have a greater tendency to reduce their meat intake, and have more positive attitudes towards vegetarians’ (De Backer e.a. 2020).
[17] Zie ook noot 8.
[18] Deze mensen scoren hoog op right-wing authoritarianism (RWA), wat staat voor onderwerping aan een erkende autoriteit en voor dominantie en agressie jegens mensen met een lagere status, en social dominance orientation (SDO), waarin een meer expliciete waardering voor hiërarchische overheersing tot uitdrukking komt (Allen e.a. 2000, 407-8).

Literatuur

Adams, C.J. (1990). The Sexual Politics of Meat: A Feminist-Vegetarian Critical Theory. London: Continuum.

Allen, M.W., M. Wilson, Sik Hung Ng, & M. Dunne (2000). Values and Beliefs of Vegetarians and Omnivores. The Journal of Social Psychology 140 (4): 405-22. https://doi.org/10.1080/00224540009600481.

Asad, T. (2003). Formations of the Secular: Christianity, Islam, Modernity. Cultural Memory in the Present. Stanford: Stanford University Press.

De Backer, Ch., S. Erreygers, Ch. De Cort, F. Vandermoere, A. Dhoest, J. Vrinten, & S. Van Bauwel (2020). Meat and Masculinities. Can Differences in Masculinity Predict Meat Consumption, Intentions to Reduce Meat and Attitudes towards Vegetarians? Appetite 147 (april): 104559. https://doi.org/10.1016/j.appet.2019.104559.

Derks, M. (2018). Sexual and Religious Regimes of the Self in Dutch Discourses about Homosexuality: A Queer Theological Analysis. International Journal of Public Theology 12 (3-4): 349-72.

Derks, M. (2019). Constructions of Homosexuality and Christian Religion in Contemporary Public Discourse in the Netherlands. Quaestiones Infinitae 123. Utrecht: Utrecht University.

Dhont, K., & G. Hodson (2014). Why Do Right-Wing Adherents Engage in More Animal Exploitation and Meat Consumption? Personality and Individual Differences 64 (juli): 12-17. https://doi.org/10.1016/j.paid.2014.02.002.

Good, K. (2015). Explain Like I’m 5: Why Tofu Consumption Is Not Responsible for Soy-Related Deforestation. One Green Planet (blog). 22 januari 2015. https://www.onegreenplanet.org/environment/why-tofu-consumption-is-not-responsible-for-soy-related-deforestation.

Halperin, D.M. (1995). Saint Foucault: Towards a Gay Hagiography. New York: Oxford University Press.

Jakobsen, J.R., & A. Pellegrini (red.) (2008a). Secularisms. Social Text Books. Durham/London: Duke University Press.

Jakobsen, J.R., & A. Pellegrini (red.) 2008b. Times Like These. In: Secularisms, onder redactie van J.R. Jakobsen & A. Pellegrini, 1-35. Social Text Books. Durham/London: Duke University Press.

Joy, M. (2010). Why We Love Dogs, Eat Pigs, and Wear Cows: An Introduction to Carnism. San Francisco: Conari Press.

Keuzenkamp, S. (2010). De houding van Nederlanders tegenover homoseksualiteit. In: Steeds gewoner, nooit gewoon: acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, onder redactie van Saskia Keuzenkamp, 33-53. SCP-publicatie 2010/15. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Krijger, A. (2019). In Amsterdam is vegan al bijna mainstream geworden. NRC, 15 juni 2019.

Kuyper, L. (2017). LHBT-monitor 2016: opvattingen over en ervaringen van lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender personen. 2de dr. SCP-publicatie 2016-8. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. https://www.scp.nl/binaries/scp/documenten/monitors/2016/05/12/lhbtmonitor-2016/LHBT-monitor+2016_WEB.pdf.

Long, R. (2011). Reclaiming the Heritage of Saints Serge and Bacchus: Towards a Quixotic Gay-Affirmative, Pro-Animal, Vegetarian Christianity. Theology & Sexuality 17 (1): 101-31. https://doi.org/10.1558/tse.v17i1.101.

Loughnan, S., N. Haslam, & B. Bastian (2010). The Role of Meat Consumption in the Denial of Moral Status and Mind to Meat Animals. Appetite 55 (1): 156-59. https://doi.org/10.1016/j.appet.2010.05.043.

Martel, F. (2019). Sodoma: het geheim van het Vaticaan. Vertaald door H. Gorthuis, A. van Kesteren, M. Blankestijn, N. Tabury. Amsterdam: Uitgeverij Balans.

Pew Research Center (2018). Being Christian in Western Europe. https://www.pewforum.org/wp-content/uploads/sites/7/2018/05/Being-Christian-in-Western-Europe-FOR-WEB1.pdf.

Piazza, J., M.B. Ruby, S. Loughnan, M. Luong, J. Kulik, H.M. Watkins, & M. Seigerman (2015). Rationalizing Meat Consumption. The 4Ns. Appetite 91 (augustus): 114-28. https://doi.org/10.1016/j.appet.2015.04.011.

Rosenfeld, D.L. (2018). The Psychology of Vegetarianism: Recent Advances and Future Directions. Appetite 131 (december): 125-38. https://doi.org/10.1016/j.appet.2018.09.011.

Rothgerber, H. (2013). Real Men Don’t Eat (Vegetable) Quiche: Masculinity and the Justification of Meat Consumption. Psychology of Men and Masculinity 14 (4): 363-75. https://doi.org/10.1037/a0030379.

Ruby, M.B., & Heine, S.J. (2011). Meat, Morals, and Masculinity. Appetite 56 (2): 447-50. https://doi.org/10.1016/j.appet.2011.01.018.

Scott, J.W. (2013). Secularism and Gender Equality. In: L.E. Cady en T. Fessenden (red.), Religion, the Secular, and the Politics of Sexual Difference, 25-45. Religion, Culture, and Public Life. New York: Columbia University Press.

Simonsen, R.R. (2012). A Queer Vegan Manifesto. Journal for Critical Animal Studies 10 (3): 51-81.

Spreksel, D. (2020). De man en zijn vlees. Trouw, 7 maart 2020, sec. Religie en Filosofie.

Warner, M. (1991). Introduction: Fear of a Queer Planet. Social Text, nr. 29: 3-17.

Westerlaken, N. (2016). Een waarheid als een koe. Volkskrant Magazine, 23 januari 2016.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken