Menu

Premium

Onderdrukking, vervolging, verdrukking

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Geloofstaal & cultuurtaal

In de geloofstaal hebben ‘onderdrukking/verdrukking’ en ‘vervolging’ een vertrouwde klank. Christenen kunnen weten wat hun te wachten staat. Jezus Zelf heeft zijn volgelingen verdrukking en vervolging voorzegd, met name voor de eindtijd. De kerkgeschiedenis laat zien dat onderdrukking en vervolging van christenen (en van joden) de eeuwen door een harde realiteit zijn geweest.

In de cultuurtaal heeft ‘onderdrukking’ of ‘verdrukking’ allereerst de zin van het (met geweld) onderwerpen, ondergeschikt of afhankelijk (soms in slavernij) houden van een volk of personen: ‘een tiran die het volk onderdrukt’. Figuurlijk spreekt men van ‘zijn gevoelens onderdrukken’. Daarnaast bezigt men ‘verdrukking’ voor allerlei leed en tegenspoed: ‘hij groeit tegen de verdrukking in’. Met de term ‘in de verdrukking (= in de knel) komen’ geeft men aan dat iemand achteruitgezet of veronachtzaamd wordt. Van ‘vervolging’ is sprake wanneer een leger door de vijand achtervolgd wordt, wanneer personen of groepen in hun vrijheid worden aangetast (de jodenvervolging in de Middeleeuwen en nazi-Duitsland) en – in juridische zin – wanneer iemand voor het gerecht wordt gebracht: men kan zich aan vervolging blootstellen/onttrekken. Deze betekenissen komen ook in de Bijbel voor.

Woorden

‘Onderdrukking’ en ‘vervolging’ zijn equivalenten van verschillende Hebreeuwse en Griekse woorden. Karakteristiek voor ‘onderdrukken’ of ‘onrechtvaardig behandelen’ is in het Oude Testament het werkwoord ‘asjaq, met de term ‘osjeq voor ‘verdrukking’ of ‘afpersing’; het Grieks vertaalt ‘asjaq afwisselend door (kata)dunasteuein of adikein. Verder vinden wij jana of hona, ‘onderdrukken’, ‘gewelddadig zijn’, ‘inna, ‘slecht behandelen’, ‘vernederen’, en lachats, ‘knellen’, ‘(ver)druk-ken’. De Septuagint heeft dan katadunasteu-ein, kakoun, ‘schaden’, tapeinoun, ‘vernederen’, en vooral thlibein (vrijwel steeds voor lachats). Het werkwoord thlibein is ook in het Nieuwe Testament het gewone woord voor ‘verdrukken’, evenals thlipsis voor ‘verdrukking’. De term ‘vervolgen’ is in het Oude Testament vrijwel overal vertaling van het Hebreeuwse radaf en heeft als Grieks equivalent (kata)-diookein (in het Nieuwe Testament (ek)dioo-kein), met dioogmos voor ‘vervolging’.

Betekenis in context

Oude Testament

Onderdrukking en verlossing van het volk (Israël)

De onderdrukking en de dwangarbeid in Egypte waren diep gegrift in Israëls volksgeheugen (Ex. 1:11-14). Cruciaal is Exodus 3:9: ‘het gejammer der Israëlieten is tot Mij doorgedrongen; ook heb Ik gezien, hoezeer de Egyptenaren hen verdrukken’. Hier is de toon gezet voor vele plaatsen die getuigen van Gods bewogenheid over de ellende van een onderdrukt en lijdend volk of mens. Juist aan zo’n volk betoont Hij zijn verkiezende liefde (Ez. 16). Hij hoort hun gejammer, ziet hun ellende en voert hen eruit naar het beloofde land (Ex. 3:7-9, 17; Deut. 26:6-9; Hand. 7:34). Op weg daarheen gedoogt Hij geen onderdrukking van zijn volk (Ps. 105:14). Het eten van het paaslam (Pascha) en het ‘brood der verdrukking’ hield de herinnering aan deze bevrijding levend (Deut. 16:3).

De tijd van de richters geeft een voortdurende herhaling te zien van Israëls ontrouw, Gods straf door vijandelijke onderdrukkers, Gods bewogenheid over het gekerm van zijn volk en zijn uitredding door een richter (bijv. Ri. 2:17-19; 4). Soms worden de jammerende Israëlieten herinnerd aan Gods verlossing uit Egypte (Ri. 6:8-10; 10:10-13). Dat was zowel bemoedigend als verwijtend bedoeld, zoals ook later, toen Israël een aardse koning verlangde (1 Sam. 10:18-29). In de tijd van de koningen zet het patroon van afgoderij, verdrukking (door Arameeërs en Assyriërs), roepen tot de Here en verlossing zich voort (2 Kon. 13:1-5; vgl. Ps. 106:39-46; Sef. 3:19). Na de verwoesting van Jeruzalem (586 v. Chr.) en in de verdrukking van de ballingschap (Ps. 74:8) klinkt opnieuw het zuchten van Gods volk: ‘Waarom vergeet Gij onze ellende en verdrukking?’ (Ps. 44:25; vgl. 74:21). Anders dan in Klaagliederen en Psalm 79 is hier weinig besef van eigen schuld, hoewel de thora Isra-ëls verdrukking duidelijk aankondigde als Gods oordeel op het niet luisteren naar zijn stem (Deut. 28:29, 33; vgl. Am. 6:14). Toch mag Deuterojesaja tegen het einde van de ballingschap namens de Here verkondigen: ‘Ik zal uw verdrukkers hun eigen vlees doen eten, (…) en al het levende zal weten dat Ik, de Here, uw Redder ben, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs’ (Jes. 49:26; vgl. Jer. 50:33). Voor de komende heilstijd wordt Natans belofte aan David over Israëls veilig wonen (2 Sam. 7:10) vernieuwd: ‘Aan al zijn verdrukkers zal Ik bezoeking doen’ (Jer. 30:20; vgl. Jes. 60:14).

Onderdrukking van personen

Met het verbod om vreemdelingen te onderdrukken worden de Israëlieten opnieuw herinnerd aan de verdrukking in Egypte: ‘want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte’ en daarom ‘kent gij de gemoedsgesteldheid van de vreemdeling’ (Ex. 22:21; 23:9; Lev. 19:33-34). Op het verbod om weduwen of wezen te onderdrukken volgt de waarschuwing dat God het luide geroep van de verdrukten zal horen en de verdrukkers met dedood zal straffen (Ex. 22:22-24). Zulke bepalingen voorkwamen niet dat verdrukking van kwetsbare personen in de tijd van de profeten aan de orde van de dag was (vgl. ook Pred. 4:1; 5:7). Een leidsman als Samuël, die ‘niemand verdrukt heeft’ (1 Sam. 12:3-4), was een uitzondering en het tegenbeeld van koning Jojakim, die in dit opzicht berucht was (Jer. 22:17). Toch verwachtte men van een goed koning dat hij ‘de armen redt, maar de verdrukker verbrijzelt’ (Ps. 72:4). Als voorbeeld gold de Here Zelf, die ‘alle verdrukten recht verschaft’ (Ps. 146:7; 103:6). Men wist: ‘Wie de behoeftige verdrukt, smaadt diens Maker'(Spr. 14:31).

Vervolging

‘Vervolging’ komt voor als het achtervolgen van een persoon, een groep of een leger: Saul achtervolgde David, omdat hij meende dat David kwaad tegen hem beraamde (1 Sam. 24:10, 15; 26:18), Farao achtervolgde met zijn strijdwagens de gevluchte Israëlieten (Ex. 14:4, 8), Barak vervolgde het leger van Sisera (Ri. 4:16), enzovoort. Vervolging behoort tot de zegeningen en vervloekingen die Israël zijn voorgehouden. Als Israël naar Gods geboden leeft, zal het zijn vijanden vervolgen en doden, zo niet, dan zal het door vijanden overheerst worden (Lev. 26:7, 17; vgl. Neh. 1:7-9). In Deu-teronomium (28:45; 30:7) zijn het Gods vervloekingen zelf die Israël dodelijk zullen ‘vervolgen’ dan wel op de vijanden worden gelegd. Vaak is ‘vervolgen’ nauwelijks te onderscheiden van ‘onderdrukken’. Zo is sprake van vervolging als aantasting van het persoonlijke leven in Psalm 143:3: ‘De vijand vervolgt mijn ziel’ (vgl. Ps. 109:16). In Job (19:22, 28) is vervolging bedoeld in gerechtelijke zin. Jobs vrienden kiezen Gods partij tegen de lijdende Job en zoeken voor hun beschuldigingen gronden om hem te vervolgen (vs. 22b betekent: ‘gij beschuldigt mij voortdurend’).

Nieuwe Testament

Verdrukking

Jezus heeft de zijnen aangekondigd: ‘In de wereld zult gij verdrukking hebben’ (Joh. 16:33). Met de dood van Stefanus begon de verdrukking van christenen door joden, die in Stefanus’ getuigenis lastering tegen de tempel en de wet hoorden (Hand 6:13). Vele christenen werden vervolgd en verstrooid (Hand. 11:19). Zelf in nood en druk (1 Tess. 3:7), soms dodelijk bedreigd, gaf Paulus hun de bemoediging ‘dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan’ (Hand. 14:22). Boeien en verdrukking lijdend (Hand. 20:23; 2 Kor.1:8) kon hij zelfs ‘roemen in de verdrukking’, omdat geen ‘verdrukking … of vervolging’ ons kan ‘scheiden van de liefde van Christus’ (Rom. 5:3; 8:35; vgl. 2 Kor. 12:9-10). Daarom kon hij oproepen geduldig te zijn in de verdrukking (Rom. 12:12). Die verdrukking is immers kortstondig in vergelijking met de eeuwige heerlijkheid (2 Kor. 4:17).

Kolossenzen 1:24 geeft vaak misverstand, omdat Paulus lijkt te spreken over zijn eigen lijden als aanvulling op de verdrukking van Christus, alsof daaraan iets zou ontbreken. Hij bedoelt echter de verdrukkingen die nog moeten komen vanwege de gemeenschap aan het lijden van Christus, dat er zal zijn voor Christus’ lichaam, de gemeente (vgl. Filp. 3:10). Met name de eindtijd zal gekenmerkt zijn door ‘grote nood over het land’ (Luc. 21:23) en ‘een grote verdrukking’ ten dode toe om zijns naams wil (Mat. 24:21, 9).

Vervolging

Terwijl ‘verdrukking’ in sommige contexten ‘vervolging’ impliceert (zie boven), spreekt het Nieuwe Testament elders expliciet van ‘vervolgen’. Jezus houdt zijn discipelen voor: ‘Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ooku vervolgen’ (Joh. 15:20; vgl. Luc. 21:12; 2 Tim. 3:12). De eerste christenvervolgingen werden gepleegd door joden als Paulus, die de vermeende bedreigers van de ‘voorvaderlijke overleveringen’ wilde uitroeien (Gal. 1:13-14). Op weg naar Damascus om mensen ‘van die weg’ (= christenen) gevangenen te nemen, werd hij door Jezus (‘die gij vervolgt’) tot inkeer gebracht, waardoor de vervolger een vervolgde (Gal. 5:11) en een volgeling van Jezus werd (Hand. 22:4-22; 26:9-18; 1 Kor. 15:89; Gal. 1:13-17, vgl. vs. 23). Buiten Israël werden christenen later ook vervolgd (2 Kor. 4:9) door hun eigen volksgenoten (1 Tess. 2:14-15), maar gesteund door Jezus’ zaligsprekingen over ‘de vervolgden om der gerechtigheid wil’ (Mat. 5:10-12) leerden zij zelfs hun vervolgers te zegenen en voor hen te bidden (Rom. 12:14; Mat. 5:44). De grote vervolging en verdrukking van de kerk in de eindtijd ziet Johannes in het visioen van de draak en de vrouw in Openbaring 12. De draak, de op de aarde geworpen duivel, vervolgt ten dode de vrouw, die een zoon, de Messias, heeft gebaard. De vrouw staat voor Israël, maar tegelijk voor Maria en met name voor het volk Gods van de eindtijd. Net als vroeger Israël wordt de kerk de woestijn in geleid en daar een beperkte tijd (3 1/2 jaar, vgl. Dan. 7:25) bewaard. De kerk als zodanig blijkt door het satanische geweld niet uit te roeien, al blijven de ‘overigen’, de individuele christenen, aan duivelse dreiging blootstaan (Op. 12:13-18).

Kern

Verdrukking en vervolging komen en kwamen overal voor: Balkanbewoners, Koerden, joden en moslimgroepen hebben het ervaren. Christenen hebben van meet af aan onderdrukking en vervolging geleden, eerst van de kant van streng wetsgetrouwe joden, en weldra ook door de Romeinen; in de vorige eeuw zijn christenen in communistische landen achter het IJzeren Gordijn vervolgd en dat gebeurt nu nog steeds in China en in sommige moslimlanden (Indonesië). Door Jezus zijn zij op verdrukking en vervolging voorbereid, in navolging van de Meester. Schrijnend is het, als christenen van verschillende stam (Rwanda) of denominatie (Noord-Ierland, maar ook West-Europa ten tijde van de Reformatie) elkaar onderling verdrukken of vervolgen. Uit de Schrift weten wij dat de verdrukkingen slechts het voorspel zijn op de komst in heerlijkheid van de Zoon des mensen en dat de laatste vervolgingen uitlopen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Verwijzing

Zie voor verwante en/of aanvullend te bestuderen woorden: armoede, geduld, heil, lijden, vloek, zegen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken